Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 41 of 257

Aanvullende zijairbags in de stoe-len (SAB)
Sensoren voor frontale en zijde- lingse botsingen
Gordelspanners voorin, gespslui- tingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels en glijrailpositiesensoren
Kenmerken geavanceerde
frontairbags
Het geavanceerde frontairbagsysteem
bestaat uit airbags aan de bestuur-
derszijde en aan de passagierszijde die
in meerdere stadia worden geacti-
veerd. Dit systeem reageert op facto-
ren zoals de kracht en de aard van de
botsing die worden vastgesteld door
de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden. Deze controller
ontvangt informatie van de sensoren
voor frontale botsingen.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd bij een bot-
sing waarbij gebruik van de airbags
noodzakelijk is. Deze geringe opbla-
zing wordt toegepast voor minder
zware botsingen. Bij zwaardere bot-
singen wordt een krachtiger opbla-
zing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen op of nabij het airbagpaneel op het in-
strumentenpaneel worden ge-
plaatst, omdat deze letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag-
panelen en probeer deze nooit
handmatig te openen. Anders is
het mogelijk dat u de airbags be-
schadigt. Bovendien kunt u letsel
oplopen doordat de airbags moge-
lijk niet meer functioneren. De be-
schermpanelen van de airbagkus-
sens gaan alleen open als de
airbags worden opgeblazen.
U mag nooit in de kniebescher-
ming boren of snijden of deze op
een andere manier bewerken.
Monteer geen accessoires op de
kniebescherming zoals alarmver-
lichting, audio-installaties, 27
MC-apparatuur, enz. Aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoe-
len bieden de inzittenden betere be-
scherming tegen zijdelingse botsin-
gen. De zijairbags in de stoelen zijn
gemarkeerd met een opschrift dat in
de buitenzijde van de voorstoelen is
gestikt.
Als de airbag wordt geactiveerd, gaat
de naad tussen de voor- en zijkant van
de stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat
bij een botsing aan de linkerzijde al-
leen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rech-
terzijde alleen de rechterairbag.
Opschrift aanvullende zijairbags in
de stoelen
34
Page 42 of 257

WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoe-
zen en plaats geen voorwerpen tus-
sen uzelf en de zijairbags. De wer-
king van de airbags kan zo
verslechteren en/of voorwerpen
kunnen met kracht tegen u aan
slaan en zo ernstig letsel veroorza-
ken.
Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën
van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen
van de geavanceerde frontairbags.
In combinatie met de veiligheidsgor-
dels, gordelspanners en kniebescher-
ming bieden de geavanceerde fron-
tairbags extra bescherming aan de
bestuurder en voorpassagier. Ook de
zijairbags zorgen in combinatie met
de veiligheidsgordels voor een betere
bescherming van de inzittenden. SENSOREN EN
REGELEENHEDEN VOOR
AIRBAGS
Controller van het
beveiligingssysteem voor
inzittenden
De
controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden maakt
deel uit van het voorgeschreven veilig-
heidssysteem van deze auto.
Het controller van het beveiligings-
systeem voor inzittenden bepaalt of
het nodig is de front- en/of zijairbags
op te blazen bij een frontale of zijde-
lingse botsing. Op basis van de signa-
len van de botsingsensoren activeert
een centrale controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzittenden zo no-
dig de geavanceerde frontairbags,
aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB) en de gordelspanners voorin,
afhankelijk van verschillende facto-
ren, zoals de aard en de ernst van de
botsing. De geavanceerde frontairbags zijn
ontworpen om naast de veiligheids-
gordels bij bepaalde frontale aanrij-
dingen afhankelijk van verschillende
factoren, zoals de ernst en de aard van
de botsing, extra bescherming te bie-
den. Geavanceerde frontairbags zijn
niet bedoeld voor het verminderen
van het risico op letsel bij botsingen
van achteren, botsingen van opzij of
over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags worden
niet bij alle frontale botsingen geacti-
veerd. Dit geldt ook voor sommige
frontale botsingen die ernstige schade
aan het voertuig tot gevolg hebben,
zoals bepaalde aanrijdingen tegen pa-
len, aanrijdingen waarbij de auto on-
der een vrachtwagen terechtkomt en
aanrijdingen onder een hoek. Daaren-
tegen kunnen de geavanceerde fron-
tairbags, afhankelijk van de aard van
de botsing en de plaats waar de auto
wordt geraakt, opgeblazen worden bij
aanrijdingen die geringe schade aan
de voorkant van het voertuig tot ge-
volg hebben, maar die aanvankelijk
een grote afname van de snelheid ver-
oorzaken.
35
Page 43 of 257

De zijairbags worden niet bij alle zij-
delingse botsingen opgeblazen. Het
opblazen van de zijairbags is afhan-
kelijk van de ernst en aard van de
aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het airbagsysteem wanneer
de contactschakelaar in de stand
START of ON/RUN staat. Als de sleu-
tel zich in de stand OFF, in de stand
ACC, of buiten het contact bevindt, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld
en zullende de airbags niet worden
opgeblazen.De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de air-
bags ook geactiveerd kunnen worden
wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.
De controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzit-
tenden schakelt ook het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel in voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer
het contact voor het eerst wordt inge-
schakeld. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem uit. Als de controller van
het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detec-
teert, gaat het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem knipperen of
continu branden. Een enkel geluids-
signaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefunc-
ties die het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kunnen beïn
vloeden. De diagnose meldt eveneens
de aard van het defect.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel negeert,
kan dat betekenen dat de airbags u
bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden
tijdens de gloeilampcontrole wan-
neer u de contactsleutel omdraait,
blijft branden nadat u de auto hebt
gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddel-
lijk door uw erkende dealer te laten
repareren.
Opblaasmodules voor de
geavanceerde frontairbag aan
bestuurders- en passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavan-
ceerde frontairbags aan bestuurders-
en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan
de rechterzijde van het instrumenten-
paneel. De controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden zendt
een signaal naar de opblaasmodules
36
Page 44 of 257

wanneer een botsing wordt gedetec-
teerd waarbij de geavanceerde front-
airbags moeten worden geactiveerd.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de geavanceerde
frontairbags op te blazen. De airbags
kunnen in met verschillende niveaus
worden opgeblazen, afhankelijk van
de aard en ernst van de botsing. Het
afdekpaneel op de stuurwielnaaf en
op de rechterbovenzijde van het in-
strumentenpaneel komen los en wor-
den verwijderd terwijl de airbags vol-
ledig worden opgeblazen. Het volledig
opblazen van de airbags duurt circa
50 tot 70 milliseconden. Dit is onge-
veer de helft van de tijd die nodig is
om met uw ogen te knipperen. De
airbags lopen vervolgens snel leeg ter-
wijl ze de bestuurder en de voorpassa-
gier bescherming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontair-
bag wordt afgevoerd via de ventilatie-
openingen in de zijkanten van de air-
bag. Op deze wijze belemmeren de
airbags de besturing van de auto niet.Opblaasmodules voor
aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoe-
len worden uitsluitend bij bepaalde
zijdelingse botsingen geactiveerd.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt op ba-
sis van factoren zoals de aard en ernst
van een zijdelingse botsing of de zij-
airbags moeten worden opgeblazen.
Afhankelijk van factoren zoals de
ernst en de aard van de botsing kan
het opblaasmechanisme van de zijair-
bag aan de zijde van de botsing geac-
tiveerd worden, waarbij een hoeveel-
heid niet-giftig gas vrijkomt. De
geactiveerde aanvullende zijairbag in
de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzit-
tende en het portier. De aanvullende
zijairbags in de stoelen worden volle-
dig opgeblazen in ongeveer 10 milli-
seconden. De zijairbag beweegt zo
snel en krachtig dat deze letsel kan
veroorzaken wanneer de inzittende
niet goed in de stoel zit, of wanneer
zich voorwerpen bevinden in deruimte waar de airbag wordt opgebla-
zen. Dat geldt vooral voor kinderen.
Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB) vormen een aanvulling op de
veiligheidsgordels. Inzittenden, waar-
onder kinderen, die tegen of heel dicht
bij de aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB) zitten, kunnen ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen. Inzit-
tenden, en met name kinderen, die-
nen niet tegen het portier, de zijramen
of het gebied waar de aanvullende
zijairbags worden opgeblazen aan te
leunen of in slaap te vallen, ook niet
als zij in een babyzitje of kinderzitje
zitten. Zit altijd zo veel mogelijk
rechtop, met uw rug tegen de rugleu-
ning. Gebruik de veiligheidsgordels
op juiste wijze en gebruik het juiste
formaat kinderzitje, babyzitje of zit-
verhoger dat wordt aanbevolen voor
de lengte en het gewicht van het kind.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
37
Page 45 of 257

voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motorafsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu werkt
of totdat het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact- schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stof-
fen. De schaafwonden zijn niet blij-
vend en genezen normaal gespro- ken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, raadpleeg dan onmiddellijk
een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwevende stofdeeltjes die
op rook lijken. Dit stof is een nor-
maal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen,
neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïr-
riteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie blijvend is. Als deze deel-
tjes op uw kleding terechtkomen,
volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant
om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
zijn geactiveerd. Als u dan opnieuw
bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescher-
ming bieden.
38
Page 46 of 257

WAARSCHUWING!Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect
bij een volgende aanrijding. Laat de
airbags, gordelspanners en het oprol-
mechanisme van de veiligheidsgordels
voorin onmiddellijk vervangen door
een erkende dealer. U dient ook de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden te laten nakijken.Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen van het
airbagsysteem kunnen tot gevolg
hebben dat het systeem bij een aan-
rijding niet functioneert. U kunt
letsel oplopen doordat de airbag
niet werkt en u niet beschermt.
Breng geen wijzigingen aan de on-
derdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het af-
dekpaneel op het stuur of aan de
rechterbovenzijde van het instru-
mentenpaneel. Breng geen wijzi-
gingen aan in de voorbumper of de
carrosseriestructuur en monteer
geen treden of treeplanken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk zelf onderdelen
van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met een airbagsysteem.
Probeer geen onderdelen van het
airbagsysteem te wijzigen. De air-
bag kan per ongeluk worden op-
geblazen of werkt mogelijk niet
goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het
airbagsysteem. Breng de auto
naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het
kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van
stoelbouten). Er mogen uitslui-
tend door de fabrikant goedge-
keurde stoelaccessoires worden
gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbag-
systeem moet worden aangepast
aan personen met een handicap. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
De airbags moeten bedrijfs-
klaar zijn om u bij een aan-
rijding te beschermen. Het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de
elektrische componenten van het air-
bagsysteem. Omdat het airbagsys-
teem zodanig is ontworpen dat het
geen onderhoud vergt, raden wij u
aan onmiddellijk een erkende dealer
te raadplegen wanneer een van de vol-
gende problemen zich voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat niet vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in
de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe bran-
den of blijft branden tijdens het
rijden.
39
Page 47 of 257

OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfunc-
ties niet werken, is het mogelijk
dat ook de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden
niet werkt. De airbags zijn dan
mogelijk niet gereed om u te be-
schermen. Controleer onmiddel-
lijk de zekeringhouder op doorge-
slagen zekeringen. Raadpleeg het
etiket aan de binnenkant van het
deksel van de zekeringhouder voor
de juiste airbagzekeringen. Laat
uw erkende dealer controleren of
de zekering nog goed is.EVENT DATA RECODER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event
Data Recoder (EDR). De belangrijk-
ste taak van de EDR is het registreren
van gegevens die duidelijk maken hoe
een voertuigsysteem zich heeft gedra-
gen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van
airbags of een botsing tegen een ob-
stakel. De EDR is ontworpen om kort-
stondig, meestal 30 seconden of kor-
ter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer
antwoord geven op de volgende vra-
gen:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen? Waren de veiligheidsgordels van de
bestuurder en passagier vastge-
gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan
een beter inzicht in de omstandighe-
den waaronder botsingen en letsel
ontstaan.
OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend bij werkelijke ongevalsitua-
ties. Onder normale rijomstandig-
heden registreert de EDR geen
gegevens en er worden geen per-
soonlijke gegevens, zoals naam,
geslacht, leeftijd en ongevallocatie
geregistreerd. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen.
40
Page 48 of 257

Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is toegang tot
de auto of de EDR en speciale appa-
ratuur nodig. Naast de fabrikant van
de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een
veiligheidsgordel dragen, ook baby's
en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten. Statistieken tonen aan
dat kinderen beter beschermd zijnwanneer ze op de achterbank zijn
vastgegespt en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zo veel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Inzittenden, en met name kinde-
ren, dienen niet tegen het portier,
de zijramen of het gebied waar de
aanvullende zijairbags worden
opgeblazen aan te leunen of in
slaap te vallen, ook niet als zij in
een babyzitje of kinderzitje zitten.
Er zijn verschillende typen kinderzit-
jes in verschillende maten verkrijg-
baar, van zitjes voor baby’s tot oudere
kinderen die bijna groot genoeg zijn
om een veiligheidsgordel voor volwas-
senen te dragen. Lees altijd de hand-
leiding van het kinderzitje om te con-
troleren of het geschikt is voor het
kind. Gebruik het juiste kinderzitje
voor het kind.
Tabel voor het plaatsen van universeel kinderzitje
Gewicht Voorstoel passagierszijde Achterbank buitenzijde
Groep tot 10 kg XU
Groep 0+ tot 13 kg XU
Groep I 9 tot 18 kg XU
Groep II 15 tot 25 kg XU
Groep III 22 tot 36 kg XU
Legenda voor letters in bovenstaande tabel
U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedgekeurd voor het gewicht.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsklasse.
41
Page 49 of 257

Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevesti-
ging Voorstoel
passa-
gierszijde Achter-
bank bui- tenzijde Achter-
bank mid- den Tweede
zitrij bui- tenzijde Tweede
zitrij mid- den Andere
plaatsen
Reiswieg F ISO/L1 X **1UF X X X X
G ISO/L2 X **1UF X X X X (1) X X X X X X
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF X X X X
(1) X X X X X X
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF X X X X
D ISO/R2 X 1UF X X X X C ISO/R3 X *1UF X X X X (1) X X X X X X
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF X X X X
C ISO/R3 X *1UF X X X X B ISO/F2 X 1UF X X X X
B1 ISO/F2X X 1UF X X X X A ISO/F3 X 1UF X X X X (1) X X X X X X
II – 15 tot 25 kg (1) X X X X X X
III – 22 tot 36 kg (1) X X X X X X
Legenda voor letters in bovenstaande tabel
(1) = Als kinderzitjes geen ISO/XX -identificatie hebben (A t/m G) voor het desbetreffende gewicht, moet de autofabri-
kant aangeven welke voertuigspecifieke ISOFIX-kinderzitjes geschikt zijn voor de posities.
1UF = Geschikt voor in de rijrichting geplaatste universele ISOFIX-kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor het desbetref-
fende gewicht.
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes voor dit gewicht en/of van deze maat.
*1UF = Met de stoel midden op de glijrails moet de rugleuning zo worden afgesteld dat deze niet in aanraking komt met
het kinderzitje.
**1UF = De F & G reiswieg kan alleen worden geplaatst als het cabrioletdak is geopend.
42
Page 50 of 257

Baby- en kinderzitjes
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, tegen de rij-
richting in te vervoeren in de auto. Er
kunnen twee soorten kinderzitjes te-
gen de rijrichting in worden geplaatst:
babyzitjes en aanpasbare kinderzit-
jes.
Het babyzitje mag u uitsluitend tegen
de rijrichting in de auto plaatsen. Dit
wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het ba-
byzitje hebben bereikt. Aanpasbare
kinderzitjes kunnen ofwel tegen de
rijrichting in of in de rijrichting wor-
den gebruikt in de auto. Aanpasbare
kinderzitjes hebben meestal een ho-
gere gewichtslimiet tegen de rijrich-
ting in dan babyzitjes en kunnen
daarom tegen de rijrichting in worden
gebruikt voor kinderen die hun baby-
zitje zijn ontgroeid maar nog geen
twee jaar zijn. Kinderen moeten tegen
de rijrichting in worden vervoerd in
de auto, totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor hetaanpasbare kinderzitje bereikt heb-
ben. Beide typen kinderzitjes worden
in de auto bevestigd met een drie-
puntsgordel of het ISOFIX-
bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes. Raadpleeg voor meer informatie
de paragraaf "ISOFIX — Bevesti-
gingssysteem voor kinderzitjes".
WAARSCHUWING!
Tegen de rijrichting in geplaatste
kinderzitjes mogen nooit op de voor-
stoel van een auto met passagiersair-
bag worden geplaatst. Bij het opbla-
zen kan de airbag anders ernstig of
zelfs dodelijk letsel aan kinderen in
die zitpositie toebrengen.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het te-
gen de rijrichting in geplaatste aan-
pasbare kinderzitje zijn ontgroeid,
kunnen in de rijrichting in de auto
rijden. In de rijrichting geplaatste
kinderzitjes en aanpasbare kinderzit-
jes die in de rijrichting zijn geplaatst,
zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of lan-
ger zijn dan de gewichts- of lengteli-
miet van het tegen de rijrichting in geplaatste aanpasbare kinderzitje.
Kinderen moeten zo lang mogelijk in
een in de rijrichting geplaatst kinder-
zitje met gordel worden vervoerd tot-
dat ze het toegestane maximale ge-
wicht of lengte voor het kinderzitje
hebben bereikt. Deze typen kinderzit-
jes worden tevens in de auto bevestigd
met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Raadpleeg voor meer in-
formatie de paragraaf "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn
dan de limiet voor het in de rijrichting
geplaatste kinderzitje, moeten een zit-
verhoger gebruiken totdat de veilig-
heidsgordels goed passen. Als het
kind met de rug tegen de rugleuning
op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhan-
gen, moet het kind een zitverhoger
gebruiken. Het kind en de zitverhoger
worden bevestigd met behulp van de
driepuntsgordel.
43