stop start Lancia Lybra 2002 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2002, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2002Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 148 of 283

147
MOTOR STARTENBENZINEMOTOR STARTEN1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
2) Zet de versnellingspook in vrij.
3) Trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te trappen.
4) Draai de start-/contactsleutel in
stand AVVen laat hem los zodra de
motor aanslaat. Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP en nogmaals
starten.
Als met de start-/contactsleutel in
stand MARhet controlelampje ¢
samen met het waarschuwingslampje
U blijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOP te draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer
dan zelf een noodstart uit (zie “Nood-
start” in het hoofdstuk “Noodgeval-
len”) of wendt u tot een Lancia-
dealer.
BELANGRIJK Laat de contact -
sleutel niet in stand MAR staan als de
motor stilstaat.
Het is gevaarlijk om de
motor in een afgesloten
ruimte te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en pro-
duceert koolmonoxide en andere
giftige stoffen.
Direct na het starten van de motor,
vooral wanneer de auto langere tijd
niet gebruikt is, kan de motor iets
meer geluid produceren. Dit geluid,
dat niet schadelijk is voor de werking
van de motor, wordt veroorzaakt door
de hydraulische klepstoters: het dis -
tri butiesysteem op de benzinemotor
van de Lybra dat bijdraagt aan een
vermindering van de onderhouds -
werkzaamheden. Raak de hoogspannings
-
kabels (bougiekabels) nooit
aan als de motor draait.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 147
Page 149 of 283

148
DIESELMOTOR STARTEN1) Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
2) Zet de versnellingspook in vrij.
3) Draai de contactsleutel in stand
MAR. Op het instrumentenpaneel
gaan de controlelampjes men ¢
branden.
4) Wacht tot het lampje ¢ gedoofd
is.
5) Wacht tot het lampje m ge-
doofd is. Hoe warmer de motor, hoe
sneller het lampje dooft. Bij een
warme motor kan het lampje zo snel
doven dat dit niet wordt opgemerkt.
6) Trap het koppelingspedaal geheel
in.
7) Draai de contactsleutel in stand
AVV nadat het lampje mgedoofd
is. Als u te lang wacht, zijn de voor-
gloeibougies weer afgekoeld.
Het minimum toerental wordt bij
een koude motor automatisch
verhoogd. Als het lampje m
na het
starten ongeveer 30 secon-
den gaat knipperen, be-
tekent dit dat er een storing is in
het voorgloeisysteem. U kunt op de
gewone manier de motor starten
maar u dient wel zo spoedig mo-
gelijk contact op te nemen met een
Lancia-dealer. Als de motor bij de eerste poging
niet aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP en nogmaals
starten.
Als met de start-/contactsleutel in
stand MARhet controlelampje ¢
samen met het waarschuwingslampje
blijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOP te draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat,
wendt u dan tot een Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de contact -
sleutel niet in stand MAR staan als de
motor stilstaat.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 148
Page 150 of 283

149
MOTOR OPWARMEN MOTOR
NA HET STARTEN
(benzine en diesel)– Rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en trap
het gaspedaal niet bruusk in.
– Verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. We raden u aan
te wachten totdat de koelvloeistof een
temperatuur van 50° ÷ 60°C heeft be-
reikt.
NOODSTART
Als de regeleenheid van de Lancia
CODE de via de contactsleutel gezon-
den code niet herkent (controle-
lampjes ¢en U op het in stru -
menten paneel branden constant), kan
een noodstart worden uitgevoerd met
de code die op de CODE-card ver-
meld staat.
Zie het hoofdstuk “Noodgevallen”. MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand
STOP terwijl de motor stationair
draait.
BELANGRIJK Het is beter om de
motor na een zware rit even “op
adem” te laten komen. Zet de motor
niet onmiddellijk uit, maar laat hem
even stationair draaien. Hierdoor kan
de temperatuur in de motorruimte
dalen.
Probeer auto’s met ka-
talysator nooit te starten
door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling te laten
rijden. Op die wijze kan er onver-
brande brandstof in de katalysa-
tor terechtkomen, waardoor hij
onherstelbaar zal beschadigen.
Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de
motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bedie-
ning van het rempedaal en het stuur.
Gasgeven voordat u de
motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brand-
stof en is, vooral voor motoren met
turbo-compressor, schadelijk.
ROLLEND STARTEN
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 149
Page 152 of 283

151
MOTOROLIEOliepeil controleren: zie de aanwij-
zingen in het hoofdstuk “Onderhoud
van de auto”.
Het verschik tussen het MIN- en
MAX -merkteken op de peilstok komt
overeen met ongeveer 1 liter.
Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-
30 olie voor benzinemotoren.
Gebruik SAE 10W-40 of SAE 5W-
40 olie voor dieselmotoren.
Zie voor andere gegevens het hoofd-
stuk “Technische gegevens”.
KOELVLOEISTOF
Bijvullen met een mengsel van 50%
water en 50% PARAFLU
11. Zie voor
andere gegevens het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
DIESELUITVOERINGEN
De dieselmotoren zijn
uitsluitend geschikt voor
dieselbrandstof voor mo-
torvoertuigen (Europese specifica-
ties EN590). Het gebruik van an-
dere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen
en het vervallen van de garantie tot
gevolg hebben. Mocht u onver -
hoopt een ander type brandstof
tanken, dan mag de motor niet
worden gestart en moet de brand-
stoftank worden afgetapt. Ook als
de motor slechts kort heeft ge-
draaid, moet naast de brandstof-
tank, ook alle brandstof uit de
brandstofleidingen worden afge-
tapt.
Bij lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselbrandstof
verminderen door de vorming van pa-
raffine, waardoor het dieselfilter ver-
stopt kan raken.
Om dit probleem te voorkomen
wordt er, afhankelijk van het seizoen,
dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de zomer of voor de winter is
ontwikkeld.
Bij buitentemperaturen die tussen de
0 en 15°C schommelen (bijvoorbeeld
in het voor- en najaar), kan de door
het tankstation geleverde diesel-
brandstof niet toereikend blijken te
zijn.
Gebruik in die omstandigheden, en
vooral als de motor regelmatig wordt
afgezet en weer wordt gestart bij lage
buitentemperaturen (bijv. in de ber-
gen), dieselbrandstof die speciaal voor
de winter is ontwikkeld; in alle andere
gevallen raden wij aan de diesel-
brandstof te mengen met een speciaal
vorstbeveiligingsmiddel in de verhou-
ding die in de gebruiksaanwijzing van
het middel is aangegeven. Vul de tank
eerst met het middel en voeg daarna
de dieselbrandstof toe.
U moet het vorstbeveiligingsmiddel
door de dieselbrandstof mengen voor-
dat de dieselbrandstof door de kou van
samenstelling is veranderd. Het nader -
hand toevoegen heeft geen enkel effect.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 151
Page 156 of 283

155
– Controleer of de koplampen goed
staan afgesteld: als ze te laag staan,
wordt uw zicht beperkt en raakt u
sneller vermoeid. Als ze te hoog staan,
kunnen ze andere weggebruikers hin-
deren.
– Gebruik het grootlicht alleen bui-
ten de stad en als u zeker weet dat u
andere weggebruikers niet hindert.
– Doof het grootlicht (indien inge-
schakeld) als u een tegenligger ziet en
passeer met dimlicht.
– Houd alle lampen schoon.
– Let buiten de stad op overstekende
dieren.
– Lange reizen moeten in optimale
conditie worden gestart.
– Rijd niet te lang achter elkaar,
maar las pauzes in en gebruik die om
een beetje te bewegen en weer op
krachten te komen.
– Zorg voor een constante luchtver-
versing in het interieur. – Rijd nooit van een helling af met
een afgezette motor: u kunt dan niet
op de motor afremmen en de rem- en
stuurbekrachtiging werken niet,
waar door u krachtiger op de rem
moet trappen en aan het stuur moet
draaien.
– Rijd nooit van een helling af met
de versnellingspook in de vrij-stand:
op deze manier kan niet op de motor
worden afgeremd.
IN HET DONKER RIJDEN
Enkele belangrijke tips voor het rij-
den in het donker:
– Rijd extra voorzichtig: rijden in het
donker vergt veel meer concentratie.
– Beperk de snelheid, vooral op on-
verlichte wegen.
– Stop bij de eerste tekenen van sla-
perigheid: doorrijden levert gevaar op
voor uzelf en voor anderen. Ga pas
weer rijden na voldoende rust.
– Bewaar een veilige afstand, groter
dan overdag, van de auto’s die voor u
rijden. Het is moeilijk om de snelheid
van andere auto’s te schatten als al-
leen de lichten te zien zijn.
Draag altijd veiligheids
-
gordels, zowel voorin als
achterin en zorg ervoor
dat kinderen in passende zitjes
worden vervoerd. Rijden zonder
veilig heidsgordels vergroot het
risico op ernstig letsel of dodelijke
afloop bij een ongeval.Rijden onder invloed van
alcohol, verdovende mid-
delen, of bepaalde medi-
cijnen is zeer gevaarlijk voor uzelf
en voor anderen.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 155
Page 160 of 283

159
Aërodynamische accessoiresHet gebruik van niet goedgekeurde
aërodynamische accessoires kan de
aërodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.
RIJSTIJL
Het starten
Laat de motor als de auto stilstaat,
niet warmdraaien met stationair toe-
rental en ook niet met een hoog toe-
rental: onder deze omstandigheden
warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke
uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter
om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken. Op deze
manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tus-
sengas geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen. Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg
het toelaten de hoogste versnelling.
Het inschakelen van een lage versnel-
ling voor een snelle acceleratie, ver -
hoogt het brandstofverbruik. Op de-
zelfde wijze neemt bij het oneigenlijke
gebruik van een hoge versnelling, het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas -
emissie toe. Bovendien slijt de motor
hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid: als
de snelheid wordt verhoogd van 90
naar 120 km/h, neemt het brandstof-
verbruik met ongeveer 30% toe. Rijd
daarom zoveel mogelijk met een ge-
lijkmatige snelheid, vermijd over bodig
remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen. Wij raden u
daarom aan om rustig te rijden en een
veilige afstand te bewaren van de
auto’s die voor u rijden, waardoor u
tijdig kunt reageren op gevaarlijke
situaties (bijv. kettingbotsingen). Acceleratie
Met vol gas optrekken waarbij de
motor met hoge toerentallen draait,
kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Het is beter geleidelijk op te trekken
en geen maximale toerentallen te ge-
bruiken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten, bereikt de motor niet de op-
timale bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen.
LYBRA 146÷165 NL:LYBRA 146÷165 NL 07-01-10 14:47 Pagina 159
Page 168 of 283

167
NOODSTART
Als de Lancia CODE er niet in slaagt
om de startblokkering op te heffen,
blijven het controlelampje ¢en het
waarschuwingslampje Ubranden en
start de motor niet. Voor het starten
van de motor is het nodig een nood-
start uit te voeren.
Wij raden u aan om eerst de in-
structies goed te lezen voordat u de
motor op deze wijze start.
Als er tijdens deze noodstartproce-
dure een vergissing wordt gemaakt,
moet de contactsleutel in stand STOP
worden gedraaid en de gehele proce-
dure vanaf het begin (punt 1) worden
herhaald. 1)Lees de 5-cijferige elektronische
code die op de CODE-card staat ver-
meld.
2) Draai de contactsleutel in stand
MAR.
3) Trap het gaspedaal geheel in en
houd het ingetrapt. Het waarschu -
wings lampje Uvan het inspuitsys -
teem gaat ongeveer 8 seconden bran-
den. Zodra het lampje is gedoofd,
moet u het gaspedaal loslaten. Het
waar schuwingslampje Ubegint te
knipperen.
4) Als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het eerste cijfer van de
code op uw CODE-card, moet u het
gaspedaal intrappen en ingetrapt hou-
den totdat het lampje U4 seconden
heeft gebrand. Zodra het lampje is ge-
doofd, moet u het gaspedaal loslaten.
5) Het lampje U gaat weer knippe-
ren: als het lampje evenveel keer heeft
geknipperd als het tweede cijfer van
de code op uw CODE-card, moet u
het gaspedaal intrappen en ingetrapt
houden.
6) Herhaal deze procedure voor de
overige cijfers van de code op uw
CODE-card. 7)
Houd bij het laatste cijfer het gas -
pedaal ingetrapt. Het lampje U
gaat 4 seconden branden. Zodra het
lampje is gedoofd, moet u het gas -
pedaal loslaten.
8) Als het lampje Uongeveer 4 se-
conden snel gaat knipperen, is de pro-
cedure op de juiste wijze uitgevoerd.
9) Start de motor door de contact-
sleutel van stand MARin stand AVV
draaien, zonder de sleutel in stand
STOP te plaatsen.
Als het lampje U blijft branden,
draai dan de contactsleutel in stand
STOP en herhaal de procedure vanaf
punt 1).
BELANGRIJK Bij elke volgende
startpoging van de motor moet deze
noodstartprocedure worden herhaald.
Wij raden u daarom aan om na het
uitvoeren van een noodstart een
Lancia-dealer te raadplegen.
Page 199 of 283

198
Houdt u bij het slepen van
de auto aan de wettelijke
voorschriften. Dit geldt zo -
wel voor het slepen zelf als voor het
gedrag naar andere weggebruikers.
Draai voor het slepen de sleutel in
stand MAR en vervolgens in stand
STOP zonder de contactsleutel uit
het slot te verwijderen. Als de con-
tactsleutel uit het contactslot wordt
genomen, schakelt automatisch het
stuurslot in waardoor het onmoge-
lijk wordt de auto te besturen.Houd
er rekening mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken, zo-
lang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor
de bediening van het rempedaal en
het stuur.Gebruik voor het slepen
geen elastische kabels en rijd zo ge-
lijkmatig mogelijk. Controleer tij-
dens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan bescha-
digen.Start tijdens het slepen
de motor niet.BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te
blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval
betrokken bent, stopt u dan op een
afstand van ten minste een tiental
meters van het ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg
zo mogelijk in de berm en laat de
vlucht strook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de
waarschuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is met de
koplampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het
risico van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de ge-
varendriehoek goed zichtbaar en op
de wettelijk voorgeschreven afstand te
plaatsen.
– Waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informa-
tie. Gebruik op de snelweg de daar-
voor bestemde praatpalen.