Lancia Lybra 2005 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Lybra, Model: Lancia Lybra 2005Pages: 283, PDF Size: 3.16 MB
Page 21 of 283

20
Het inschakelen van het alarm
wordt voorafgegaan door een zelf -
diagnose waarin het lampje C(fig. 7)
met verschillende frequenties gaat
knipperen:
– 4 keer knipperen in 1 seconde:
geen enkele storing gesignaleerd;
– 8 keer knipperen in 1 seconde:
portier/motorkap/kofferdeksel ge -
opend of defecte sensor;
– constant branden: defecte volume-
trische sensoren of defecte kantelsen-
sor.
Bij een gesignaleerde storing, wordt
het betreffende component niet meer
beveiligd en zendt het systeem nog
een “BIEP” uit.
Bewaking
Als na het inschakelen van het
alarm, lampje C (fig. 7) gaat knippe-
ren, betekent dit dat de bewakings -
fase in werking is getreden.
Het lampje knippert zolang de
bewakingsfase actief is. BELANGRIJK
De wijze waarop het
diefstalalarm inschakelt, verschilt per
land.
Zelfdiagnose en portieren,
motorkap en kofferdeksel
controleren
Als u na het inschakelen van het
alarm een tweede “BIEP” hoort, moet
u het systeem uitschakelen, controle-
ren of de portieren, de motorkap en
het kofferdeksel gesloten zijn en ver-
volgens het systeem weer inschakelen.
Als de portieren, de motorkap en het
kofferdeksel niet goed gesloten zijn,
worden ze niet door het diefstalalarm
gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren,
motorkap en kofferdeksel het ge-
luidssignaal wordt herhaald, betekent
dit dat door de zelfdiagnose van het
sys teem een storing is gesignaleerd in
de werking van het systeem. Neem
contact op met de Lancia-dealer. ALARM INSCHAKELEN
ZONDER SIRENE
Als u het geluidssignaal van de
sirene wilt uitschakelen bij inge-
schakeld diefstalalarm, dan moet u bij
inschakeling van het systeem knop A
( fig. 6) van de afstandsbediening 4
seconden indrukken.
Het systeem zendt dan, na de nor-
male akoestische en zichtbare signa-
len, een snelle reeks van 5 “BIEPS”
uit.
Als het systeem opnieuw wordt in-
geschakeld, wordt automatisch de
normale werking van de sirene weer
ingeschakeld.
BELANGRIJK De hierboven be -
schreven procedure moet iedere keer
worden herhaald als het alarm wordt
ingeschakeld en u opnieuw de sirene
wilt uitschakelen.
Page 22 of 283

21
ALARM INSCHAKELEN
ZONDER VOLUMETRISCHE
BEVEILIGING De volumetrische beveiliging kan
worden uitgeschakeld (als er bijvoor-
beeld dieren aan boord zijn) door de
volgende handelingen snel achter
elkaar uit te voeren: draai de contact-
sleutel van stand MARin stand STOP
en direct daarna weer in stand MAR
en vervolgens opnieuw in stand STOP.
Neem vervolgens de sleutel uit het slot.
Het lampje op het stuurwiel gaat on-
geveer 2 seconden branden om de uit-
schakeling te bevestigen.
U schakelt de volumetrische beveili-
ging weer in door de sleutel in stand
MAR te draaien en langer dan 30 se-
conden te wachten.
Als u bij uitgeschakelde volumetri-
sche beveiliging een elektrische in-
stallatie wilt gebruiken die werkt met
de contactsleutel in stand MAR (bijv.
de elektrische ruitbediening), dan
moet de contactsleutel in stand MAR
worden gedraaid, de installatie wor-
den bediend en de sleutel binnen 30
seconden weer in stand STOP worden
gedraaid. Op deze manier wordt de
volumetrische bewaking niet opnieuw
ingeschakeld. ALARM AUTOMATISCH
INSCHAKELEN
(indien aanwezig)
In bepaalde markten kan het dief-
stalalarm worden geprogrammeerd
met de functie “automatisch in-
schakelen”.
Ongeveer 30 seconden na het ver -
laten van de auto schakelt het alarm
automatisch in, met uitzondering van
de centrale portiervergrendeling. Dit
wordt gesignaleerd aan de hand van de
volgende opeenvolgende handelingen:
– contactsleutel van stand MAR in
stand STOP draaien.
– openen en vervolgens weer sluiten
van het laatste portier.
Bij het openen van een portier, de
motorkap en het kofferdeksel wordt
binnen 30 seconden de automatische
inschakeling geblokkeerd. Als het
portier, de motorkap of het koffer-
deksel vervolgens weer gesloten wor-
den, duurt het opnieuw 30 seconden
voordat het alarm automatisch wordt
ingeschakeld.
U schakelt het automatisch inge-
schakelde alarm weer uit door knop
A (fig. 6) op de contactsleutel in te
drukken. ALARM UITSCHAKELEN
U schakelt het alarm uit door de
knop van de afstandsbediening in te
drukken. Het systeem voert de vol-
gende handelingen uit (met uitzonde-
ring van bepaalde markten):
– richtingaanwijzers knipperen twee
keer (pijlen);
– twee korte geluidssignalen
(“BIEP”) van de sirene;
– blokkeren van de centrale portier-
vergrendeling.
BELANGRIJK Als na uit schakeling
van het systeem het lampje in de auto
blijft branden (maximaal 2 minuten
of totdat de sleutel in stand MAR
wordt gezet), moet het volgende
onthouden worden:
–
als het lampje constant blijft branden,
betekent dit dat de batterijen van de
afstandsbediening leeg zijn en ver-
vangen moeten worden;
–
als het lampje blijft knipperen, maar
met verschillende intervallen dan die
bij een normale signalering, betekent
dit dat er geprobeerd is de auto open
Page 23 of 283

22
te breken, waarbij het aantal keren
knipperen de reden van het alarm
aangeeft:1 keer knipperen: rechter voorpor-
tier
2 keer knipperen: linker voorportier
3 keer knipperen: rechter achter-
portier
4 keer knipperen: linker achter -
portier
5 keer knipperen: volumetrische
sensoren of kantelsensor
6 keer knipperen: motorkap
7 keer knipperen: kofferdeksel/ach-
terklep
8 keer knipperen: losmaken kabels
voor het starten van de auto
9 keer knipperen: losmaken accu -
kabels of doorknippen kabels van de
sleutelschakelaar
10 keer knipperen: ten minste drie
alarmoorzaken tegelijkertijd. VOLUMETRISCHE
BEVEILIGING
Om een correcte werking van de vo-
lumetrische sensoren te garanderen,
mogen geen personen of dieren in de
auto worden achtergelaten en moeten
de ruiten en het opendak (indien
aanwezig) volledig gesloten zijn. Con-
toleer bovendien of de portieren, de
motorkap en het kofferdeksel op de
juiste wijze gesloten zijn. KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere veran-
dering in de hellingshoek van de auto
en signaleert daardoor het geheel of
gedeeltelijk optillen van de auto (bijv.
bij het verwijderen van een wiel).
De sensor is in staat minimale ver -
anderingen te meten in de hellings -
hoek van de auto, zowel in lengte- als
breedterichting. Veranderingen van
minder dan 0,5°/min worden niet
aangegeven. (bijv. bij het langzaam
leeglopen van een band).
Page 24 of 283

23
KOFFERDEKSEL OPENEN MET
INGESCHAKELD ALARMAls het alarm is ingeschakeld, kan
het kofferdeksel geopend worden door
knopje D(fig. 8) op de contactsleutel
in te drukken.
In dit geval werkt het alarmsysteem
op de volgende manier:
– uitschakeling van de volumetri-
sche beveiliging;
– uitschakeling van de kantelsensor;
– uitschakeling druksensor mo-
torkap/kofferdeksel.
Als de motorkap en het kofferdeksel
weer gesloten worden, worden de uit-
geschakelde functies weer inge-
schakeld. WANNEER GAAT HET ALARM
AF
Als het systeem is ingeschakeld, gaat
het alarm in de volgende gevallen af:
– als één van de portieren, de motor -
kap of het kofferdeksel wordt ge -
opend;
– als de accu wordt losgekoppeld of
de voedingskabels van het diefsta -
lalarm of van de sleutelschakelaar
worden losgemaakt;
– als er iets in het interieur komt,
bijv. bij het breken van de ruiten
(volumetrische beveiliging).
– bij een startpoging (contactsleutel
in stand MAR);
– als geprobeerd wordt de auto op te
tillen.
Als het alarm in werking treedt,
wordt de sirene geactiveerd (maxi-
maal 3 keer gedurende 26 seconden),
en knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 4 à 5 minuten (alleen be-
paalde landen). De manier waarop het systeem werkt en het aantal cycli,
kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli
voorzien voor de akoestische en zicht -
bare signalen.
Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale be wa -
kingsfunctie.
ALARM ONDERBREKEN
Druk op de knop van de afstands -
bediening om het alarm te onder-
breken. Als dit niet lukt, kunt u het
alarm uitschakelen met de sleutel-
schakelaar, zoals in de volgende para -
graaf wordt beschreven.
fig. 8
P4T0265
Page 25 of 283

24
Om het systeem weer in te schake-
len, draait u de sleutel rechtsom
(stand ON).
Na het in- of uitschakelen van het
alarm moet de sleutel uit het slot wor-
den genomen en de sleutelschakelaar
met het beschermdekseltje worden af-
gesloten.
BELANGRIJK Als de auto langere
tijd niet wordt gebruikt (langer dan
drie weken), is het raadzaam het dief-
stalalarm uit te schakelen om te
voorkomen dat de accu wordt uitge-
put. Bij uitgeschakeld diefstalalarm
blijft het altijd mogelijk de centrale
portiervergrendeling in- en uit te
schakelen met de afstandsbediening. BATTERIJEN VERVANGEN
Als knop A (fig. 6) op de sleutel
wordt ingedrukt en het lampje B
knippert één keer kort en het lampje
C (fig. 7) bij het stuur blijft ongeveer
2 minuten constant branden (na uit-
schakeling van het systeem), dan
moeten de batterijen van de afstands -
bediening zo snel mogelijk worden
vervangen.
Ga voor het vervangen van de bat-
terijen als volgt te werk:
1)Draai schroef A (fig. 11) los
m.b.v. een schroevendraaier met een
scherpe punt.
2) Verwijder het klepje B bij de
inkeping.
3) Vervang de batterijen en let daar-
bij op de polariteit.
De batterijen moeten worden ver-
vangen door exemplaren van het-
zelfde type, die normaal in de handel
verkrijgbaar zijn.
Na het vervangen van de batterij
werkt het lampje normaal als twee keer
op knop A (fig. 6) is gedrukt.
DIEFSTALALARM BUITEN
WERKING STELLEN
(indien aanwezig)
Om het diefstalalarm volledig buiten
werking te stellen (bijvoorbeeld bij
onderhoudswerkzaamheden aan de
elektrische installatie of als de accu
van de auto vervangen moet worden,
enz.), moet als volgt te werk worden
gegaan:
–
open het geklemde dekseltje A (fig.
9 );
–
verwijder het beschermdekseltje B
( fig. 10) van de sleutelschakelaar;
–
steek de sleutel C (fig. 10 ) in het slot
en draai deze linksom (stand OFF).
fig. 9
P4T0154
fig. 10
P4T0269
Page 26 of 283

25
Lege batterijen zijn scha-
delijk voor het milieu. Ze
moeten bij een daarvoor
bestemd depot worden ingeleverd.
Ze kunnen ook ingeleverd worden
bij een Lancia-dealer. Die zorgt
vervolgens voor de afvoer. tels, de CODE-card, een identiteits
-
bewijs en de autopapieren mee.
Ministeriële goedkeuring
In overeenstemming met de wet -
geving in ieder land ten aanzien van
radiozendapparatuur:
–
zijn op de laatste pagina’s, na het al-
fabetisch register, de typegoedkeurin-
gen voor de verschillende landen
weergegeven;
– is voor de landen waar een zend-
machtiging verplicht is, de type-
goedkeuring op het component ver-
meld.
Afhankelijk van de uitvoering/markt
kan de code ook zijn aangebracht op
de zender en/of ontvanger.EXTRA AFSTANDSBEDIE -
NINGEN BESTELLEN
De ontvanger kan in totaal 8 af-
standsbedieningen herkennen.
Als u extra exemplaren hebt aange-
schaft, bedenk dan dat het program-
meren voor alle afstandsbedieningen
moet worden uitgevoerd als de auto
nieuw is.
Hierna maakt het diefstalalarm het
onmogelijk nieuwe zenders te pro-
grammeren. Zo wordt voorkomen dat
derden een andere afstandsbediening
“bekend maken” aan de regeleenheid.
Als u in loop der tijd een nieuwe af-
standsbediening nodig hebt, kunt u
zich tot een Lancia-dealer wenden.
Neem dan alle in uw bezit zijnde sleu-
fig. 11
P4T0632
Page 27 of 283

26
ZITPOSITIE
INSTELLEN licht gebogen zijn en de handen op het
stuurwiel steunen. Laat de hendel los
en controleer of de stoel goed ge-
blokkeerd is door hem naar voren en
naar achteren te schuiven. Als de stoel
niet goed geblokkeerd is, kan deze on-
verwachts verschuiven, waardoor een
gevaarlijke situatie kan ontstaan.
HoogteverstellingTrek of duw hendel B meerdere
keren omhoog of omlaag om de stoel
respectievelijk in een hogere of lagere
stand te zetten.
Rugleuning verstellen
Draai knop C naar voren of naar
achteren om de rugleuning rechtop te
zetten of naar achteren te verplaatsen. Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen
(indien aanwezig)
De lendensteun zorgt voor een betere
steun in de rug. Draai voor de gewen-
ste instelling aan knop D (fig. 13).
Bij uitvoeringen met een airbag aan
de zijkant kan de lendensteun van de
bestuurdersstoel worden afgesteld met
knop E (fig. 14).
De bestuurdersstoel mag
alleen worden afgesteld als
de auto stilstaat.
VOORSTOELEN MET
HANDBEDIENDE VERSTELLING
(fig. 12-13-14)
Verstelling in lengterichting
Trek hendel A (fig. 12) omhoog en
schuif de stoel naar voren of naar
achteren. Als u rijdt, moeten de armen
fig. 12
P4T0007
fig. 13
P4T0009
fig. 14
P4T0270
Page 28 of 283

27
VOORSTOELEN MET ELEK -
TRISCHE VERSTELLING
(indien aanwezig) (fig. 15)
De bestuurdersstoel mag alleen wor-
den afgesteld als de auto stilstaat.
De elektrische verstelling werkt al-
leen als de contactsleutel in stand
MAR staat (behalve de verstelling in
lengterichting, hoogteverstelling en
verstelling van de rugleuning bij de
bestuurdersstoel).
Bedien de knoppen A en B(fig. 15):
¯˙ voor verstelling in lengterichting
(knop A)
voor de hoogteverstelling van de
voor- en achterkant van de bestuur-
dersstoel en van alleen de achterkant
van de passagiersstoel (knop A)¯˙ voor het verstellen van de rug -
leuning (knop B).
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen Hiermee kan de steun in de rug ver -
anderd worden voor meer comfort.
Druk op de voorzijde van knop C (fig.
15) om de steun te vergroten en op de
achterzijde om de steun te verlagen.
Stoelverwarming (indien
aanwezig)
Druk op knop D (fig. 15) om de stoel-
verwarming in te schakelen; druk de
knop nogmaals in voor uitschakeling.
Als de verwarming is ingeschakeld,
branden de lampjes op de tunnel -
console(A-fig. 16 bestuurdersstoel, B
passagiersstoel). Instellingen van de bestuurders
-
stoel opslaan (indien aanwezig)
(fig. 17)
Met deze voorziening kunnen drie
verschillende instellingen van de be-
stuurdersstoel en de buitenspiegels in
het geheugen worden opgeslagen en
opgeroepen.
De instellingen van de stoel en de bui-
tenspiegels kunnen alleen worden op-
geslagen als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Stel de positie van de bestuurders-
stoel in met de hiervoor beschreven
bedieningsknoppen en stel de stand
van de buitenspiegels af.
Druk vervolgens gelijktijdig op knop
“ MEM” en op één van de oproeptoet-
sen “1 ”, “2” of “3 ” waaronder een in-
fig. 15
P4T0333
fig. 16 fig. 17
P4T0271P4T0332
Page 29 of 283

28
stelling kan worden opgeslagen, tot-
dat u een dubbel geluidssignaal hoort
ter bevestiging.Als u een nieuwe stand van de stoel
of de buitenspiegels in het geheugen
opslaat, wordt automatisch de vorige
stand, die met dezelfde knop is opge-
slagen, gewist.
Druk om de instelling op te roepen,
bij geopend portier, op de gewenste
knop “1 ”, “2” of “3 ”. De stoel ver-
plaatst zich automatisch in de gewen-
ste positie en u hoort een geluids -
signaal ter bevestiging.
BELANGRIJKDe instelling van de
lendensteun en de inschakeling van de
stoelverwarming kunnen niet in het
geheugen worden opgeslagen. Let erop dat de hoofd-
steunen zo zijn ingesteld
dat ze het hoofd steunen
en niet de nek. Alleen in deze
positie bieden ze bescherming,
wanneer de auto van achteren
aangereden wordt.
fig. 18
P4T0232
fig. 19
P4T0010
fig. 20
P4T0011
HOOFDSTEUNEN (fig. 18)
Om de veiligheid van de passagiers
te vergroten kunnen de hoofdsteunen
van de voorstoelen en de zijzitplaat-
sen achter afgesteld worden, zodat het
hoofd op de juiste wijze wordt ge-
steund. Zitplaatsen voor (fig. 19)
De hoofdsteunen voor kunnen in
hoogte worden versteld. Houd voor de afstelling de onderkant
van de hoofdsteun vast en houd ge-
lijktijdig knop A ingedrukt. Verplaats
vervolgens de hoofdsteun omhoog of
omlaag in de gewenste stand. De hoofdsteunen voor kunnen niet
worden verwijderd.
Zijzitplaatsen achter (fig. 20)
Deze zijn in hoogte verstelbaar. Trek
voor de afstelling de hoofdsteun van -
uit de ruststand omhoog, totdat hij
hoorbaar vergrendelt. In deze stand
kan, als knop A wordt ingedrukt, de
hoofdsteun omhoog worden ge-
trokken en afhankelijk van de lengte
van de passagier in één van de stan-
den worden vergrendeld. Om de
hoofdsteun in ruststand terug te
plaatsen, moet u knop Aindrukken
en de hoofdsteun omlaag duwen.
Page 30 of 283

29
Zitplaats middenachter (fig. 21)De hoofdsteun heeft een hoge en lage
instelling.
Om de hoofdsteun te verhogen, moet
u de hoofdsteun aan de onderkant
vast pakken en volledig uittrekken,
totdat hij hoorbaar vergrendelt.
Om de hoofdsteun te verlagen, moet
u knop A indrukken en de hoofdsteun
in de zitting terugduwen, totdat hij
hoorbaar vergrendelt. ARMSTEUN VOOR (fig. 22)
Deze is verstelbaar en kan worden
op- of neergeklapt.
Voor het verstellen moet de arm-
steun iets omhoog worden geklapt en
aan haak A worden getrokken.
In de armsteun is een opbergvakje
geplaatst. Druk voor het openen van
het dekseltje op knop B. BELANGRIJK
Als de armsteun
geheel omhoog is geklapt, moet u erop
letten dat niet per ongeluk knop B
wordt ingedrukt, om te voorkomen
dat de klep van het dashboardkastje
wordt geopend en de inhoud naar
buiten valt.
ARMSTEUN ACHTER (fig. 23)
Voor gebruik moet de armsteun
worden neergeklapt zoals is afgebeeld.
Gebruik hiervoor de handgreep op de
armsteun.
Til de armsteun op om deze weer in
de zitting te plaatsen.
fig. 21
P4T0012
fig. 22
P4T0013
fig. 23
P4T0014