display Lancia Musa 2006 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2006, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2006Pages: 338, PDF Size: 5.29 MB
Page 87 of 338

Drukknoppen
AUTO H-N
(automatische wer-
king)
Als u de knop AUTO
aan bestuurderszijde en/of passagierszijde voor
indrukt, regelt het systeem automatisch, in de
betreffende zones, de hoeveelheid en de verdeling
van de naar het interieur toegevoerde lucht en wor-
den alle voorafgaande handmatige instellingen
opgeheven.
Dit wordt aangeven door het verschijnen van het
opschrift FULL AUTO op het display voor.
Als er een of meerdere handmatige instellingen zijn
uitgevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanja-
gersnelheid of uitschakeling aircocompressor), dooft
het opschrift FULL op het display om aan te geven
dat het systeem niet langer alle functies automa-
tisch regelt (behalve de temperatuur die altijd auto-
matisch wordt geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem vanwege handmati-
ge instellingen de gewenste temperatuur in de
verschillende zones niet meer kan garanderen en
handhaven, knippert de ingestelde temperatuur om
aan te geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het opschrift
AUTO.
Voor het hervatten van de automatische werking
van het systeem na een handmatige instelling (een
of meerdere), moet de knop AUTO worden inge-
drukt.Drukknop MONO A (gelijkstellen
ingestelde temperaturen en lucht-
verdeling)
Als u de knop MONO indrukt, wordt
de temperatuur en de luchtverdeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde voor
automatisch gelijkgesteld, waardoor u in de twee
zones dezelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan bestuurderszij-
de. Met deze functie kan de temperatuur in het
interieur makkelijk geregeld worden als alleen de
bestuurder in de auto zit. De gescheiden regeling
van de temperatuur en de luchtverdeling wordt
automatisch weer hervat als u de draaiknop H
draait of nogmaals op de knop MONO A drukt als
het lampje op de knop brandt.
86
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒geforceerde inschakeling (recirculatie altijd
ingeschakeld); het lampje op de knop C en het
symbool
íop het display branden;
❒geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd
uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten);
lampje op de knop en het symbool
êop het
display gedoofd.
Page 89 of 338

Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
√drukt als het
lampje op de knop brandt, wordt de
aircocompressor uitgeschakeld en
dooft het lampje. Als u nogmaals op de knop drukt
als het lampje gedoofd is, wordt de inschakeling
van de compressor weer automatisch door het sys-
teem geregeld; dit wordt aangegeven door het gaan
branden van het lampje op de knop.
Als u de aircocompressor uitschakelt, wordt de
recirculatie uitgeschakeld om het eventuele beslaan
van de ruiten te voorkomen. Ook als het systeem de
ingestelde temperatuur kan handhaven, verdwijnt
het opschrift FULL van het display. Als het systeem
de ingestelde temperatuur echter niet meer kan
handhaven, gaat de temperatuur knipperen en
dooft het opschrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde aircocompressor
is het niet mogelijk lucht in het interieur in te voe-
ren met een temperatuur die lager is dan de buiten-
temperatuur; bovendien kunnen (in bijzondere
omstandigheden) de ruiten zeer snel beslaan omdat
de lucht niet gedroogd kan worden.De uitschakeling van de aircocompressor blijft in
het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van
de motor.
De automatische werking van de aircocompressor
wordt automatisch hervat als u opnieuw op de
knop
√drukt (in dat geval werkt het systeem
alleen als verwarming) of op de knop AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de buitentempe-
ratuur hoger is dan de ingestelde temperatuur, kan
het systeem niet aan de wens voldoen. Dit wordt als
volgt aangegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en vervolgens
dooft het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan de aanja-
gersnelheid handmatig op nul worden gezet (geen
enkel staafje verlicht).
Als de compressor bij draaiende motor wordt inge-
schakeld, kan de aanjagersnelheid niet onder de
minimale waarde (één staafje verlicht) zakken.
88
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Page 90 of 338

89
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Drukknop voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de voorruit
en de zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de
klimaatregeling automatisch alle
functies in die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten
voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wanneer de kli-
matologische omstandigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI op beide dis-
plays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op basis van de
koelvloeistoftemperatuur, om toevoer van nog te
koude lucht voor de ontwaseming van de ruiten,
te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters voor de
voorruit en de zijruiten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.BELANGRIJK De functie voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de ruiten blijft ongeveer 3
minuten ingeschakeld nadat de koelvloeistoftempe-
ratuur boven 50°C is gekomen (benzine-uitvoerin-
gen) of 35°C (JTD-uitvoeringen).
Als de functie is ingeschakeld, gaan het lampje op
de betreffende knop en het lampje op de knop van
de achterruitverwarming branden; op het display
dooft het opschrift FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen alleen de
aanjagersnelheid en de uitschakeling van de achter-
ruitverwarming handmatig worden geregeld.
Als u op de knop F drukt of op de recirculatieknop
C of op de knop van de compressor B of op de
knoppen AUTO N of H, worden de functies die
hiervoor waren ingesteld, weer geactiveerd.
Page 93 of 338

92
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
GROOTLICHT
Trek de hendel naar het stuurwiel, als de draaiknop reeds in stand 2
staat (vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuurwiel wordt getrokken, dooft het
grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het
stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van
de draaiknop.
LET OP: Controleer op het display of u niet de vergrendelde stand
hebt ingeschakeld.
L0D0069m
L0D0070m
Page 95 of 338

“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden
verlicht.
Inschakelen
Trek met de contactsleutel in stand STOP of uitgenomen, de linker
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het
stuur.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden lan-
ger branden, tot een maximum van 210 seconden; hierna schakelt de
verlichting automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat ook het controlelampje
3branden en verschijnt er een bericht op het display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.
94
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0070m
Page 96 of 338

95
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SCHEMERSENSOR (automatisch inschakelende koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het omge-
vingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe
hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen. De gevoeligheid van de sensor kan worden
ingesteld via het “Instelmenu” van het “multifunctionele display”.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de buitenverlichting en de dim-
lichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, verschijnt op het multifunctio-
nele display de ingestelde gevoeligheid van de sensor. Tijdens de
weergave kan de gevoeligheid worden gewijzigd met de toetsen +en
–.
Uitschakelen
Als via de sensor het commando voor uitschakeling wordt gegeven,
wordt het dimlicht uitgeschakeld en vervolgens, na ongeveer 10
seconden, de buitenverlichting.
Als tijdens de automatische verlichting het grootlicht
(handmatig door de gebruiker) wordt ingeschakeld, dan wordt het
grootlicht uitgeschakeld als de verlichting automatisch uitschakelt.
BELANGRIJK De schemersensor is niet in staat om mist te signale-
ren. Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden inge-
schakeld.L0D0072m
L0D0025m
Page 102 of 338

101
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
CRUISE-CONTROL (snelheidsregelaar - indien
aanwezig)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto (bij een snel-
heid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge trajecten en bij wei-
nig verandering in de rij-omstandigheden (bijv. snelwegen), met een
constante en vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het gaspe-
daal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit systeem biedt geen
voordelen in druk verkeer. Gebruik dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A in stand ON.
Het systeem kan alleen worden ingeschakeld in de vierde of vijfde
versnelling. Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de
snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen snelheid.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje
Üop het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht (bepaalde uitvoerin-
gen) op het multifunctionele display.
L0D0076m
Page 110 of 338

109
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar bevindt zich onder het dashboard naast de
portierstijl aan passagierszijde. Om de schakelaar te bereiken, moet u
de bekleding verplaatsen. De schakelaar springt omhoog bij een
ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt het controlelampje èop het
instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht (bepaalde
uitvoeringen) op het instelbare multifunctionele display.
Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder
rijden, druk dan op de knop A om de brandstoftoevoer weer te
herstellen en de verlichting weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleutel in stand STOP om te
voorkomen dat de accu ontlaadt.
ATTENTIEAls u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen.
L0D0085m
Page 122 of 338

121
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BAGAGERUIMTE
De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van buitenaf geopend
worden met behulp van een elektrische ontgrendelhendel boven de
kentekenplaathouder.
De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als de portieren
van de auto ontgrendeld zijn.
In het instelmenu op het display van het instrumentenpaneel (zie
“Instelbaar multifunctioneel display” in dit hoofdstuk) kan de
keuzemogelijkheid “Achterklep onafhankelijk ontgrendelen” worden
geselecteerd: op deze manier wordt de achterklep niet gelijktijdig met
de portieren ontgrendeld; druk op de knop
Rop de
afstandsbediening om de achterklep te ontgrendelen/openen.
Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richtingaanwijzers
twee keer.
L0D0104m
L0D0016m
HANDMATIGE RUITBEDIENING ACHTER
(indien aanwezig)
Open of sluit de ruiten met de betreffende slinger.
L0D0156m
Page 130 of 338

129
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden afgesteld met de knoppen
en Òop
het dashboard.
Op het display wordt de stand aangegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage.
Stand 3 - bestuurder + maximale lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als
het gewicht van de lading wijzigt.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin de auto
is verkocht. In landen waar op de andere weghelft wordt gereden,
moeten, om tegenliggers niet te verblinden, delen van de koplamp
worden afgedekt (zie voor de plaats en afmetingen de afbeeldingen).
Gebruik voor het afplakken ondoorzichtige tape.
De afbeeldingen hebben betrekking op de overgang van een land
waar links wordt gereden naar een land waar rechts wordt gereden.
L0D0116m
L0D0118m
L0D0119m