gas type Lancia Delta 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2008, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2008Pages: 254, PDF Size: 4.58 MB
Page 106 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING105
1
Storingsmeldingen
Bij een eventuele storing gaat het lampje
áop het ins-
trumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op
het instelbare multifunctionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
WAARSCHUWING Het Hill Holder-systeem is geen hand-
rem; verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te
trekken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in
te schakelen.
Als eventueel met het noodreservewiel wordt
gereden, dan blijft het ESP ingeschakeld. Blijf
er echter rekening mee houden dat het
noodreservewiel kleiner is dan de normale band en
dat daarom de grip lager is dan bij de andere ban-
den van de auto.
Voor de juiste werking van het ESP 2- en ASR-sys-
teem is het noodzakelijk dat de banden van alle wie-
len van hetzelfde merk en type zijn. De banden moe-
ten in perfecte conditie zijn en de voorgeschreven af-
metingen hebben.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het weg-
rijden op een helling. Het systeem schakelt automatisch
in als:
❍op een stijgende helling: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt
rem- en koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of
als een andere versnelling dan de achteruit is inge-
schakeld;
❍op een dalende helling: de auto stilstaat op een weg met
een helling van meer dan 5%, motor ingeschakeld,
koppelingspedaal en rempedaal ingedrukt en achter-
uit ingeschakeld;
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
2 ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het nood-
zakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maxi-
maal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw rechter
voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggereden, schakelt het
systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk
verlaagd. Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid ho-
ren. Dit geluid betekent dat de auto ieder moment in be-
weging kan komen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 105
Page 121 of 254
120DASHBOARD EN BEDIENING
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❍driewegkatalysator (katalysator);
❍lambdasondes;
❍benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden,
met losgenomen bougiekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❍oxidatiekatalysator;
❍uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR).
❍roetfilter (DPF - waar voorzien).
Onder normale bedrijfsomstandigheden
wordt de katalysator zeer warm. Parkeer de
auto dus niet boven brandbaar materiaal
(gras, droge bladeren, dennennaalden enz.): brand-
gevaar.
ROETFILTER DPF (DIESEL PARTICULATE
FILTER) (waar voorzien)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een me-
chanisch filter in het uitlaatsysteem dat de roetdeeltjes in
het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt. Het filter vangt
bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige wettelijke nor-
men. Tijdens het normale gebruik van de auto registreert
de inspuitregeleenheid een aantal gegevens met betrek-
king tot het gebruik (gebruiksduur, type traject, bereikte
temperatuur enz.) en berekent hij de hoeveelheid verza-
meld roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het pe-
riodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure wordt
geregeld door de regeleenheid van de motor op basis van
de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de bedrijf-
somstandigheden van de auto. Tijdens de regeneratie kan
het volgende worden waargenomen: een beperkte toeren-
talverhoging, inschakeling van de elektroventilateur, een
beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een ho-
gere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen
en deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het ge-
drag van de auto. Als een bericht m.b.t. het roetfilter op
het display verschijnt, zie het hoofdstuk “Lampjes en be-
richten” in dit hoofdstuk.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 120
Page 165 of 254
164IN NOODGEVALLEN
Bij een gemonteerd reservewiel veranderen de
rijeigenschappen van de auto. Vermijd met vol
gas optrekken, bruusk remmen en hoge snel-
heden in de bochten. Het noodreservewiel heeft een
levensduur van ongeveer 3000 km. Na deze afstand
moet de band van het noodreservewiel vervangen
worden door een nieuwe band van hetzelfde type.
Monteer nooit een normale band op de velg van het
noodreservewiel. Laat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk repareren en monteren. Gebruik nooit twee
of meer noodreservewielen. Smeer voor montage de
schroefdraad van de wielbouten niet met vet: de bou-
ten zouden kunnen loslopen.De krik dient uitsluitend voor het verwisse-
len van een wiel van de auto waarbij de krik
geleverd is of voor auto’s van hetzelfde mo-
del. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van an-
dere auto’s. Gebruik de krik beslist nooit voor het
uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de
krik niet juist geplaatst wordt, kan de auto van de
krik vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere
lasten, dan de last die is toegestaan en die op de
stick- er op de krik is aangegeven. Het reservewiel
is het niet geschikt voor de montage van sneeuw-
kettingen. Als u een lekke voorband hebt, kunt u re-
servewiel op de achteras plaatsen en het achterwiel
op de vooras (voorwielaandrijving.) Zo hebt u op de
vooras twee normale wielen waarop uw sneeuw-
kettingen kunt monteren en lost u het noodgeval op.
Door een verkeerde montage kan het wiel-
deksel tijdens het rijden loslaten. Voer geen
werkzaamheden aan het ventiel uit. Plaats
geen enkel stuk gereedschap tussen de velg en de
band. Controleer regelmatig de spanning van de
banden en van het noodreservewiel en houdt u daar-
bij aan de waarden die beschreven staan in hoofd-
stuk “6”.
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 164
Page 174 of 254
IN NOODGEVALLEN173
4
LED
LED
D1S(*) / H7
H1(*) / H7
PY 24W
LED
WY5W
LED
LED
W5W
H11
W16W
W16W
5L/5K
12V 5W
12V 5W
W5W–
–
D
D
B
–
A
–
–
C
E
B
B
–
C
C
A–
–
55W
55W
24W
–
5W
–
–
5W
55W
16W
16W
–
5W
5W
5W
(*) Xenon gasontladingslamp
Lamp Type Vermogen Zie fig.
Buitenverlichting voor/dagverlichting
Buitenverlichting achter
Dimlicht
Grootlicht
Richtingaanwijzer voor
Richtingaanwijzer achter
Richtingaanwijzer op voorspatbord
Remlicht
Derde remlicht
Kentekenverlichting
Mistlampen
Mistachterlicht
Achteruitrijlicht
Plafondverlichting voor (witte LEDS)
Plafondverlichting achter
Verlichting bagageruimte/
dashboardkastje
Dorpelverlichting
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 173
Page 197 of 254
196VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
30 60 90 120 150 180
●●● ●●●
●●
●●● ●●●
●
●
●●● ●●●
●●●
●●● ●●●
●●● ●●●
●●● ●●●x 1000 km
Uitlaatgasemissie controleren
Benzinedamp-opvangsysteem controleren
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)(**)
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koude klimaten, gebruik in stadsver-
keer, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in ieder geval om de 5 jaar.
(**) Als de auto overwegend in de stad wordt gebruikt wordt en daardoor jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motor-
olie en het oliefilter iedere 12 maanden worden vervangen.
Om de juiste werking te garanderen en om ernstige schade aan de motor te voorkomen, is voor de 1.4 T-JET-uitvoeringen het vol-
gende van fundamenteel belang:
- gebruik uitsluitend het merk en type bougies dat specifiek voor de Turbo Jetmotor is voorgeschreven (zie hetgeen beschreven staat in
de paragraaf “Motor”);
- houdt u strikt aan het vervangingsinterval van de bougies dat in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat aangegeven;
- het is raadzaam u hiervoor tot het Lancia Servicenetwerk te wenden.
193-220 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:24 Pagina 196
Page 223 of 254
222TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens zijn op de typeplaatjes ingeslagen
en bevinden zich op de in fig. 1 aangegeven plaatsen:
1 Typeplaatje met identificatiegegevens (in de motor-
ruimte, naast het bovenste bevestigingspunt van de
rechter schokdemper);
2 Chassisnummer (in de bodemplaat naast de rechter
voorstoel);
3 Plaatje met informatie over de carrosserielak (op de bin-
nenzijde van de achterklep);
4 Motorcode (linksachter op het cilinderblok, aan de ver-
snellingsbakzijde).
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS FIG. 2
Het typeplaatje is aangebracht op de fronttraverse in de
motorruimte en bevat de volgende informatie:
B Nummer typegoedkeuring.
C Identificatiecode van het voertuigtype.
D Chassisnummer.
E Max. toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig.
F Max. toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig met
aanhanger.
G Max. toelaatbare voorasbelasting.
H Max. toelaatbare achterasbelasting.
I Motortype.
L Code van de carrosserie-uitvoering.
M Nummer voor de onderdelen.
N Correctiewaarde voor de uitlaatrookgasmeting (alleen
bij dieselmotoren).
fig. 1L0E0116mfig. 2L0E0117m
221-244 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:33 Pagina 222