stop start Lancia Musa 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2008, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2008Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 13 of 218

12
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Als het lampje
Ytijdens het
rijden gaat branden
❒Als het lampje Ygaat branden,
betekent dit dat het systeem zich-
zelf controleert (bijv. bij een ver-
mindering van de spanning).
❒Als de storing blijft bestaan, wendt
u dan tot de Lancia-dealer.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de
sleutel in stand MARdraait, dan
stuurt het Lancia CODE-systeem een
code naar de regeleenheid van de mo-
tor die, als de code wordt herkend, de
blokkering van de functies opheft. De
code wordt alleen verzonden als de re-
geleenheid van het systeem de door de
sleutel verzonden code heeft herkend.
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand STOPzet, schakelt de Lancia
CODE de functies van de elektroni-
sche regeleenheid van de motor uit.
Als bij het starten de code niet wordt
herkend, gaat op het instrumenten-
paneel het waarschuwingslampje
Ybranden.Bij krachtige stoten kunnen
de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd
worden.
Draai in dat geval de sleutel in stand
STOPen vervolgens in stand MAR;
als de motor geblokkeerd blijft, pro-
beer het dan opnieuw met de andere
geleverde sleutels. Als de motor nog
niet aanslaat, wendt u dan tot de Lan-
cia-dealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een
eigen code, die in de regeleenheid van
het systeem moet worden opgeslagen.
Voor het opslaan van nieuwe sleutels
(maximaal acht) moet u zich tot de
Lancia-dealer wenden.
Page 21 of 218

20
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
START-/
CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden
gedraaid:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneem-
baar en stuur geblokkeerd. Enkele
elektrische installaties werken
(bijv. autoradio, elektrische ruit-
bediening enz.).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
❒AV V: motor starten (stand zonder
vergrendeling).
Het contactslot is voorzien van een
herstartbeveiliging. Als de motor bij
de eerste poging niet aanslaat, moet u
de sleutel terugdraaien in stand STOP
en nogmaals starten.
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de presta-
ties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden ge-
bracht en voldoet de auto niet meer
aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
fig. 21L0D0021m
Als het start-/contactslot
is geforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u, voordat
u weer met de auto gaat rijden, de
werking van het slot laten contro-
leren bij de Lancia-dealer.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig
gebruik van de bedieningsknoppen
te voorkomen. Vergeet niet de
handrem aan te trekken. Schakel
de eerste versnelling in als de auto
op een helling omhoog staat en de
achteruit bij een helling omlaag
(gezien vanuit de rijrichting). Laat
kinderen nooit alleen achter in de
auto.
ATTENTIE
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en
draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de eer-
ste stuuruitslag blokkeert het stuur
automatisch. Dit geldt in alle geval-
len, ook als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Page 63 of 218

62
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PARKEERVERLICHTING fig. 67
Draai de contactsleutel in stand STOP
of verwijder de sleutel en draai de draai-
knop in stand
6. Op het instrumenten-
paneel gaat het controlelampje
3branden en de buitenverlichting en de
kentekenplaatverlichting worden inge-
schakeld. Als u de hendel omhoog
plaatst
1, gaat alleen de buitenverlich-
ting aan de rechterzijde branden; als u
de hendel omlaag plaatst
2, gaat alleen
de verlichting aan de linkerzijde bran-
den. In beide gevallen gaat het lampje
3op het instrumentenpaneel branden. GROOTLICHTSIGNAAL
Het grootlichtsignaal kan worden ge-
geven door de hendel naar het stuur-
wiel te trekken (onvergrendelde
stand) ongeacht de stand van de
draaiknop. Op het instrumentenpa-
neel gaat het controlelampje
1bran-
den.
fig. 63L0D0066m
fig. 66L0D0069m
fig. 65L0D0068m
fig. 64L0D0067m
BUITEN-
VERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de bui-
tenverlichting.
De buitenverlichting werkt uitsluitend
als de contactsleutel in stand MARstaat.
VERLICHTING UIT fig. 63
Draaiknop in stand
å.
BUITENVERLICHTING fig. 64
Draai de draaiknop in stand
6.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3branden.
DIMLICHT fig. 65
Draai de draaiknop in stand
2.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
3branden.
GROOTLICHT fig. 66
Trek de hendel naar het stuurwiel
(vergrendelde stand), als de draai-
knop reeds in stand
2staat.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
1branden.
Als de hendel opnieuw naar het stuur-
wiel wordt getrokken, dooft het groot-
licht en wordt het dimlicht weer inge-
schakeld.
Page 64 of 218

63
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
RICHTINGAANWIJZERS
fig. 67
Zet de hendel in de vergrendelde
stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling lin-
ker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert
het waarschuwingslampje
Fof D.
De richtingaanwijzers schakelen au-
tomatisch uit als de auto weer recht-
uit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven,
voor het uitvoeren van een handeling
waarvoor het stuurwiel slechts weinig
hoeft te worden verdraaid, dan drukt
u de hendel iets omhoog of omlaag
zonder dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.SCHEMERSENSOR (automatisch
inschakelende koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de ver-
schillen in sterkte van het omgevings-
licht waar te nemen op basis van de
ingestelde gevoeligheid: hoe hoger de
gevoeligheid, hoe minder buitenlicht
er nodig is om de verlichting in te
schakelen. De gevoeligheid van de
sensor kan worden ingesteld via het
“Setup-menu” van het “Multifunctio-
nele display”.
Inschakelen
Zet de draaiknop in stand
2A
fig. 69; op deze manier gaan, afhan-
kelijk van de sterkte van het buiten-
licht, de buitenverlichting en de dim-
lichten automatisch branden. “FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM
fig. 68
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden ver-
licht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de
contactsleutel in stand STOPte
draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het uit-
zetten van de motor naar het stuur te
trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft
de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna schakelt de verlich-
ting automatisch uit.
fig. 67L0D0071mfig. 68L0D0070mfig. 69L0D0072m
Page 66 of 218

65
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
In stand Ewerken de ruitenwissers,
zolang u de hendel met de hand in
deze stand houdt. Als u de hendel
loslaat, springt deze direct weer in
stand Aen schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
BELANGRIJK Vervang de
wisserbladen volgens de
aanwijzingen in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”.REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met
de voorruit. De sensor zorgt ervoor
dat de frequentie van de slagen van
de ruitenwissers automatisch wordt
aangepast aan de hoeveelheid regen
op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de
omgeving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand
naar beneden.
Als de regensensor wordt ingescha-
keld, maken de ruitenwissers 1 slag.
Als u de draaiknop F-fig. 73draait,
kunt u de gevoeligheid van de regen-
sensor verhogen.
Als de gevoeligheid van de regensen-
sor verhoogd wordt, maken de rui-
tenwissers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma
ingeschakeld, zonder de extra reini-
gingsslag na 5 seconden. Daarna her-
vat de regensensor zijn normale auto-
matische werking. “Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de
ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve
seconde aangetrokken houdt, dan
worden in een beweging de ruiten-
wissers/-sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de
ruitensproeiers onmiddellijk terwijl de
ruitenwissers nog 4 slagen maken.
Na vijf seconden volgt nog een extra
reinigingsslag. Gebruik de ruitenwissers
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de voorruit te ver-
wijderen. In die omstandig-
heden grijpt, als de ruitenwissers te
zwaar worden belast, de beveiliging
in, die ervoor zorgt dat de ruiten-
wissers enkele seconden worden uit-
geschakeld. Als hierna de werking
niet wordt hervat, wendt u dan tot de
Lancia-dealer.
fig. 72L0D0074m
Page 67 of 218

66
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers
voor de achteruit inschakelt, gaat au-
tomatisch ook de achterruitwisser
continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard
duwt (onvergrendelde stand), scha-
kelt de achterruitsproeier in.
Als u de hendel langer dan een halve
seconde naar het dashboard geduwd
houdt, schakelt ook de achterruitwis-
ser in.
Als u de hendel loslaat, wordt het in-
telligente wis-/wasprogramma inge-
schakeld, zoals bij de ruitenwissers
voor. Als de regensensor op deze wijze op-
nieuw wordt ingeschakeld, maken de
ruitenwissers 1 slag.
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen
en zijn gevoeligheid hieraan aan te
passen:
❒vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
Uitschakelen
Zet de hendel in stand Bof draai de
start-/contactsleutel in stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart
(sleutel in stand MAR), schakelt de
regensensor niet weer in, ook niet als
de hendel in stand Bis blijven staan.
Voor het inschakelen van de regen-
sensor moet de hendel in stand Aof C
worden gezet en daarna in stand Bof
de knop voor het instellen van de ge-
voeligheid worden gedraaid.
fig. 73L0C0073m
Door waterstrepen kunnen
de ruitenwissers onge-
wenst inschakelen.
ATTENTIE
ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER fig. 74
Deze werken uitsluitend als de con-
tactsleutel in stand MARstaat.
Als u de draaiknop Avan stand
åin
stand 'zet, dan werkt de achter-
ruitwisser als volgt:
❒in intervalstand als de ruitenwis-
sers voor niet zijn ingeschakeld
❒synchroon (met de helft van de
frequentie van de ruitenwissers
voor) als de ruitenwissers voor zijn
ingeschakeld.
fig. 74L0D0075m
Page 69 of 218

68
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet de draaiknop A-fig. 75in stand
OFFof de start-/contactsleutel in
stand STOP. Het systeem schakelt in
de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het rem- of koppelingspedaal
wordt ingetrapt. OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla ver-
volgens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (
–) totdat
de nieuwesnelheid is bereikt die
automatisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verlaagd (on-
geveer 1 km/h). Als de hendel omlaag
wordt gehouden, verandert de snel-
heid traploos. OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het
rem- of koppelingspedaal, kan de op-
geslagen snelheid op de volgende ma-
nier worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de op-
geslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die inge-
schakeld was op het moment van
het opslaan van de snelheid
(vierde of vijfde versnelling);
❒druk op de knop RES B.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla ver-
volgens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (
+).
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verhoogd (on-
geveer 1 km/h). Als de hendel om-
hoog wordt gehouden, verandert de
snelheid traploos.
Als de cruise-control tij-
dens het rijden is inge-
schakeld, zet dan nooit de versnel-
lingspook in de vrijstand.
ATTENTIE
Bij een storing of een af-
wijkende werking van de
cruise-control, moet de draaiknop
A in stand OFF worden gezet. Laat
het systeem, na controle van de ze-
kering, door de Lancia-dealer con-
troleren.
ATTENTIE
Page 73 of 218

72
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar bevindt
zich onder het dashboard naast de
portierstijl aan passagierszijde. Om de
schakelaar te bereiken, moet u de be-
kleding verplaatsen. De schakelaar
springt omhoog bij een ongeval, waar-
door de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Als het systeem is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
èop het
instrumentenpaneel en verschijnt er
een bericht (bepaalde uitvoeringen)
op het instelbare multifunctionele dis-
play.
Controleer de auto zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de
nabijheid van de brandstoftank.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet
weer terug, zodat brand wordt
voorkomen.
ATTENTIE
fig. 84L0D0388m
Als u geen brandstoflekkage waar-
neemt en de auto kan nog verder rij-
den, druk dan op knop A-fig. 84om
de brandstoftoevoer weer te herstellen
en de verlichting weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleu-
tel in stand STOPom te voorkomen
dat de accu ontlaadt.
Page 79 of 218

78
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
PORTIER BESTUURDERSZIJDE
fig. 103
Op de armsteun zijn twee of (indien
aanwezig) vijf bedieningsschakelaars
gemonteerd waarmee u, als de con-
tactsleutel in stand MARstaat, de zij-
ruiten bedient:
Aopenen/sluiten zijruit linksvoor;
Bopenen/sluiten zijruit rechtsvoor;
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
Bij uitvoeringen met 2 bedienings-
schakelaars (alleen elektrische ruitbe-
diening voor) is er geen automatische
bediening omhoog/omlaag, terwijl bij
uitvoeringen met 4 bedieningsscha-
kelaars (elektrische ruitbediening voor
en achter) er aan bestuurderszijde een
automatische bediening omhoog/om-
laag is en aan passagierszijde alleen
omlaag (indien van toepassing ook
omhoog), terwijl er achter alleen een
automatische bediening omlaag is.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
stand STOPstaat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 2
minuten worden bediend. Het sys-
teem wordt echter onmiddellijk uitge-
schakeld als een van de portieren
wordt geopend.
fig. 103L0D0103m
Copenen/sluiten zijruit linksachter
(indien aanwezig);
Dopenen/sluiten zijruit rechtsachter
(indien aanwezig);
Eblokkeren van de schakelaars op
de achterportieren (indien aanwe-
zig). Als het systeem is ingescha-
keld, brandt het lampje op de
knop.
Page 80 of 218

79
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Automatische werking
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen met vier elek-
trisch bedienbare ruiten met automa-
tische bediening omhoog en omlaag
van de portierruit aan bestuurders-
zijde en alleen omlaag van de andere
ruiten.
ASchakelaar voor automatisch
volledig openen en sluiten;
B-C-DSchakelaars voor alleen au-
tomatisch volledig openen.
Druk kort op een van de schakelaars
voor het “stapsgewijs” openen/sluiten
van de ruit. Als u de schakelaar lo-
slaat, stopt de beweging van de ruit.
PORTIER PASSAGIERSZIJDE
EN ACHTERPORTIEREN
(indien aanwezig) fig. 104
In de armsteun van ieder portier is
een schakelaar gemonteerd om aan
die zijde de ruit te bedienen.
fig. 104L0D0155m
Onzorgvuldig gebruik van
de elektrische ruitbedie-
ning kan gevaarlijk zijn. Contro-
leer voor en tijdens het bedienen
van de ruit altijd of de passagiers
niet kunnen worden verwond door
de bewegende ruiten, hetzij direct
door contact met de ruit, hetzij
door voorwerpen die door de ruit
worden meegesleept of geraakt.
Verwijder altijd de sleutel uit het
contactslot als u de auto verlaat om
te voorkomen dat een onverwachtse
inschakeling van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor
de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE
fig. 105L0D0156m
HANDMATIGE RUITBEDIENING
(indien aanwezig)
Open of sluit de ruiten met de be-
treffende slingerfig. 105.