Lancia Flavia 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Flavia, Model: Lancia Flavia 2012Pages: 257, PDF Size: 2.8 MB
Page 31 of 257

Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie de paragraaf "ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes".
OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de
geavanceerde frontairbags heeft
verschillende stadia. De airbag
kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk
van factoren zoals de soort aanrij-
ding en de ernst ervan.
Hier volgen enkele eenvoudige advie-
zen om het risico op letsel door een
geactiveerde airbag te verminderen:
1.Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op
de achterbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in tegen de
rijrichting geplaatste kinderzitjes
worden vervoerd op de voorstoel van
auto's met een geavanceerde front-
airbag aan passagierszijde. Bij het
opblazen kan de airbag ernstig of
zelfs dodelijk letsel aan kinderen in
die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn
om de veiligheidsgordel op de juiste
wijze te dragen (zie het hoofdstuk
over kinderzitjes) moeten veilig op de
achterbank worden vervoerd in een
kinderzitje of op een zitverhoger. Ou-
dere kinderen die geen kinderzitje of
zitverhoger gebruiken, horen op de
achterbank te zitten en de veiligheids-
gordel te dragen. Sta nooit toe dat
kinderen de schoudergordel onder de
arm door dragen of achter de rug
langs laten lopen.
Lees de instructies bij het kinderzitje,
om er zeker van te zijn dat u het zitje
op de juiste manier gebruikt.
2. Alle inzittenden moeten te allen
tijde hun driepuntsveiligheidsgor-
del op de juiste wijze dragen. 3.
Schuif de stoelen van bestuur-
der en voorpassagier zo ver naar
achteren als praktisch mogelijk is,
zodat de geavanceerde frontair-
bags ruimte hebben om te kunnen
worden opgeblazen.
4. Leun niet tegen het portier of
het raam. Als de auto is uitgerust
met zijairbags, worden die tijdens
een aanrijding krachtig opgebla-
zen in de ruimte tussen uzelf en het
portier.
5. Indien het airbagsysteem in
deze auto aangepast moet worden
aan een invalide, neem dan con-
tact op met klantenservice.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver- trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De airbags
werken in combinatie met uw vei-
ligheidsgordel om u op de juiste
wijze te beschermen. Bij sommige
aanrijdingen worden de airbags
niet opgeblazen. Draag uw veilig-
heidsgordels altijd, ook als uw
auto is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
24
Page 32 of 257

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als u tijdens het activeren van de
geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen. Air-
bags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Ga achter-
over zitten en strek uw armen zo-
danig dat u comfortabel het stuur
en het instrumentenpaneel kunt
bedienen.
Zijairbags in de stoelen (SAB) heb-
ben ruimte nodig om te worden op-
geblazen. Leun niet tegen het por-
tier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel. Bij een aanrijding bestaat het ri-
sico dat u en uw passagiers aan-
merkelijk ernstiger letsel oplopen
wanneer de veiligheidsgordels
niet op de juiste wijze worden ge-
dragen. U kunt in aanraking ko-
men met de binnenkant van uw
auto of met andere passagiers of
uit de auto worden geslingerd.
Zorg altijd dat u en uw passagiers
in de auto de veiligheidsgordels op
de juiste wijze dragen. Draag altijd de veiligheidsgordels,
ook tijdens korte ritten, ook al bent u
een ervaren bestuurder. Een andere
bestuurder kan fouten maken en een
aanrijding veroorzaken waarbij u be-
trokken raakt. Dit kan ver van huis
gebeuren, maar ook in uw eigen
straat.
Onderzoek heeft aangetoond dat vei-
ligheidsgordels levens redden en een
aanrijding de ernst van het letsel kun-
nen verminderen. Zeer ernstig letsel
komt voor als personen uit de auto
worden geslingerd. Veiligheidsgordels
voorkomen dit en verminderen de
kans op letsel door aanraking met de
binnenkant van de auto. Iedere inzit-
tende van een motorvoertuig hoort te
allen tijde een veiligheidsgordel te
dragen.
DRIEPUNTSGORDELS
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitge-
rust met driepuntsgordels.
Het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels blokkeert alleen bij plot-
seling stoppen of bij een aanrijding.
Daardoor kan het schouderdeel van
de gordel onder normale omstandig-
heden vrij bewegen. Bij een aanrijding
wordt de gordel geblokkeerd om te
voorkomen dat u in aanraking komt
met de binnenzijde van de auto of dat
u uit de auto wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Zorg dat iedereen in uw auto op
een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
laadruimte. Bij een ongeval lopen
personen in deze ruimte een groter
risico op ernstig of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Het onjuist dragen van veilig-
heidsgordels is gevaarlijk. Veilig-
heidsgordels zijn zo ontworpen
dat ze over het zwaardere been-
dergestel van het lichaam gedra-
gen worden. Dit zijn de sterkste
lichaamsdelen, die het beste de
vrijkomende krachten bij een
aanrijding kunnen opvangen.
(Vervolgd)
25
Page 33 of 257

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als uw veiligheidsgordel niet op
de juiste plaatsen om uw lichaam
sluit, kan dit leiden tot zwaarder
letsel bij aanrijdingen. U kunt in-
wendig letsel oplopen of gedeelte-
lijk onder de gordel door glijden.
Volg deze instructies om uw gor-
del veilig te dragen en uw passa-
giers te beschermen.
Een veiligheidsgordel mag nooit
door twee personen tegelijk wor-
den gebruikt. De twee personen
kunnen dan tijdens een aanrijding
met een klap tegen elkaar komen
en elkaar zo ernstig verwonden.
Gebruik nooit een driepuntsgor-
del of een heupgordel voor meer
dan één persoon, ongeacht de
lengte van de personen.
Gebruiksinstructies voor
driepuntsgordels
1. Stap in de auto en sluit het portier.
Ga tegen de leuning zitten en stel de
voorstoel in. 2. De gesp van de veiligheidsgordel
bevindt zich aan de buitenzijde van de
voorstoel, naast uw arm. Pak de gesp
en trek de gordel uit. Schuif de gesp zo
ver als nodig is over de gordelband,
zodat de gordel over uw heupen valt.
3. Wanneer de gordel lang genoeg is,
plaatst u de gesp in de gespsluiting tot
u een 'klik' hoort.
WAARSCHUWING!
Een veiligheidsgordel waarvan de
gesp in de verkeerde sluiting is
bevestigd, biedt onvoldoende be-
scherming. Het heupgedeelte valt
dan mogelijk te hoog over uw li-
chaam, waardoor inwendig letsel
kan worden veroorzaakt. Gesp uw
gordel altijd vast in de gespslui-
ting direct naast u.
Een te losse veiligheidsgordel
biedt onvoldoende bescherming.
Tijdens een noodstop kunt u te ver
naar voren bewegen, waardoor er
een grotere kans is op letsel. Zorg
dat de gordel nauw aansluit.
(Vervolgd)
De gesp van de veiligheidsgordeluittrekken
Heupgordel aanbrengen
26
Page 34 of 257

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk een veiligheids-
gordel onder de arm door te dra-
gen. Uw lichaam kan bij een aan-
rijding dan hard in aanraking
komen met de binnenzijde van de
auto, waardoor het risico van
hoofd- en nekletsel toeneemt. Als
de gordel onder de arm wordt ge-
dragen, neemt het risico op in-
wendig letsel toe. De ribbenkast is
minder sterk dan de schouders.
Draag de gordel altijd over uw
schouder, zodat het sterkste been-
dergestel van uw lichaam de klap
opvangt bij een aanrijding.
Een schoudergordel die achter uw
rug is geplaatst, biedt geen enkele
bescherming bij een aanrijding.
Als u de schoudergordel niet
draagt, is bij een aanrijding de
kans op hoofdletsel groter. Het
heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te worden
gebruikt. 4. Leg de heupgordel over uw dijen,
onder de buik. Om een losse heupgor-
del strak te trekken, moet u het schou-
dergedeelte van de gordel aantrekken.
Om een te strakke heupgordel losser
te maken, trekt u eerst aan de schou-
dergordel en vervolgens aan de heup-
gordel. Een nauw aansluitende gordel
verkleint het risico dat u onder de
gordel doorglijdt bij een aanrijding.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van in-
wendig letsel bij een aanrijding
vergroten. De krachten op de gor-
del worden dan niet opgevangen
via de sterke heupbeenderen en
het bekken, maar via de buik.
Draag de heupgordel altijd zo laag
mogelijk en zorg dat de gordel
strak zit.
Een verdraaide gordel biedt mo-
gelijk onvoldoende bescherming.
Bij een aanrijding kan de gordel
dan zelfs snijwonden veroorza-
ken. Controleer of de gordel recht
loopt. Als u een van de gordels in
uw auto niet meer recht krijgt,
bezoek dan onmiddellijk uw er-
kende dealer om het defect te la-
ten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw
borstkas dat deze comfortabel zit en
niet tegen de hals rust. Het oprolme-
chanisme spant de gordel automa-
tisch aan.
Gesp van de veiligheidsgordel in de gespsluiting steken
27
Page 35 of 257

6. Om de gordel los te maken drukt u
op de rode knop op de gespsluiting.
De gordel wordt dan automatisch op-
gerold. Indien nodig schuift u de gesp
over de gordel zodat deze volledig kan
worden opgerold.WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel
kan bij een aanrijding scheuren,
waardoor u niet langer beschermd
bent. Controleer de veiligheidsgor-
dels van tijd tot tijd op scheuren,
rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk ver-
vangen. Probeer niet zelf de gordels
aan te passen of uit elkaar te halen.
Gordelsystemen moeten na een aan-
rijding direct worden vervangen als
ze zijn beschadigd (oprolmecha-
nisme verbogen, scheuren in de gor-
del, enz.).VERDRAAIDE
DRIEPUNTSGORDEL
ONTWARREN
Gebruik de volgende methode om een
verdraaide driepuntsgordel te ont-
warren.
1. Breng de gesp zo dicht mogelijk
naar het ankerpunt toe.
2. Pak de gordel vast op ongeveer 15
tot 30 cm boven de gesp en draai de
gordel 180° om een vouw te maken
die direct boven de gesp begint.
3. Schuif de gesp omhoog over de
dubbelgevouwen gordel. De dubbel-
gevouwen gordel moet aan de boven-
zijde van de gesp door de sleuf gaan.
4. Schuif de gesp verder omhoog tot
de dubbelgevouwen gordel vrijkomt.
VEILIGHEIDSGORDELS
OP
PASSAGIERSZITPLAATSEN
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen achterin zijn voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme, dat wordt gebruikt
voor het bevestigen van een kinder-
zitje. Raadpleeg de paragraaf "Kin- derzitjes bevestigen met de veilig-
heidsgordel" in het hoofdstuk
"Kinderzitjes" voor meer informatie
hierover. In de onderstaande tabel
wordt het type voorziening voor elke
zitplaats vermeld.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rij ALR N.v.t. ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Als de passagierszitplaats is voorzien
van een automatisch blokkerend op-
rolmechanisme en voor het gebruike-
lijke doeleinde wordt gebruikt:
Trek juist voldoende gordelband uit
het oprolmechanisme om het middel
van de inzittende comfortabel te kun-
nen omvatten, zonder het automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme te
activeren. Als het automatisch blok-
kerend oprolmechanisme toch wordt
28
Page 36 of 257

geactiveerd, hoort u een ratelend ge-
luid terwijl de gordel wordt ingetrok-
ken. Laat in dat geval de gordel vol-
ledig intrekken en trek vervolgens
juist voldoende gordelband uit het op-
rolmechanisme om het middel van de
inzittende comfortabel te kunnen om-
vatten. Schuif de gesp in de gespslui-
ting totdat u een 'klik' hoort.
AUTOMATISCH
BLOKKEREND
OPROLMECHANISME
Deze functie zorgt ervoor dat de
schoudergordel automatisch in een
van te voren ingestelde positie wordt
geblokkeerd. De schoudergordel
wordt nog steeds aangespannen. De
automatische blokkeerfunctie is be-
schikbaar op de passagierszitplaatsen
achterin met een driepuntsgordel. Ge-
bruik altijd de automatische blok-
keerfunctie als een kinderzitje is aan-
gebracht op een zitplaats die is
voorzien van een gordel met dit sys-
teem. Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd goed vastgegespt op de
achterbank worden vervoerd.Gebruik van de automatische
blokkeerfunctie
1. Gesp de driepuntsgordel vast.
2.
Pak het schoudergedeelte en trek dit
omlaag tot de hele gordel is uitgerold.
3. Laat de gordel weer terugrollen.
Terwijl de gordel wordt opgerold
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan
dat de automatische blokkeerfunctie
is geactiveerd.
De automatische blokkeerfunctie
uitschakelen
Maak de gesp van de driepuntsgordel
los en laat de gordel helemaal terug-
rollen om zo automatische blokkeer-
functie uit te schakelen en de normale
blokkering weer te activeren.WAARSCHUWING!
Laat de gordel en het oprolmecha- nisme vervangen als het automa-
tisch blokkerend oprolmecha-
nisme of een andere functie van de
veiligheidsgordels niet correct
werkt bij een controle volgens de
procedures in de onderhouds-
handleiding.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als u gordel en het oprolmecha-
nisme niet laat vervangen wan-
neer dat nodig is, verhoogt u de
kans op letsel bij aanrijdingen.
SPANKRACHTBEGRENZER
In deze auto is het veiligheidsgordel-
systeem voor de voorste zitplaatsen
voorzien van een spankrachtbegren-
zer, die bij frontale aanrijdingen helpt
om het risico van letsel verder te ver-
lagen. Dit veiligheidsgordelsysteem
heeft een oprolmechanisme dat de
gordelband op een gecontroleerde
manier afwikkelt. Deze functie is be-
doeld om de kracht te verminderen
die de gordel op de borstkas van de
inzittende uitoefent.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een aanrijding. Deze ap-
paraten verbeteren de werking van de
veiligheidsgordels door ervoor te zor-
gen dat de gordel al in een vroeg sta-
dium van een aanrijding strak over 29
Page 37 of 257

het lichaam van de inzittende komt te
liggen. Gordelspanners werken bij
alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-
bruik van kinderzitjes.
OPMERKING:
Bij gebruik van een gordelspanner
dient de veiligheidsgordel nog
steeds op de juiste wijze worden
omgedaan. De gordel moet nauw
aansluiten en op de juiste wijze
worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door de controller van het be-
veiligingssysteem voor inzittenden.
Net als de airbags zijn ook de gor-
delspanners slechts geschikt voor een-
malig gebruik. Een geactiveerde gor-
delspanner of airbag dient
onmiddellijk te worden vervangen.
EXTRA ACTIEVE
HOOFDSTEUNEN
Deze hoofdsteunen zijn passieve com-
ponenten die kunnen worden geacti-
veerd. Auto's met dit systeem kunnen
niet eenvoudigweg aan de hand van
markeringen worden geïdentificeerd,
maar alleen door visuele inspectie van
de hoofdsteun. De hoofdsteun zal zichin twee helften splitsen; de voorste
helft bestaat uit zacht schuim en be-
kleding en de achterste helft uit deco-
ratief kunststof.
Werking van de actieve
hoofdsteunen
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt afhan-
kelijk van de kracht of van het type
botsing van achteren of de actieve
hoofdsteunen moeten worden geacti-
veerd. Als activering noodzakelijk is
bij een botsing van achteren, worden
de actieve hoofdsteunen van zowel de
bestuurders- als passagiersstoel geac-
tiveerd.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tij-
dens een botsing van achteren worden
geactiveerd, schuift de voorste helft
van de actieve hoofdsteun naar voren
om de afstand tussen het achterhoofd
van de inzittende en de actieve hoofd-
steun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde
botsingen van achteren het risico van
letsel bij de bestuurder en voorpassa-
gier te voorkomen of te verlagen.
OPMERKING:
De actieve hoofdsteunen kunnen
wel of niet geactiveerd worden bij
een frontale botsing of een botsing
van opzij. Als echter tijdens een
frontale botsing een tweede bot-
sing van achteren plaatsvindt,
kunnen de actieve hoofdsteunen
geactiveerd worden, afhankelijk
van factoren zoals de soort botsing
en de ernst ervan.
Onderdelen van de actieve
hoofdsteunen
1 — Voorste helft
van de hoofd-
steun (zacht
schuim en bekle-
ding) 3 — Achterste
helft van de
hoofdsteun (de-
coratief kunst-
stof aan de ach-
terzijde)
2 — Rugleuning 4 — Geleide-
stangen van de
hoofdsteunen
30
Page 38 of 257

LET OP!
Alle inzittenden, inclusief de be-
stuurder , mogen de auto niet bestu-
ren of niet in de auto zitten totdat de
hoofdsteunen in de juiste stand
staan om het risico op nekletsel bij
een aanrijding te minimaliseren.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Hoofd-
steunen" in het hoofdstuk "De
functies van uw auto" voor meer
informatie over het correct afstel-
len en positioneren van de hoofd-
steunen.
Actieve hoofdsteunen terugstellen
Als de actieve hoofdsteunen tijdens
een aanrijding geactiveerd zijn, moet
u daarna de hoofdsteunen voor de
bestuurder en de voorpassagier terug-
stellen. Geactiveerde actieve hoofd-
steunen herkent u aan het feit dat ze
naar voren staan (zoals te zien is in
stap drie van de procedure voor het
terugstellen).
1. Pak de geactiveerde actieve hoofd-
steun beet vanuit de achterbank. 2. Plaats de handen in een comforta-
bele positie aan de bovenzijde van de
geactiveerde actieve hoofdsteun.
3. Trek de steun eerst
omlaagen ver-
volgens naar achteren richting de
achterkant van de auto, en trek de
steun daarna omlaagom het vergren-
delmechanisme te activeren. 4. De voorste helft van de actieve
hoofdsteun met zacht schuim en be-
kleding moet in de achterste helft met
decoratief kunststof vergrendeld wor-
den.
Plaats van de handen op actieve
hoofdsteun
1 — Beweging omlaag
2 — Beweging naar achteren
3 — Laatste beweging omlaag om
het vergrendelmechanisme te acti-
verenTeruggestelde actieve hoofdsteun
31
Page 39 of 257

OPMERKING:
Als u problemen ondervindt methet terugstellen van de actieve
hoofdsteunen, neem dan contact
op met een erkende dealer.
Laat uit veiligheidsoverwegin- gen de actieve hoofdsteunen
controleren door een specialist
bij een erkende dealer.
GEAVANCEERD AUTOGOR-
DELWAARSCHUWINGS-
SYSTEEM (BeltAlert®)
BeltAlert® is een voorziening die de
bestuurder eraan herinnert de veilig-
heidsgordel om te doen. Deze voorzie-
ning is altijd actief wanneer het con-
tact is ingeschakeld. Als de
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet is vastgegespt, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheids-
gordels branden totdat de gordel is
vastgegespt. De BeltAlert® waarschuwingscyclus
begint wanneer de auto een snelheid
van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels knippert en er klinkt een
geluidssignaal met tussenpozen. Een
gestarte cyclus wordt volledig afge-
werkt of wordt gestopt wanneer de
veiligheidsgordel wordt vastgegespt.
Nadat de cyclus is voltooid, blijft het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels branden totdat de veilig-
heidsgordel is vastgegespt. De be-
stuurder behoort alle overige
inzittenden erop te wijzen hun veilig-
heidsgordels vast te gespen. Als de
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet is vastgegespt bij een snelheid
hoger dan 8 km/u, geeft BeltAlert®
zowel een geluidssignaal als een visu-
ele waarschuwing.
BeltAlert® kan door uw erkende dea-
ler worden in- en uitgeschakeld.
LANCIA raadt het uitschakelen van
BeltAlert® af.OPMERKING:
Ook als BeltAlert® is uitgescha-
keld, blijft het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels
branden zolang de bestuurders-
gordel niet is vastgegespt.
VEILIGHEIDSGORDELS
EN ZWANGERSCHAP
Vrouwen die in verwachting zijn die-
nen altijd de veiligheidsgordel te dra-
gen. Dit biedt de beste bescherming
voor zowel de aanstaande moeder als
de nog ongeboren baby.
Zwangere vrouwen dienen het heup-
gedeelte van de gordel laag over het
middel en zo strak mogelijk over de
heupen te dragen. Houd de gordel
laag, zodat deze niet over de buik
loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een aanrij-
ding.
32
Page 40 of 257

AIRBAGSYSTEEM
Deze auto is ter aanvulling op de vei-
ligheidsgordels voorzien van geavan-
ceerde frontairbags voor zowel de be-
stuurder als de voorpassagier. De
geavanceerde frontairbag voor de be-
stuurder bevindt zich in het midden
van het stuurwiel. De geavanceerde
frontairbag voor de passagier bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het handschoenenkastje. De airbag-
panelen zijn voorzien van het op-
schrift SRS/AIRBAG.OPMERKING:
De geavanceerde frontairbags voor
bestuurder en voorpassagier vol-
doen aan de nieuwe richtlijnen
voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde frontairbags heeft ver-
schillende stadia. De airbag kan zo
meer of minder krachtig worden op-
geblazen, afhankelijk van factoren
zoals de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Deze auto is mogelijk uitgerust met
een gespsluitingsschakelaar voor de
veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel en/of de voorpassagiersstoel
die registreert of de gordel is vastge-
klikt. Met deze gespsluitingschake-
laar kan het niveau worden aangepast
waarmee de geavanceerde frontair-
bags worden opgeblazen.
Deze auto is voorzien van aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB), die de
inzittenden betere bescherming bie-
den tegen zijdelingse botsingen. De
aanvullende zijairbags in de stoelen
bevinden zich aan de buitenzijde van
de voorstoelen.OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de in-
terieurbekleding nauwelijks
zichtbaar, maar springen open
tijdens het opblazen van de air-
bag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
Componenten van het
airbagsysteem
Uw auto is mogelijk uitgerust met de
volgende componenten van het air-
bagsysteem:
Controller van het beveiligingssys- teem voor inzittenden
Waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem
Stuurwiel en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming
Geavanceerde frontairbag aan be- stuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan pas- sagierszijde
Locaties van de geavanceerde
frontairbags en kniebescherming
1 — Geavanceerde frontairbags
voor bestuurder en passagier
2 — Kniebescherming
33