dashboard Lancia Musa 2005 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2005, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2005Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 178 of 338

Als de motor nog niet aanslaat, voer dan een nood-
start uit (zie “Noodstart” in het hoofdstuk
“Noodgevallen”) en wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in
stand MAR staan als de motor is uitgezet.
JTD-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒draai de contactsleutel in stand MAR: op het
instrumentenpaneel gaan de controlelampjes
m, Uen Ybranden;
❒wacht tot de lampjes
Yen mgedoofd zijn.
Hoe warmer de motor, hoe sneller het lampje
dooft;
❒trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het
gaspedaal in te trappen;❒draai de contactsleutel in stand AVV onmiddel-
lijk nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te
lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer afge-
koeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aan-
geslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspe-
daal niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in
stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat,
moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voor-
dat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft branden, raden wij u aan de sleutel in
stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot de
Lancia-dealer.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in
stand MAR staan als de motor is uitgezet.
177
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Als het lampje mgedurende 60 seconden gaat knipperen na het starten of tijdens een langdurige
startpoging, dan duidt dat op een storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u
de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer.
Page 179 of 338

MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (ben-
zine en JTD)
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toe-
rentallen draaien en trap het gaspedaal niet
bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maximale
prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de
wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurme-
ter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje
Yop het instrumentenpaneel con-
stant blijft branden, kan een noodstart worden uit-
gevoerd met de code die op de CODE-card staat
vermeld (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”).MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleu-
tel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een
zware rit even “op adem” te laten komen. Zet de
motor niet onmiddellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de temperatuur in
de motorruimte dalen.
178
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rij-
den. Op die wijze kan er onverbrande brandstof in de katalysator terechtkomen, waardoor deze
onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachti-
ging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht
nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.ATTENTIE
Page 180 of 338

179
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achter-
uit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan met
stenen of wiggen. Het verdient aanbeveling om niet lang met een wiel
op of tegen het trottoir geparkeerd te staan. Laat de contactsleutel
nooit in stand MAR staan omdat hierdoor de accu ontlaadt en neem
bovendien de sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken zodat de auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de auto geblokkeerd te zijn als de handrem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een beladen auto moet de handrem negen of tien tanden worden aangetrok-
ken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat dan de Lancia-dealer de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendelknop A;
❒houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken; het lampje xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
BELANGRIJK Als u bemerkt dat de handrem aan het einde van zijn slag dicht bij de rand van de tunnelconsole
komt, wendt u dan tot de Lancia-dealer om de handrem af te laten stellen.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
ATTENTIELaat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutels altijd uit het con-
tactslot als u de auto verlaat en neem de sleutels mee.
L0D0149m
Page 181 of 338

180
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal
geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in de gewenste
stand plaatsen (het schakelschema staat op de knop van de pook).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto wor-
den ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel inge-
trapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadi-
gen.
Voor het inschakelen van de 6e versnelling (indien aanwezig) moet
de pook naar rechts worden gedrukt om te voorkomen dat per onge-
luk de 4e versnelling wordt ingeschakeld. Dit geldt ook voor het
schakelen van de 6e naar de 5e versnelling.
Om de achteruit (R) vanuit de vrijstand in te schakelen, moet de
schuifring (A) onder de knop omhoog worden getrokken en de pook
naar rechts en vervolgens naar achteren worden verplaatst (alleen
voor benzine-uitvoeringen).
Plaats bij de JTD-uitvoeringen de pook naar rechts en vervolgens
naar achteren.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0150m
Om op de juiste wijze te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pedaal liggen dat dit kan verhinderen: let erop dat de
vloermatten niet zijn dubbelgevouwen en zo de slag van de pedalen kunnen beperken.
ATTENTIE
Laat uw hand tijdens het rijden niet op de pookknop rusten omdat door de uitgeoefende druk, ook
als deze licht is, de interne onderdelen van de versnellingsbak na verloop van tijd kunnen slijten.
Page 182 of 338

181
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK MET
DUAL FUNCTION SYSTEM (indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een elektronisch geregelde mechani-
sche “Dual FuNction System” versnellingsbak die op twee manieren
kan worden bediend: MANUAL en AUTO. De transmissie bestaat uit
een normale mechanische versnellingsbak, waaraan een elektronisch
geregeld elektrohydraulisch systeem is toegevoegd. Dit systeem
bedient automatisch de koppeling en regelt het overschakelen.
KLAAR OM WEG TE RIJDEN
Handmatige bediening (manual)
❒ Trap het rempedaal in
❒Start de motor
❒Druk de versnellingspook A naar + (UP) om de eerste versnelling
of naar R om de achteruit in te schakelen
❒Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in
❒Druk tijdens het rijden de versnellingspook A naar + (UP) om op
te schakelen of naar - (DOWN) om terug te schakelen.
Automatische werking
❒ Trap het rempedaal in
❒Start de motor
❒Druk de versnellingspook A naar A/M voor het automatische pro-
gramma of naar R om de achteruit in te schakelen
❒Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0332m
L0D0333m
Page 183 of 338

182
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
WERKING
De versnellingsbak kan op twee manieren worden bediend:
❒de eerste methode is handmatig (MANUAL), waarbij de bestuur-
der beslist wanneer er geschakeld wordt;
❒de tweede methode is volledig automatisch (AUTO), waarbij het
systeem beslist over het overschakelen. Bij deze methode kan de
ECO-functie (Economy) worden gekozen om het verbruik te
beperken. Druk voor het inschakelen van deze functie op de toets
E bij de versnellingspook.
De versnellingen en de werking (MANUAL of AUTO) kunnen wor-
den gekozen met de versnellingspook A op de middenconsole (zie de
afbeelding).
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0332m
L0D0334m
Page 184 of 338

183
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VERSNELLINGSPOOK
De versnellingspook A op het dashboard heeft drie vergrendelde en
drie onvergrendelde standen.
De drie standen met vergrendeling zijn de vrijstand N, de achteruit R
en de middelste stand (deze bevindt zich tussen de onvergrendelde
standen UP (+) en DOWN (–) (zie de afbeelding).
Bij de onvergrendelde standen keert de pook direct na het loslaten
terug in de middenstand. Dit zijn de standen voor het opschakelen
UP (+), het terugschakelen DOWN (–) en de stand voor de automati-
sche werking (A/M).
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0332m
Page 185 of 338

184
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Er wordt teruggekeerd naar de handmatige bediening als de pook
opnieuw in stand A/M wordt gezet.
Bij stilstaande auto en uitgenomen contactsleutel kunt u de pook
zonder of met ingetrapt rempedaal verplaatsen. Het systeem voert
geen enkel commando uit als de pook wordt verplaatst en de versnel-
ling die was ingeschakeld voordat de contactsleutel werd uitgenomen,
blijft in het geheugen opgeslagen.
BELANGRIJK Als bij stilstaande auto en uitgezette motor de stand
van de pook niet overeenkomt met de daadwerkelijk ingeschakelde
versnelling, dan gaat het waarschuwingslampje (è) op het instru-
mentenpaneel enige seconden branden. Tegelijkertijd verschijnt een
bericht op het multifunctionele display.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D0333m
Page 186 of 338

HANDMATIGE BEDIENING
Deze functie biedt de bestuurder de gelegenheid
zelf de beste versnelling te kiezen in relatie tot de
gebruiksomstandigheden van de auto.
Ga voor het overschakelen als volgt te werk:
❒druk de pook in stand + (UP) om op te schake-
len;
of
❒druk de pook in stand – (DOWN) om terug te
schakelen.
Als een schakelcommando van de bestuurder de
juiste werking van de motor en de versnellingsbak
in gevaar brengt, dan weigert het systeem het com-
mando, echter er wordt automatisch teruggescha-
keld als de motor het stationair toerental bereikt
(bijv. bij afremmen).In deze gevallen waarschuwt het systeem de
bestuurder dat het niet mogelijk is het schakelcom-
mando uit te voeren: op het multifunctionele dis-
play verschijnt het betreffende bericht (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”) en er klinkt een
akoestisch signaal.
185
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Page 187 of 338

186
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
AUTOMATISCHE WERKING
Voor het in-/uitschakelen van de automatische functie AUTO moet
de pook A in stand A/M worden gezet; de inschakeling wordt beves-
tigd door de weergave van het opschrift AUTO en de ingeschakelde
versnelling op het display (zie figuur).
Als de functie AUTO is ingeschakeld, zal het systeem schakelen
afhankelijk van de snelheid van de auto, het motortoerental en de
snelheid waarmee het gaspedaal wordt ingetrapt. Tijdens de automa-
tische werking kan ook met de versnellingspook worden overgescha-
keld, zonder daarvoor de functie uit te schakelen: met dit “schakel-
advies” wordt de automatische functie tijdelijk uitgeschakeld om de
door de bestuurder gewenste versnelling in te schakelen.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
L0D1243i
L0D0333m
L0D0332m