dashboard Lancia Musa 2005 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2005Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 188 of 338

187
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Automatische werking AUTO - ECO
Het ECO-programma kan alleen worden ingeschakeld bij de automa-
tische werking.
Het ECO-programma kan worden ingeschakeld door het indrukken
van de knop E op het paneel naast de versnellingspook. Als deze
functie is ingeschakeld, verschijnen op het display de ingeschakelde
versnelling, het bericht AUTO en de letter E (zie figuur).
Als het ECO-programma is ingeschakeld, zal het systeem zodanig
schakelen, afhankelijk van de snelheid van de auto, het motortoeren-
tal en de snelheid waarmee het gaspedaal wordt ingetrapt, dat het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft.
Als het nodig is (bijv. bij inhalen), schakelt het systeem een of meer
versnellingen terug zodat meer vermogen en een geschikt koppel
beschikbaar zijn voor de door de bestuurder gevraagde acceleratie
(dit geschiedt op volledig automatische wijze ongeacht of het ECO-
programma is in- of uitgeschakeld).
WEERGAVE OP HET DISPLAY
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, dan wordt na ongeveer
1 seconde op het display de ingeschakelde versnelling en de gekozen
functie (AUTO of MANUAL) weergegeven:
N=vrij;
1=eerste versnelling;
2=tweede versnelling;
3=derde versnelling;
4=vierde versnelling;
5=vijfde versnelling;
R=achteruit.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D1244i
L0D0334m
Page 189 of 338

188
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Als het ECO-programma is gekozen, dan verschijnt er naast de inge-
schakelde versnelling de letter E (Economy) op het display.
BELANGRIJK Als met de contactsleutel in stand MAR, het display
niet binnen 10 seconden de ingeschakelde versnelling aangeeft, draai
dan de sleutel in stand STOP, wacht tot het display gedoofd is en
draai de sleutel weer in stand MAR. Als de storing voortduurt, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D1243i
L0D1244i
Page 190 of 338

189
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
STARTEN VAN DE MOTOR
De motor kan worden gestart zowel bij een ingeschakelde versnelling
als in de vrijstand N; het is echter altijd noodzakelijk eerst het rem-
pedaal in te trappen.
Na het starten:
❒schakelt de versnellingsbak automatisch de vrijstand N in
❒blijft de versnellingspook A in de stand staan waarin deze stond
tijdens het afzetten van de motor
❒verschijnt op het display de letter N en klinkt er een akoestisch
signaal om aan te geven dat de stand van de versnellingspook en
de ingeschakelde versnelling niet overeenkomen
❒kan alleen de 1
e, de 2eof de achteruit R worden gekozen.
BELANGRIJK Als bij het starten de versnellingsbak in een andere
stand staat dan N (ongeacht de stand van de versnellingspook) en
het rempedaal is niet ingetrapt, dan verschijnt op het multifunctione-
le display een waarschuwingsbericht (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”). In dat geval moet het starten worden herhaald met inge-
trapt rempedaal.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0332m
ATTENTIE
Als het niet lukt de motor te starten met een ingeschakelde versnelling, dan klinkt er
een akoestisch signaal om de bestuurder er op te attenderen dat er mogelijk een
gevaarlijke situatie ontstaat, omdat de versnellingsbak automatisch in de vrijstand
wordt gezet.
Page 191 of 338

190
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
WEGRIJDEN MET DE AUTO
Er kan met de auto worden weggereden in de 1
eof in de 2eversnel-
ling (aanbevolen op een wegdek met weinig grip) of in de achteruit
R.
1
eVersnelling inschakelen
❒trap het rempedaal in
❒als de pook in stand N of R stond, moet deze in de middelste stand
gezet worden
❒als de pook al in de middelste stand stond, moet deze in stand +
(UP) worden gezet
❒laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in (als u het pedaal
snel en volledig intrapt, kan “sportief” worden weggereden).
2
eVersnelling inschakelen
❒trap het rempedaal in
❒als de pook in stand N of R stond, moet deze in de middelste stand
gezet worden en vervolgens in stand + (UP)
❒als de pook al in de middelste stand stond, moet deze 2 maal naar
stand + (UP) worden gedrukt
❒laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in.
Achteruit R inschakelen
❒trap het rempedaal in (de auto moet stilstaan)
❒zet de pook in stand R
❒laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0335m
Page 192 of 338

PARKEREN
Om veilig te parkeren moet, met de voet op het
rempedaal, de 1
eversnelling of de achteruit R wor-
den ingeschakeld en als u op een helling staat, de
handrem worden aangetrokken; het is bovendien
noodzakelijk dat de weergave van de ingeschakelde
versnelling van het multifunctionele display ver-
dwijnt, voordat het rempedaal wordt losgelaten.
BELANGRIJK Verlaat de auto NOOIT als de ver-
snellingsbak in de vrijstand N staat.
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Houd het rempedaal altijd ingetrapt bij stilstaan-
de auto en ingeschakelde versnelling, totdat u
wilt wegrijden; laat vervolgens het rempedaal los
en geef geleidelijk gas;
❒zet de versnellingsbak in de vrijstand N als de
auto lang stilstaat met een draaiende motor;
❒als de auto stilstaat op een helling (bijv. voor een
verkeerslicht) moet, om beschadiging aan de
koppeling te voorkomen, geen gebruik worden
gemaakt van het gaspedaal om wegrollen te
voorkomen; door oververhitting kan de koppe-
ling beschadigd worden. Houd de auto op zijn
plaats door het rempedaal ingetrapt te houden en
trap het gaspedaal alleen in als u wilt wegrijden;❒rijd alleen weg in de tweede versnelling, als met
een zeer lage snelheid weggereden moet worden,
bijvoorbeeld op een glad wegdek;
❒schakel alleen vanuit de achteruit R de eerste
versnelling in of omgekeerd, als de auto stilstaat
en het rempedaal is ingetrapt;
❒hoewel het beslist wordt afgeraden, kunt u door
onvoorziene omstandigheden afdalen van een
helling met de versnellingsbak van de auto in de
vrijstand N; als u vervolgens een schakelcom-
mando geeft, dan schakelt het systeem automa-
tisch de versnelling in, die het meest geschikt is
om het motorkoppel over te brengen naar de
wielen;
❒als u tijdens een afdaling met ingeschakelde ver-
snelling (bij vooruit rijdende auto) geen gas
geeft, dan laat het systeem bij een bepaalde snel-
heid automatisch de koppeling aangrijpen, zodat
er op de motor kan worden afgeremd.
191
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 193 of 338

BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk
beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto door de
controles en registraties die in het
“Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten uit-
voeren.Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per
maand, de spanning van de banden: als de span-
ning te laag is, wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte. Het
gewicht van de auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed op het brand-
stofverbruik en de stabiliteit.
192
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 194 of 338

Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze niet
meer gebruikt. Ze verminderen de aërodynamica
van de auto, waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt. Gebruik voor het vervoer van volumineuze
voorwerpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze
nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstra-
lers, de ruitenwissers en de aanjager vragen veel
stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt
(tot aan 25% in stadsverkeer).Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waar-
door het brandstofverbruik sterk toeneemt (tot
gemiddeld 20%): gebruik wanneer de buitentempe-
ratuur het toelaat bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aërodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aërodynamische
accessoires kan de aërodynamica negatief beïnvloe-
den, waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
193
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 195 of 338

RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij een stilstaande
auto, niet met stationair en ook niet met een hoog toe-
rental: onder deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toenemen. Het is beter om rustig
weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebruiken:
op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een
stoplicht of voordat u de motor afzet. Deze hande-
ling heeft evenals het overschakelen met tussengas,
geen enkel nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de
hoogste versnelling. Het inschakelen van een lage
versnelling voor een snelle acceleratie verhoogt het
brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge versnel-
ling neemt het verbruik en de schadelijke uitlaat-
gasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een
hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met
een gelijkmatige snelheid, vermijd overbodig rem-
men en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het
is beter geleidelijk op te trekken en het toerental
waarbij het maximum koppel wordt geleverd, niet
te overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt
de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur.
Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik
toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden,
waarbij overwegend lage versnellingen worden
gebruikt, of in de stad waar zich veel verkeerslich-
ten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk
hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het brandstofver-
bruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergan-
gen), is het raadzaam de motor uit te zetten.
194
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 196 of 338

TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans
moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van
een goedgekeurd type en een adequate elektrische
installatie. De montage van de trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het
rijden met een aanhanger.
Monteer zonodig speciale en/of extra achteruitkijk-
spiegels, waarmee u voldoet aan de geldende ver-
keerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de
auto door het gewicht van een aanhanger of cara-
van wordt beperkt. Ook de remweg wordt langer en
u hebt langer de tijd nodig om in te halen.Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen
om te voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak
rust, moet worden afgetrokken van het laadvermo-
gen van de auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangergewicht niet over-
schrijdt, moet u er rekening mee houden dat het
maximum betrekking heeft op het totale gewicht
van de aanhangwagen of caravan, inclusief acces-
soires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor
auto’s met aanhanger gelden. U mag in geen geval
harder rijden dan 100 km/h.
195
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
ATTENTIE
Voer in geen geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsys-
teem van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsys-
teem van de auto worden bediend.
ATTENTIE
Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aan-
hanger. Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen.
Page 197 of 338

196
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel
aan de carrosserie worden bevestigd waarbij de
richtlijnen die hierna zijn opgenomen, moeten wor-
den aangehouden. Deze richtlijnen worden eventu-
eel aangevuld door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de
huidige ECE-normen 94/20 en daarop volgende
wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden
gebruikt die geschikt is voor het maximale aan-
hangergewicht van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestan-
daardiseerde stekkerverbinding worden gebruikt
die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien moet op de auto
een regeleenheid voor de buitenverlichting van de
aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet een 7- of 13-
polige 12VDC stekkerverbinding (CUNA/UNI- en
ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij even-
tuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto
en/of van fabrikant van de trekhaak moeten wor-
den opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde rem of een ander
systeem (lier enz.) moet rechtstreeks op de accu
worden aangesloten met een kabel met een diame-
ter van minimaal 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier
kan alleen gebruikt worden als de motor is inge-
schakeld.
Naast de op het schema aangegeven aansluitingen,
is slechts een aansluiting voor een eventuele elek-
trisch geregelde rem toegestaan en een voor een
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de
caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de aparte module
met een kabel vanaf de accu met een diameter van
ten minste 2,5 mm
2.