stop start Lancia Lybra 2002 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2002, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2002Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 15 of 283

14
START-/
CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen worden
gedraaid (fig. 2):
STOP: motor uit, sleutel uitneem-
baar, stuurslot geblokkeerd. Enkele
elektrische installaties werken (bijv.
autoradio).
MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
AVV: starten van de motor.
PARK: motor uit, parkeerverlichting
aan, sleutel uitneembaar, stuurslot ge-
blokkeerd. Om de sleutel in stand
PARK te draaien, moet knop A
worden ingedrukt. STUURSLOT
Inschakelen: zet de sleutel in stand
STOP of PARK, trek de sleutel uit en
draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen: draai het stuur iets
heen en weer terwijl u de sleutel in
stand MAR draait.
fig. 2
P4T0005Als het start-/contactslot
is geforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u,
voordat u weer met de auto gaat
rijden, de werking van het slot
laten controleren bij een Lancia-
dealer.
Verwijder de sleutel altijd
uit het start-/contactslot als
u de auto verlaat, om on-
voorzichtig gebruik van de bedie-
ningsknoppen te voorkomen.
Vergeet niet de auto op de hand -
rem te zetten, en schakel de eerste
versnelling in als de auto op een
helling omhoog staat. Schakel de
achteruit in als de auto op een hel-
ling omlaag staat.
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is.
Bij de eerste stuuruitslag blok -
keert het stuur automatisch. Dit
geldt in alle gevallen, ook als de
auto gesleept wordt.
Page 17 of 283

16
Als de auto wordt ver -
kocht, moeten alle sleutels
en de CODE-card over -
handigd worden aan de nieuwe
eigenaar.
Samen met de sleutels hebt u een
CODE-card (fig. 4)ontvangen waar -
op staat aangegeven:
E - de elektronische code voor het
uitvoeren van een noodstart (zie
“Noodstart” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen”);
F - de mechanische code van de
sleu tels, die bij aanvraag van dupli-
caatsleutels aan de Lancia-dealer
moet worden meegedeeld.
G en H- vakjes voor het aanbrengen
van de codestickers van de afstands -
bedieningen als de auto is uitgerust
met het optionele “Diefstalalarm”.
De codes op de CODE-card moeten
op een veilige plaats worden opge-
borgen, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische
code van de CODE-card altijd bij u te
hebben omdat deze onmisbaar is voor
het uitvoeren van een noodstart. eenheid van het systeem de code, die
door de zender in de sleutel wordt
verzonden, heeft herkend via een
in het start-/contactslot ingebouwde
antenne.
1) Als de code wordt herkend, gaat
het controlelampje ¢op het instru-
mentenpaneel kort knipperen; het be-
veiligingssysteem heeft de door de
sleutel gezonden code herkend en de
startblokkering wordt opgeheven.
Draai de sleutel in stand AVVom de
motor te starten.
2) Als het lampje ¢ (samen met
lampje U) blijft branden, wordt de
code niet herkend. In dat geval raden
wij u aan de sleutel in stand STOP en
vervolgens in MAR te draaien; als de
motor geblokkeerd blijft, probeer het
dan opnieuw met de andere geleverde
sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer
dan zelf een noodstart uit (zie
“Noodstart” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen”) of wendt u tot een Lancia-
dealer.
fig. 4
P4T0229
WERKING
Iedere keer als u de start-/contact-
sleutel in stand STOP of PARK uit-
neemt, schakelt de Lancia-CODE de
functies van de elektronische regel -
e enheid van de motor uit.
Als bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR wordt gedraaid,
stuurt de regeleenheid van de Lancia-
CODE een code naar de regeleenheid
van de motor die, als de code wordt
herkend, de blokkering van de func-
ties opheft. De geheime code, die meer
dan 4 miljard combinaties heeft,
wordt alleen verzonden als de regel -
Page 18 of 283

17
Tijdens het rijden met de contact-
sleutel in stand MAR:
1) Als het controlelampje ¢ gaat
branden, betekent dit dat het systeem
zichzelf controleert (bijv. bij een ver-
mindering van de spanning). Als u het
systeem wilt controleren, moet u de
auto stilzetten,de motor uitzetten en
de contactsleutel in stand STOP en
vervolgens opnieuw in stand MAR
draaien: het controlelampje ¢gaat
branden en moet na ongeveer 1 se-
conde doven. Als het controlelampje
blijft branden, dan moet de gehele
procedure herhaald worden, waarbij
de contactsleutel ten minste 30 se-
conden in stand STOP moet blijven.
Als het controlelampje blijft branden,
dient u contact op te nemen met de
Lancia-dealer.
2) Als het lampje ¢knippert, be-
tekent dit dat de auto niet beveiligd
wordt door de startblokkering. Wendt
u onmiddellijk tot een Lancia- dealer
om alle sleutels in het geheugen te
laten opslaan. Als ongeveer 2 seconden
na het draaien van de con-
tactsleutel in stand MAR,
het controlelampje van de Lancia
CODE opnieuw gaat knipperen
met een interval van ongeveer een
halve seconde, betekent dit dat de
code van de sleutels niet is op -
geslagen en de auto dus niet door
de Lancia CODE wordt beveiligd
tegen eventuele diefstalpogingen.
Wendt u in dat geval tot een
Lancia-dealer om alle sleutels in
het geheugen te laten opslaan.
BELANGRIJK Bij een snelle start
waarbij de contactsleutel direct
van stand STOP in stand AVV
wordt gedraaid, kan het gebeuren
dat de code niet volledig wordt
verzonden, waardoor de motor
niet kan worden gestart: voer de
startprocedure langzamer uit.
DUPLICAATSLEUTELS
Bedenk dat bij aanvraag van extra
sleutels, zowel de nieuwe sleutels als
de reeds in uw bezit zijnde sleutels
opnieuw in het geheugen (tot een
maximum van 7 sleutels) moeten worden ingevoerd. Wendt u onmid-
dellijk tot een Lancia-dealer
en
neem alle in uw bezit zijnde sleutels,
de CODE-card, een identiteitsbewijs
en de papieren van de auto mee. Het
is mogelijk bij de Lancia-dealer een
duplicaat van de CODE-card aan te
vragen.
BELANGRIJK Als tijdens het
opslaan van een nieuwe sleutelcode de
reeds opgeslagen sleutelcodes niet
opnieuw worden ingevoerd, worden
ze uit het geheugen gewist, zodat
eventueel verloren of gestolen sleutels
niet meer gebruikt kunnen worden
voor het starten van de motor.
BATTERIJEN VERVANGEN
Als u op knop 1 (fig. 3) drukt en
lampje 2knippert één keer kort, dan
moet u zo snel mogelijk de batterijen
van de afstandsbediening vervangen.
Ga voor het vervangen van de bat-
terijen als volgt te werk:
1)Draai schroef A(fig. 5) los m.b.v.
een schroevendraaier met een scherpe
punt.
2) Verwijder het klepje B bij de
inkeping.
Page 20 of 283

19
– het bedienen van het start-/con-
tactslot;
– de aanwezigheid van bewegende
lichamen in het interieur (volumetri-
sche beveiliging);
– het proberen op te krikken van de
auto;
– het doorknippen van de accu -
kabels en de kabels van de sleutel-
schakelaar.
De werking van de sirene en de
volumetrische beveiliging kunnen
naar wens worden uitgeschakeld, vol-
gens de hieronder vermelde aan -
wijzingen.
BELANGRIJK De startblokkering
wordt uitgevoerd door de Lancia
CODE en wordt automatisch inge-
schakeld als de contactsleutel uit het
slot wordt genomen. AFSTANDSBEDIENING (fig. 6)
De in de contactsleutel ingebouwde
afstandsbediening is uitgerust met een
knop Aen een rood lampje B ; de
knop schakelt de afstandsbediening in
en het lampje knippert als de zender
een code stuurt naar de ontvanger.
Deze code (type “rolling code”) is
gecodeerd door middel van een speci-
fiek algoritme en dus bij iedere ver-
zending verschillend.
Met de afstandsbediening met radio -
frequentie kan het diefstalalarm op
afstand (tot aan ongeveer 10 meter)
worden ingeschakeld, zonder te rich-
ten en ook als de ruiten van de auto
vuil zijn.
BELANGRIJK Als u op knop A
drukt en lampje B knippert één keer
kort, dan moet u zo snel mogelijk de
batterijen van de afstandsbediening
vervangen. Na het vervangen van de
batterijen werkt het lampje normaal
als twee keer op knop Ais gedrukt. ALARM INSCHAKELEN
Het alarm kan alleen worden inge-
schakeld als de contactsleutel in stand
STOP of PARK staat, of als hij is uit-
genomen.
Druk om het alarm in te schakelen
op knop A(fig. 6) op de contact sleutel
en laat de knop weer los.
Met uitzondering van bepaalde
markten, zendt de sirene een geluids-
signaal (“BIEP”) uit, knipperen, als
de centrale portiervergrendeling
wordt ingeschakeld, de richting -
aanwijzers ongeveer 3 seconden, en
begint het rode lampje C (fig. 7) bij
het stuurwiel te knipperen.
fig. 7
P4T0268
Page 54 of 283

53
Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden,
moet gecontroleerd wor-
den of de handrem niet is aange-
trokken. Als het lampje blijft
branden, terwijl de handrem niet
is aangetrokken, moet u onmid-
dellijk stoppen en contact op -
nemen met de Lancia-dealer.
WATER IN DIESEL-
FILTER AANWEZIG
(jtd-uitvoeringen - geel)
Het lampje gaat branden als er
water in het dieselfilter aanwezig is.
CRUISE CONTROL
(indien aanwezig - geel)
Het lampje op de bedie-
ningshendel van de cruise-control
gaat branden, met de schakelaar in
stand ON, als het systeem in werking
treedt. LANCIA CODE (geel)
In drie gevallen (met de
contactsleutel in stand
MAR):
1. Één keer knipperen - code van
de sleutel herkend. Het is mogelijk
de motor te starten.
2. Constant branden - code van
de sleutel niet herkend. Voer voor
het starten van de motor een nood-
start uit (zie hoofdstuk “Nood -
gevallen”).
3. Knipperend - de auto wordt
niet beveiligd door het systeem. Het
is mogelijk de motor te starten.
¢
AIRBAG PASSAGIERS -
ZIJDE INGESCHAKELD
(indien aanwezig - geel)
Het lampje gaat branden als de air-
bag aan passagierszijde is uitge-
schakeld.
ALGEMEEN CHECK-
WAARSCHUWINGS -
LAMPJE (rood)
Als het elektronische controlesys -
teem een storing vindt. Als het lampje na de
testfase van 4 seconden
knippert en het waar-
schuwingslampje storing airbag
is gedoofd, dan betekent dit dat
er een storing is in het waar-
schuwingslampje van de airbag
zelf. Neem in dit geval zo spoedig
mogelijk contact op met de
Lancia-dealer.
CHECK
CRUISE
c
Water in het brandstof-
systeem kan het inspuit-
systeem ernstig beschadi-
gen en de motor kan onregel -
matig gaan draaien. Als het
lampje
cgaat branden, wendt u
dan zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer om het water te
laten aftappen.
F
Page 59 of 283

58
IN-/UITSCHAKELENHet ICS schakelt automatisch in als
u bij het starten van de motor de
contactsleutel in stand MAR draait.
Het schakelt uit als u de sleutel in
stand STOP draait.
Als u op knop 2 (fig. 57) drukt bij
uitgenomen contactsleutel, wordt
alleen de radio ingeschakeld. Deze
wordt na ongeveer 20 minuten auto-
matisch uitgeschakeld. LICHTSTERKTEREGELING
DISPLAY
Na inschakeling kan het, afhanke-
lijk van de temperatuur, enige minu-
ten duren voordat de ingestelde
lichtsterkte wordt bereikt.
Om de lichtsterkte te regelen moet,
met in- of uitgeschakelde buitenver-
lichting, de knop LIGHT 7 inge-
drukt worden gehouden: de licht-
sterkte verloopt van maximum naar
minimum en van minimum naar
maximum in ongeveer 2 seconden,
en blijft ongeveer 1 seconde op het
minimum en maximum niveau.
BELANGRIJK Als de lichtsterkte
op het minimum niveau staat, is het
display onleesbaar.
Als de buitenverlichting wordt
ingeschakeld, vermindert de licht-
sterkte van het display automatisch
en wordt de verlichting van de toet-
sen samen met de instrumentenpa-
neelverlichting geregeld.
Iedere keer als de motor wordt
gestart, wordt zowel bij in- als uitge-
schakelde buitenverlichting automa-
tisch dezelfde lichtsterkte ingesteld
als voor het uitzetten van de motor. MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
Bij het starten toont het display
ongeveer 4 seconden het LANCIA-
embleem. Daarna verschijnt een
nieuw scherm dat twee verschillende
configuraties kan hebben (fig. 58-
59) afhankelijk van de werking van
het ICS.
Het scherm dat gewoonlijk wordt
weergegeven, is in 4 gebieden onder-
verdeeld met de volgende informatie
(fig. 58):
A – Informatie over de werking van
de autoradio/CD (indien aanwezig)
en het motoroliepeil (alleen diesel -
uitvoeringen).
B – Analoog klokje en eventuele
controle-/waarschuwingslampjes.
fig. 58
P4T0627
A
D
CB
Page 76 of 283

75
ALGEMENE INFORMATIE
DiefstalbeveiligingDe autoradio is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die bestaat uit een
geheime 4-cijferige code.
De diefstalbeveiliging zorgt ervoor
dat de autoradio onbruikbaar wordt
als deze bij diefstal uit het dashboard
wordt weggenomen.
CODE-card
Op het registratiebewijs van de auto -
radio zijn het model, het serienummer
en de bijbehorende geheime code op-
genomen.
Het serienummer komt overeen met
het nummer dat op het apparaat is
aangebracht.
De CODE-card vereenvoudigt bij
eventuele diefstal de opsporing en
geeft in combinatie met het eigen-
domsbewijs de verzekeringsmaat-
schappij de gelegenheid tot vervolging
van de dader.
Bewaar de documenten altijd op een
veilige plaats. Veiligheid
Als de code is ingevoerd, wordt de
autoradio elektronisch beveiligd bij
onderbreking van de voeding van de
autoradio.
U kunt de radio weer in bedrijf stel-
len door de geheime code in te voeren.
Display
Als de voeding wordt onderbroken
nadat de code is ingevoerd, moet de
tijd en de datum worden ingesteld.
Zie voor het uitvoeren van deze han-
deling en het instellen van de licht-
sterkte van het display de paragraaf
“ICS van Lancia met multifunctioneel
display”.
Werking met mobiele telefoon
De radio is voorbereid voor de aan-
sluiting van een handsfree mobiele te-
lefoon.
Tijdens de werking van de mobiele
telefoon, wordt de geluidsweergave
van de radio onderdrukt. IN-/UITSCHAKELEN
De autoradio en het ICS schakelen
automatisch in als bij het starten van
de motor de contactsleutel in stand
MAR wordt gedraaid. De autoradio
schakelt uit als de contactsleutel in
stand STOP wordt gedraaid.
Bij uitgeschakelde of uitgenomen
contactsleutel schakelt de radio in als
op knop 9 (fig. 72) wordt gedrukt. De
autoradio schakelt na ongeveer 20
minuten automatisch uit. In dat geval
kan de lichtsterkte van het display
niet geregeld worden.
De wijze waarop de autoradio bij het
starten van de motor in- of uit-
schakelt, kan worden gewijzigd met
de IGN-functie (zie de paragraaf van
de EXPERT-functies die geactiveerd
kunnen worden door op toets 14
EXP) te drukken.
KNOP VOOR HET SELEC TE -
REN/BEVESTIGEN VAN FUNC -
TIES EN VELDWAARDEN (15)
Met knop 15 (fig. 72) rechts op het
bedieningspaneel kunnen op elk
scherm de afzonderlijke parameters geselecteerd en gewijzigd worden.
Page 114 of 283

113
RuitensproeiersAls u de hendel naar het stuur trekt
(fig. 104), schakelen de ruiten-
sproeiers in en gedurende enige se-
conden de ruitenwissers; na een pauze
van 5 seconden maken de ruitenwis-
sers een laatste slag. Als de ruitenwis-
sers al zijn ingeschakeld, maken ze
enkele slagen in de snelle continu-
stand.
Koplampsproeiers (indien
aanwezig)
Als u de hendel naar het stuur trekt
(fig. 104) bij ingeschakeld dim- of
grootlicht, dan schakelen ook de rui-
tensproeiers in ( fig. 105).
fig. 105
P4T0273
Regensensor (fig. 103)
(indien aanwezig)
De regensensor is een elektronische
voorziening in de ruitenwissers en
zorgt ervoor dat de frequentie van de
slagen van de ruitenwissers, tijdens
het wissen met interval, automatisch
wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
Alle andere functies die met de rech -
ter hendel worden bediend (uit-
schakeling ruitenwissers, continu wis-
sen met lang of kort interval, tijdelijk
wissen met kort interval, ruiten-
sproeiers en koplampsproeiers) blij-
ven onveranderd.
De regensensor schakelt automa tisch
in als de rechter hendel in stand 1
wordt geplaatst en heeft een regelbe-
reik dat oplopend varieërt van uitge-
schakelde ruitenwissers (geen slagen)
als de ruit droog is, tot ruitenwissers
die ingeschakeld worden in de tweede
continu snelheid (snel continu wissen)
bij intense regen. Als de ruitensproeiers worden be-
diend bij ingeschakelde regensensor
(hendel in stand 1) werkt het normale
reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automa-
tische werking.
Draai de contactsleutel in stand
STOP om de regensensor uit te
schakelen. Als de motor daarna wordt
gestart (sleutel in stand MAR)
schakelt de regensensor weer in als de
hendel in stand 1is blijven staan.
De gevoeligheid van de regensensor
kan worden geregeld met schakelaar
A (fig. 103 ):
AUTO = automatische regeling van
de gevoeligheid
n = minimale gevoeligheid
nn = gemiddelde gevoeligheid
nnn = maximale gevoeligheid.
Page 115 of 283

114
fig. 108
P4T0040
fig. 106
P4T0036
fig. 107
P4T0039
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGS -
KNIPPERLICHTEN (fig. 106)
Druk op schakelaar A voor in-
schakeling. De waarschuwingsknip-
perlichten werken onafhankelijk van
de stand van de contactsleutel.
Als dit systeem is ingeschakeld, gaan
het symbool op de schakelaar en het
controlelampje ŸΔop het instru-
mentenpaneel knipperen.
Druk opnieuw op de schakelaar om
het systeem uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
waarschuwingsknipperlichten is af -
hankelijk van de wetgeving van het
land waarin u zich bevindt. Houdt u
aan de voorschriften MISTLAMPEN VOOR (fig. 107)
Druk bij ingeschakelde buitenver -
lichting op knop Aom de mistlampen
voor in te schakelen.
Als de mistlampen voor zijn inge-
schakeld, brandt het lampje op de
knop.
Als u de contactsleutel in stand
STOP draait, schakelen de mist -
lampen voor automatisch uit. De
lampen schakelen pas weer in als na
het starten opnieuw op knop Awordt
gedrukt.
Druk opnieuw op de knop om de
lampen uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het ge-
bruik van de mistlampen aan de
geldende verkeersvoorschriften. Het
systeem voldoet aan de EU-normen. MISTACHTERLICHT (fig. 108)
Druk op knop A voor in-/uitschake-
ling. Het mistachterlicht werkt alleen
als het dimlicht en/of de mistlampen
voor zijn ingeschakeld.
Als het mistachterlicht is inge-
schakeld, brandt het lampje op de
knop.
Het mistachterlicht schakelt auto-
matisch uit als u de motor uitzet of als
u het dimlicht en/of de mistlampen
voor uitschakelt.
Als u de motor weer start of bij mist
het dimlicht weer inschakelt, moet u
opnieuw op de knop drukken om het
mistachterlicht weer in te schakelen.
Page 117 of 283

116
Bij aangetrokken handrem en als de
start-/contactsleutel in stand MAR
staat, gaat op het instrumentenpaneel
het waarschuwingslampje x bran-
den.
Handrem uitschakelen:
1) Trek de hendel iets omhoog en
druk op de ontgrendelknop A.
2) Houd de knop ingedrukt en laat
de hendel zakken. Het waarschu -
wings lampje xdooft.
3) Om onverwachtse bewegingen
van de auto te voorkomen, moet bij
het bedienen van de handrem het
rempedaal worden ingetrapt.
fig. 111
P4T0008
fig. 112
P4T0055
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR (fig. 111)
Deze veiligheidsschakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor de
toevoer van brandstof wordt gestopt en
de motor afslaat. Bovendien wordt
hiermee voorkomen dat bij leiding-
breuken tijdens een ongeval brandstof -
lekkage ontstaat.
De veiligheidsschakelaar schakelt bij
een ongeval ook de centrale portier-
vergrendeling uit (als de centrale por-
tiervergrendeling was ingeschakeld),
waardoor het interieur van buitenaf
bereikbaar blijft.
Draai na een ongeval de contact-
sleutel in stand STOPom te voorko-
men dat de accu ontlaadt. Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstof -
sys teem lekt, druk dan de schake-
laar niet weer terug, zodat brand
wordt voorkomen.
Als u geen brandstoflekkage waar-
neemt en de auto kan nog verder rij-
den, druk dan op knop Anaast de be-
stuurdersstoel om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
HANDREM (fig. 112)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen,
moet u de hendel omhoog trekken. Op
een vlakke ondergrond hoort de auto
geblokkeerd te zijn als de handrem
vier of vijf tanden is aangetrokken.
Op steile hellingen en bij een beladen
auto moet de handrem zeven of acht
tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval
is, laat dan een Lancia-dealer de
handrem afstellen.