sensor Lancia Delta 2009 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2009Pages: 254, PDF Size: 4.58 MB
Page 6 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING5
1
Dashboard.................................................. 6
Instrumentenpaneel..................................... 7
Display....................................................... 20
Menupunten................................................ 24
Trip computer............................................. 34
Symbolen.................................................... 36
Lancia code................................................. 37
Sleutels....................................................... 38
Alarm......................................................... 41
Start-/contactslot........................................ 44
Zitplaatsen................................................. 45
Hoofdsteun................................................ 47
Stuurwiel................................................... 48
Spiegels...................................................... 48
Klimaatregeling........................................... 50
Klimaatregeling, handbediend .................... 51
Klimaatregeling, automatisch met
gescheiden regeling ..................................... 53
Buitenverlichting......................................... 58
Ruiten reinigen............................................ 62
Cruise-control............................................. 65
Plafondverlichting....................................... 68Bedieningsknoppen..................................... 70
Brandstofnoodschakelaar............................ 72
Interieuruitrusting....................................... 73
Opendak..................................................... 80
Portieren..................................................... 83
Ruitbediening............................................. 86
Bagageruimte.............................................. 88
Motorkap.................................................... 93
Imperiaal/skidrager..................................... 95
Koplampen................................................. 96
DST ............................................................ 98
Functie SPORT........................................... 98
Driving Advisor........................................... 100
ESP 2-systeem............................................ 104
EOBD-systeem............................................ 109
Elektrische stuurbekrachtiging
“Dualdrive”................................................ 109
T.P.M.S....................................................... 111
Parkeersensoren.......................................... 114
Extra accessoires ......................................... 116
Tanken........................................................ 118
Bescherming van het milieu......................... 120
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 5
Page 11 of 254
10DASHBOARD EN BEDIENING
Als bij draaiende motor het lampje xgaat
branden (op het display verschijnt ook een
bericht), zet dan de motor onmiddellijk uit en
wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia Servicenet-
werk.
Slijtage remblokken (ambergeel)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat
branden als de remblokken van de voorrem-
men versleten zijn; laat de remblokken zo snel
mogelijk vervangen. Op het display verschijnt de bijbe-
horende melding.
d
Storing airbag (rood)
Als u de sleutel op MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Het moet echter na enkele secon-
den doven. Als het lampje continu brandt, geeft
dit een storing in het airbagsysteem aan.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
¬
Als het lampje ¬niet gaat branden als de
sleutel op MAR wordt gedraaid, of blijft
branden tijdens het rijden (in combinatie met
het op het display getoonde bericht), is het moge-
lijk dat de veiligheidssystemen een storing bevat-
ten. In dat geval zou het kunnen zijn dat de air-
bags of de gordelspanners niet geactiveerd worden
bij een ongeval of, in een beperkt aantal gevallen,
niet op de juiste wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te nemen met de
Lancia Servicenetwerk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Storing EBD (rood)
Als bij draaiende motor de lampjes op het ins-
trumentenpaneelxen>gelijktijdig gaan
branden, dan is er een storing in het EBD-sys-
teem of is het niet beschikbaar en kunnen bij
hard remmen de achterwielen vroegtijdig blok-
keren waardoor de auto kan gaan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werk-
plaats van het Lancia Servicenetwerk om het systeem te la-
ten controleren. Op het display verschijnt het betreffende
bericht.
x
>
WAARSCHUWING De auto is uitgerust met een slijtage-
sensor voor de remblokken voor. Controleer bij de ver-
vanging de voorremblokken ook de conditie van de rem-
blokken achter.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 10
Page 15 of 254
14DASHBOARD EN BEDIENING
Algemene storingsmelding (geel)
Brandstofnoodschakelaar
Het lampje (of het symbool op het display) gaat
branden als de brandstofnoodschakelaar inscha-
kelt.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in de motoroliedruksensor. Op het display
verschijnt het betreffende bericht.
Storing schemersensor
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in de schemersensor.
Snelheidslimiet overschreden
Het lampje (geel) of het symbool op het display (rood)
gaat branden als de ingestelde snelheidslimiet wordt over-
schreden (voor Arabische landen wordt de snelheidslimiet
ingesteld op 120 km/h). Op het display verschijnt het be-
treffende bericht.
Storing regensensor (waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in de regensensor.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
è
Storing parkeersensoren (waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in de parkeersensoren.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
Storing controlesysteem
voor bandenspanning (waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in het controlesysteem voor bandenspan-
ning T.P.M.S. (waar voorzien).
Als banden zonder TPMS-sensoren worden gemonteerd
gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden tot de
begincondities hersteld zijn.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
OPMERKING Indien één van de bovengenoemde storin-
gen zich voordoet, wendt u dan onmiddellijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
Storing AFS
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
bij een storing in de in het AFS-systeem (zie paragraaf
“Koplampen” in dit hoofdstuk). Op het display verschijnt
het betreffende bericht.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 14
Page 24 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING23
1
SETUP-MENU
Het menu bestaat uit een aantal functies die met de knop-
pen
ÕenÔworden gekozen, waarna u keuzemogelijk-
heden kunt selecteren of instellingen (setup) kunt uitvoe-
ren. Bij enkele opties is een submenu aanwezig. Het setup-
menu kan worden geactiveerd door de knop SET kort in
te drukken.
De menu bevat de volgende opties:
– VERLICHTING
– BEEP SNELHEIDSLIMIET
– SCHEMERSENSOR (waar voorzien)
– ADAPTIEVE LICHTEN (waar voorzien)
– TRIP B INSCHAKELEN/GEGEVENS
– STEL UUR IN
– STEL DATUM IN– EERSTE PAGINA (waar voorzien)
– ZIE RADIO
– AUTOCLOSCE
– MEETEENHEID
– TAAL
– VOLUME BUZZER
– VOLUME TOETSEN
– BUZZER GORDELS
– SERVICE
– AIRBAG PASSAGIER
– FLANKLICHTEN
– SLUIT MENU AF
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 23
Page 26 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING25
1
– druk op knop ÕofÔom de snelheidslimiet in te schake-
len (On) of uit te schakelen (Off);
– als de functie al was ingeschakeld (On), kan met de knop
ÕofÔde gewenste snelheidslimiet worden ingesteld en
worden bevestigd door het indrukken van de knop SET;
WAARSCHUWING De waarde kan worden ingesteld tus-
sen 30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph, afhanke-
lijk van de ingestelde eenheid; zie de paragraaf “Mee-
teenheid instellen (Afst. Eenh.)” - die hierna is beschre-
ven. Elke keer als u de knop
Õ/Ôindrukt, wordt de waar-
de 5 eenheden verhoogd of verlaagd. Als u de knop
Õ/Ô
ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of
terug. Als de gewenste waarde genaderd wordt, moet de
instelling voltooid worden door steeds opnieuw op de knop
te drukken.
– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Ga als volgt te werk als u de instelling wilt annuleren:
– druk kort op de knop SET; op het display knippert (On);
– druk op de knop
Ôop het display knippert (Off);– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
Schemersensor (Gevoeligheid schemersensor
instellen) (waar voorzien)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de schemersen-
sor ingesteld worden op drie niveaus (niveau 1 = mini-
mum niveau, niveau 2 = middelste niveau, niveau 3 =
maximum niveau); hoe hoger de gevoeligheid, hoe lager
de benodigde hoeveelheid buitenlicht om de lampen in
te laten schakelen.
Ga voor de gewenste instelling als volgt te werk:
– druk kort op de knop SET; op het display knippert het
niveau van de ingestelde gevoeligheid;
– druk op de knop
ÕofÔom de keuze uit te voeren;
– druk kort op de knop SET om terug te keren naar het
menuscherm of houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 25
Page 54 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING53
1
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET GESCHEIDEN REGELING
(waar voorzien)
L0E0018mfig. 26
De auto kan uitgerust zijn met een klimaatregeling met
gescheiden regeling die de temperatuur en de luchtver-
deling in het interieur in twee zones regelt: bestuurders-
en passagierszijde.Het systeem omvat de functie AQS (Air Quality System)
waarbij de recirculatie automatisch wordt ingeschakeld
als de luchtkwaliteitsensor de aanwezigheid van vervuil-
de lucht signaleert, bijvoorbeeld tijdens het rijden in de
stad, in een file en in tunnels.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 53
Page 60 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING59
1
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt
gegeven, worden het dimlicht en de daglichten uitge-
schakeld en worden de DRL lichten (parkeerlichten) in-
geschakeld.
De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren.
Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden
ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR MET CORNERING LIGHTS
Met ingeschakelde dimlichten en bij een snelheid van min-
der dan 40 km/h, wordt bij een grote stuuruitslag of het
inschakelen van de richtingaanwijzers een lamp (in de
mistlamp verwerkt) ingeschakeld aan de zijde waarnaar
wordt gestuurd om de zichtbaarheidshoek in het donker
te vergroten. De werking kan via het displaymenu worden
in-/uitgeschakeld (zie paragraaf “Display” in dit hoofd-
stuk). AUTOMATISCH INSCHAKELENDE KOPLAMPEN
(schemersensor) fig. 27 (waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het
omgevingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde
gevoeligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder bui-
tenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. De
gevoeligheid van de sensor kan worden ingesteld via het
“Setup-menu” van het instrumentenpaneel.
Inschakeling
Zet de draaiknop in stand AUTO: op deze manier gaan,
afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht, de bui-
tenverlichting en de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het knip-
peren van de lichten worden geregeld.Daglichten vormen een alternatief voor dim-
lichten die overdag worden gebruikt, waar
verplicht (en toegestaan waar niet verplicht).
Daglichten vervangen het dimlicht niet als u door
tunnels of ‘s nachts rijdt.
Het gebruik van de daglichten is afhankelijk van de
wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 59
Page 65 of 254
64DASHBOARD EN BEDIENING
REGENSENSOR (waar voorzien)
De regensensor A-fig. 30 bevindt zich achter de achter-
uitkijkspiegel en staat in contact met de voorruit en zorgt
ervoor dat de frequentie van de slagen van de ruitenwis-
sers, tijdens het wissen met interval, automatisch wordt
aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.
De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van
uitgeschakelde ruitenwissers (geen slagen) als de ruit droog
is, tot ruitenwissers die ingeschakeld worden op de eer-
ste continue snelheid (langzaam continu wissen) bij he-
vige regen.
fig. 30L0E0023m
Inschakeling
Plaats de rechter hendel een stand naar beneden.
Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken de rui-
tenwissers 1 slag.
WAARSCHUWING Houd de ruit in de omgeving van de
sensor schoon.
Als u de draaiknop F-fig. 29 draait, dan wordt de gevoe-
ligheid van de regensensor verhoogd, waardoor de over-
gang van stilstaande ruitenwissers bij een droge ruit, naar
de eerste snelheid (langzaam continu wissen) sneller
plaatsvindt.
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt,
maken de ruitenwissers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde
regensensor werkt het normale reinigingsprogramma.
Daarna hervat de regensensor zijn normale automatische
werking.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 64
Page 66 of 254
DASHBOARD EN BEDIENING65
1
Uitschakelen
Draai de start-/contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR),
schakelt de regensensor niet weer in, ook niet als de hen-
del in stand B-fig. 29 is blijven staan. Voor het inschake-
len van de regensensor moet de hendel in stand A of C
worden gezet en daarna in stand B.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw wordt inge-
schakeld, wordt minimaal één wisslag uitgevoerd, ook
bij een droge ruit.CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar) (waar voorzien)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij
een snelheid boven 30 km/h) op lange rechte en droge tra-
jecten (bijv. autosnelwegen) met een constante en vooraf
ingestelde snelheid blijft rijden, zonder het gaspedaal te
hoeven bedienen.
Het gebruik van dit systeem biedt geen voordelen in druk
verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
Zorg ervoor dat de regensensor tijdens een
schoonmaakbeurt in een wastunnel is uitge-
schakeld.
Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld
als er ijs op de voorruit zit.
Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld
als u de voorruit moet schoonmaken.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:14 Pagina 65
Page 101 of 254
100DASHBOARD EN BEDIENING
DRIVING ADVISOR (Rijstrookassistent)
(waar voorzien)
Driving Advisor is een systeem dat de afgeleide bestuur-
der erop attendeert wanneer de auto niet meer in de rij-
strook blijft rijden. Een videosensor op de voorruit nabij
de achteruitkijkspiegel detecteert de stand van de auto
t.o.v. de lijnen van de rijstrook waarin wordt gereden.
WAARSCHUWING Wanneer de voorruit moet worden ver-
vangen van auto’s met rijstrookassistent (Driving Advisor),
is het raadzaam u hiervoor tot het Lancia Servicenetwerk
te wenden. Als u de voorruit laat vervangen door een ge-
specialiseerd bedrijf, dient u zich in ieder geval tot het Lan-
cia Servicenetwerk te wenden om de videosensor te laten ka-
libreren.
WERKING
Het systeem is niet ingeschakeld bij het starten van de auto.
U kunt het systeem inschakelen door de knop A-fig. 65 op het
dashboard in te drukken. Als het systeem is ingeschakeld gaat
de led op de knop branden en verschijnt er een bericht op
het display van het instrumentenpaneel. Na inschakeling start
het systeem de herkenning van de bedrijfscondities. De be-
drijfscondities worden aangegeven met de knipperende led op
de knop en met het knipperende amberkleurig symbool
eop
het display van het instrumentenpaneel. Het systeem treedt
in werking na de bedrijfscondities te hebben herkend. Gevolg:
het symbool
eop het display van het instrumentenpaneel
dooft en de led op de knop gaat continu branden. WAARSCHUWING Als de bedrijfscondities niet meer aan-
wezig zijn, is het systeem niet meer werkzaam. De be-
stuurder wordt hierop geattendeerd door: het knipperen
van de led op de knop en het amberkleurig symbool
eop
het display van het instrumentenpaneel.
BEDRIJFSCONDITIES
Na inschakeling treedt het systeem alleen in werking als
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
❍minstens één hand op het stuurwiel;
❍snelheid van de auto tussen 65 km/h en 180 km/h;
❍duidelijk zichtbare lijnen aan beide kanten van de rij-
strook aanwezig;
❍goede zichtbaarheid;
❍rechte rijstroken of rijstroken met ruime bochten;
❍voldoende gezichtsveld (veiligheidsafstand t.o.v. de
voorganger).
HET SYSTEEM IN-/UITSCHAKELEN
Als de auto bij ingeschakeld systeem zich nabij één van de
lijnen van de rijstroken begeeft, treedt een stuurkracht
in werking die de bestuurder aanspoort terug te sturen tot
de auto weer binnen de lijnen zit. Het systeem wordt tij-
delijk uitgeschakeld wanneer de bestuurder een richting-
aanwijzer inschakelt om van rijstrook te veranderen. Wan-
neer de bestuurder zelf van rijstrook verandert zonder de
richtingaanwijzers te hebben ingeschakeld, treedt een
stuurkoppel in werking die de bestuurder aanspoort terug
te sturen tot de auto weer binnen de lijnen zit. Wanneer
de bestuurder doelwillig van rijstrook verandert, wordt het
systeem uitgeschakeld wanneer de stuurkoppel die van het
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 100