JEEP PATRIOT 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: PATRIOT, Model: JEEP PATRIOT 2020Pages: 294, PDF Size: 6.66 MB
Page 121 of 294

De optionele dwarsdragers moeten ook wor-
den vastgezet in een van de zeven montage-
posities op de langsdragers die met een pijl
zijn gemarkeerd, om te voorkomen dat ze ver-
schuiven. Om de dwarsdragers te verstellen,
draait u de duimschroeven op de bovenrand
van de dwarsdrager los (ongeveer acht sla-
gen) en schuift u de drager in de gewenste
stand. Zorg wel dat de dwarsdragers evenwij-
dig lopen aan het imperiaalframe. Als de dwar-
drager zich in een van de zeven montageposi-
ties bevindt, draait u de duimschroeven weer
aan om de dwarsdrager vast te zetten.
OPMERKING:
•U kunt het windgeruis bij onbelaste
dwarsdragers verminderen door de voor-
ste dwarsdrager in de voorste bevesti-
gingspositie en de achterste dwarsdrager
in de voorlaatste bevestigingspositie te
monteren.
•Als de achterste dwarsdrager (of een an-
der metalen voorwerp) wordt geplaatst
boven de antenne van de satellietradio
(indien aanwezig), kan dit storingen ver-
oorzaken in de satellietradio-ontvangst.
Bevestig voor een betere satellietradio-ontvangst de achterste dwarsdrager in de
tweede montagepositie vanaf de achter-
kant van de auto als geen dakbagage
wordt vervoerd.
•De handgrepen aan de achterzijde van de
wagen (indien aanwezig) mogen niet wor-
den gebruikt voor slepen.
LET OP!
•Om schade aan het dak van de auto te
voorkomen, mag u NOOIT bagage op uw
imperiaal vervoeren zonder dat dwarsdra-
gers zijn aangebracht. De bagage moet op
de dwarsdragers worden gezet en hieraan
worden bevestigd, niet rechtstreeks op het
dak zelf. Als u toch bagage op het dak moet
vervoeren, gebruik dan een deken tussen
de bagage en het autodak.
•Om schade aan de auto en het daktrans-
portsysteem te voorkomen mag de maxi-
male dakbelasting van 68 kg niet worden
overschreden. Verdeel zware lading altijd
zo gelijkmatig mogelijk en bind alles stevig
vast.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
•Lange objecten die voorbij de voorruit ste-
ken, zoals houten panelen of surfplanken,
moet u zowel aan de voorzijde als aan de
achterzijde van de auto vastmaken.
•
Rijd met gereduceerde snelheid en neem
bochten voorzichtig als u een grote of zware
lading op het dak hebt bevestigd. Windsto-
ten, die door passerend vrachtverkeer of op
natuurlijke wijze worden veroorzaakt, kunnen
plotselinge opwaartse krachten uitoefenen
op de lading. Dit geldt vooral bij grote en
platte objecten. Hierdoor kan schade aan de
lading of aan de auto worden toegebracht.
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met uw
auto gaat rijden. Onzorgvuldig vastgebonden
lading kan van de auto afvliegen, vooral bij
hoge snelheden, waardoor letsel en materiële
schade kan ontstaan. Volg de opmerkingen
voor daktransportsysteem op wanneer u la-
ding op het dak vervoert.
11 7
Page 122 of 294

11 8
Page 123 of 294

4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN
KENNEN
•INSTRUMENTENPANEEL..................... 122
•INSTRUMENTENGROEP — BENZINE.............. 123
•INSTRUMENTENPANEEL — DIESEL............... 124
•BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP............ 125
•KOMPAS EN MINIRITCOMPUTER (CMTC) — INDIEN
AANWEZIG.............................. 133
•Bedieningsknoppen...................... 133
•Kompas/temperatuur display................. 134
•ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC)
— INDIEN AANWEZIG....................... 136
•IndicatiesysteemMotorolie verversen— indien
aanwezig............................. 138
•Compass/Temperature/Audio
(Kompas/Temperatuur/Audio)................. 138
•Average Fuel Economy
(Gemiddeld brandstofverbruik)................ 139
11 9
Page 124 of 294

•Distance To Empty (Afstand tot lege tank) (DTE)..... 139
•Bandenspanningsmeter (TPM)................ 139
•Elapsed Time (Verstreken tijd)................ 139
•Persoonlijke instellingen
(door de klant te programmeren functies)......... 139
•GELUIDSSYSTEMEN........................ 143
•iPod/USB/MP3 REGELING — INDIEN AANWEZIG...... 143
•De iPodof het externe USB-apparaat aansluiten..... 144
•Gebruik van deze functie................... 144
•De iPodof het externe USB-apparaat bedienen met de
radioknoppen.......................... 144
•De Play-modus......................... 144
•De List-modus (Browse-modus)............... 146
•Bluetooth Streaming Audio (BTSA)............. 147
•NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG.......... 147
•STUURBEDIENING VOOR AUDIO................. 148
•Bediening van de radio.................... 148
•Cd-speler............................. 148
•ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES............. 149
•RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS......... 149
•KLIMAATREGELING........................ 149
120
Page 125 of 294

•Handbediend systeem voor verwarming en
airconditioning......................... 149
•Automatische temperatuurregeling (ATC) — indien
aanwezig............................. 152
•Aanwijzingen voor bediening................. 156
121
Page 126 of 294

INSTRUMENTENPANEEL
1 — Ventilatieopening 6 — Handschoenenvakje 11 - Schakelaar voor uitschakelen ESC – indien aanwezig
2 — Zijruitontwaseming 7 — Klimaatregeling 12 — Schakelaar stoelverwarming – indien aanwezig
3 — Instrumentenpaneel 8 — Aansluitcontact 13 — Schakelaar koplampstand
4 — Radio 9 — Schakelaar stoelverwarming – indien aanwezig
5 — Opbergvakje 10 — Knop voor alarmknipperlichten
122
Page 127 of 294

INSTRUMENTENGROEP — BENZINE
123
Page 128 of 294

INSTRUMENTENPANEEL — DIESEL
124
Page 129 of 294

BESCHRIJVING
INSTRUMENTENGROEP
1. Brandstofmeter / Locatie benzineklepje
Wanneer het contact in ON/RUN
is, toont de meter hoeveel brand-
stof er nog in de tank zit. Het
pictogram met de benzinepomp
geeft aan aan welke kant van de
auto zich het benzineklepje be-
vindt.
2. Controlelampje laadstroom
Dit lampje geeft informatie over het
functioneren van het laadsysteem. Het
lampje zal gaan branden wanneer het
contact de eerste keer in de stand ON/RUN
wordt gedraaid en kort blijven branden om het
lampje te controleren. Als het controlelampje
laadstroom aan blijft of aan gaat tijdens het
rijden, betekent dit dat er een probleem is met
het oplaadsysteem. Laat de auto dan ONMID-
DELLIJK CONTROLEREN. Raadpleeg een er-
kende dealer.
Wanneer met startkabels moet worden gestart,
raadpleeg danStarten met startkabelsonder
Wat doen in geval van nood.3. Waarschuwingslampje elektronische
gaspedaalregeling (ETC)
Dit lampje informeert u over een
probleem met de elektronische
gaspedaalregeling (ETC). Als er
een probleem wordt geconsta-
teerd, gaat het lampje aan terwijl
de motor draait. Draai de sleutel
van ON naar OFF wanneer de auto volledig
stilstaat en de keuzehendel in de stand NEU-
TRAL staat. Het lampje moet nu uitgaan. Als
het lampje aan blijft terwijl de motor draait, kunt
u meestal nog wel rijden. Laat wel zo snel
mogelijk door de dealer een controle verrich-
ten. Als het lampje gaat knipperen terwijl de
motor draait, moet onmiddellijk onderhoud wor-
den verricht. Mogelijk nemen de prestaties af,
draait de motor met verhoogd of onregelmatig
stationair toerental, of slaat de motor af. Het is
mogelijk dat de auto moet worden gesleept.
Het lampje zal gaan branden wanneer het
contact de eerste keer in de stand ON/RUN
wordt gedraaid en kort blijven branden om het
lampje te controleren. Als het lampje bij de start
niet gaat branden, moet u het systeem door
een erkende dealer laten controleren.4. Oliedruklampje
Dit indicatielampje duidt een te lage
oliedruk aan. Het lampje hoort even
kort te branden terwijl de motor wordt
gestart. Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet de auto dan veilig stil en zet de
motor zo snel mogelijk af. Er klinkt vier minuten
lang een geluidsignaal als dit lampje gaat
branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer het pro-
bleem is verholpen. Dit lampje geeft geen
indicatie over het motoroliepeil. Het oliepeil
moet u controleren in de motorruimte.
5. Controlelampje brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot onge-
veer 7,8 liter, gaat dit lampje aan en blijft
het aan tot er brandstof wordt bijgevuld.
6. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
125
Page 130 of 294

7. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit lampje licht bij wijze van test
gedurende vier tot acht seconden
op wanneer het contact de eerste
keer in de stand ON/RUN wordt
gedraaid. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, continu
blijft branden of pas gaat branden tijdens het
rijden, moet het systeem zo snel mogelijk door
een erkende dealer worden nagekeken. Raad-
pleegGordelsystemeninWat u moet weten
voordat u de auto startvoor meer informatie.
8. Controlelampje richtingaanwijzers
De pijltjes gaan samen met de knipper-
lichten knipperen als de richtingaanwijzer
is ingeschakeld.
Als u meer dan ongeveer 1,6 km rijdt met een
van beide richtingaanwijzers ingeschakeld,
hoort u een geluidssignaal om u erop te atten-
deren dat u de richtingaanwijzers uit moet
zetten. Wanneer een van de controlelampjes
snel gaat knipperen, controleer dan of de gloei-
lamp in de richtingaanwijzer misschien defect
is.9. Controlelampje grootlicht
Deze indicator geeft aan dat grootlicht
ingeschakeld is. Druk de hendel van
de richtingaanwijzers van het stuur af
om de koplampen van groot- of dimlicht te
schakelen.
10. Anti-blokkeersysteem (ABS) — indien
aanwezig
Dit lampje controleert het antiblok-
keersysteem (ABS). Het lampje
gaat branden wanneer u het con-
tact in de stand ON/RUN draait en
kan daarna nog vier seconden blij-
ven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft
of gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert
en dat onderhoud nodig is. Het gewone rem-
systeem zal echter normaal functioneren, zo-
lang het BRAKE- waarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het
remsysteem zo spoedig mogelijk laten contro-
leren om weer van de voordelen van ABS te
profiteren. Wanneer het ABS-lampje niet gaatbranden bij het inschakelen van het contact,
moet het lampje worden gecontroleerd bij een
erkende dealer.
11. Controlelampje autogordel
Wanneer het contact de eerste keer in
de stand ON/RUN wordt gedraaid, zal
dit lampje vier tot acht seconden bran-
den om de werking van de gloeilamp
te testen. Als tijdens deze test de autogordel
voor de bestuurdersstoel wordt losgegespt,
hoort u een geluidssignaal. Als na controle van
het gloeilampje of tijdens het rijden de autogor-
del van de bestuurder niet is vastgemaakt, gaat
het waarschuwingslampje ter herinnering aan
en klinkt er een geluidssignaal. Raadpleeg
GordelsystemeninWat u moet weten voordat
u de auto startvoor meer informatie.
12. Toerenteller
Op de schaalverdeling wordt voor elke versnel-
ling het toegestane motortoerental aangege-
ven in omwentelingen per minuut (omw/min x
1000). Neem gas terug voordat de rode zone
bereikt wordt, om motorschade te voorkomen.
126