display Lancia Musa 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2011Pages: 218, PDF Size: 3.69 MB
Page 55 of 218

54
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem kunt u op ieder
moment de ingestelde temperaturen,
de luchtverdeling en de aanjagersnel-
heid met de betreffende knoppen wij-
zigen: het systeem zal automatisch de
eigen instellingen wijzigen en aanpas-
sen aan de nieuwe instellingen.
Als tijdens de volledige automatische
werking (FULL AUTO) de luchtver-
deling en/of de luchtopbrengst gewij-
zigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de recircula-
tie, dan verdwijnt het opschrift FULL.
Op deze manier worden de functies
niet langer automatisch geregeld maar
moeten met de hand worden bediend,
totdat u opnieuw de knop AUTOin-
drukt. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig
zijn aangepast, dan blijft de regeling
van de luchttemperatuur automatisch
plaatsvinden, behalve als de com-
pressor is uitgeschakeld: als de com-
pressor is uitgeschakeld, dan kan er
geen lucht in het interieur worden ge-
voerd waarvan de temperatuur lager
is dan de buitentemperatuur. Tijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem, moeten alleen
de volgende functies eventueel hand-
matig worden ingeschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempe-
ratuur en de luchtverdeling aan
bestuurders- en passagierszijde
voor gelijk te stellen;
❒
…, luchtrecirculatie, om de re-
circulatie altijd in- of uitgescha-
keld te houden;
❒
-, voor een snelle ontwaseming/
ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels;
❒
(, voor het ontwasemen/ont-
dooien van de achterruit en de
buitenspiegels. GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende ma-
nieren worden ingeschakeld, maar wij
raden u aan te beginnen met het in-
drukken van een van de knoppen
AUTOen vervolgens de draaiknoppen
te draaien om op de display de ge-
wenste temperaturen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil
is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem ge-
heel automatisch te werken, zodat zo
snel mogelijk de ingestelde tempera-
turen worden bereikt. Het systeem
regelt de temperatuur, de luchthoe-
veelheid en de luchtverdeling in het
interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.
Page 56 of 218

55
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Deze functie kan worden ingeschakeld
als u het interieur zo snel mogelijk
wilt verwarmen, waarbij maximaal
van het vermogen van het systeem ge-
bruik wordt gemaakt. Deze functie
maakt gebruik van de maximale tem-
peratuur van de verwarmingsvloei-
stof, terwijl de luchtverdeling en de
snelheid van de aanjager door het sys-
teem worden ingesteld.
Als de motorkoelvloeistof niet warm
genoeg is, schakelt het systeem niet on-
middellijk de maximale aanjagersnel-
heid in, om de toevoer van te koude
lucht in het interieur te beperken.
Als deze functie is ingeschakeld, zijn
alle handmatige instellingen toege-
staan.
Voor het uitschakelen van de functie
is het voldoende om de draaiknop
voor de temperatuur naar links te
draaien en de gewenste temperatuur
in te stellen.
❒FunctieLO(maximale koeling):
wordt ingeschakeld als de draaiknop
van de temperatuur naar links wordt
gedraaid, voorbij de minimale waarde
(16 °C). Deze functie kan worden ge-
activeerd voor alleen de bestuurders-
zijde of de passagierszijde voor of voor
beide zijden (ook door de functie
MONOte selecteren). Met deze functie kan de temperatuur
in het interieur makkelijk geregeld
worden, als de bestuurder alleen in de
auto zit.
De gescheiden regeling van de tempe-
ratuur en de luchtverdeling wordt au-
tomatisch weer hervat, als u de draai-
knoppenHdraait of nogmaals op de
knop (A-MONO) drukt als het lampje
op de knop brandt.
Als u de knoppen helemaal naar
rechts of helemaal naar links draait,
tot aan de uiterste waarden HIofLO,
wordt respectievelijk de functie van de
maximale verwarming of de maxi-
male koeling ingeschakeld:
❒FunctieHI(maximale verwar-
ming):
wordt ingeschakeld als de draaiknop
van de temperatuur naar rechts wordt
gedraaid, voorbij de maximale waarde
(32 °C). Deze functie kan worden ge-
activeerd voor alleen de bestuurders-
zijde of de passagierszijde voor of voor
beide zijden (ook door de functie
MONOte selecteren). BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknoppen
voor regeling
luchttemperatuur
H-N
Als u de knoppen naar
rechts of naar links
draait, verhoogt of ver-
laagt u de luchttempe-
ratuur respectievelijk
in het gedeelte links-
voor (draaiknop N) en
rechtsvoor (draaiknop
H) van het interieur.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instel-
len. Het maximaal toegestane verschil
is 7 °C.
De ingestelde temperaturen worden
op de display weergegeven dicht bij
de knoppen.
Als u de knop A(MONO) indrukt,
wordt de temperatuur aan bestuur-
ders- en passagierszijde voor automa-
tisch gelijkgesteld, waarna u de tem-
peratuur in de twee zones met de
draaiknopNaan bestuurderszijde
kunt regelen.
Page 58 of 218

57
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
De ingestelde luchtverdeling wordt
aangegeven door een brandend
lampje op de geselecteerde knoppen.
Als een gecombineerde functie is in-
gesteld en er een knop wordt inge-
drukt, dan wordt ook de functie van
die knop ingeschakeld. Als daarente-
gen een knop van een reeds ingestelde
functie wordt ingedrukt, dan wordt
die functie uitgeschakeld (het be-
treffende lampje dooft).
Voor het hervatten van de automati-
sche werking van de luchtverdeling na
een handmatige instelling, moet de
knopAUTOworden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtver-
deling naar de voorruit, wordt ook de
luchtstroom aan passagierszijde auto-
matisch naar de voorruit geleid. De
passagier kan vervolgens een andere
luchtverdeling kiezen door de be-
treffende knoppen in te drukken.Drukknoppen
AUTO H-N
(automatische
werking)
Als u de knop AUTO
aan bestuurderszijde
en/of passagierszijde
voor indrukt, regelt het
systeem automatisch,
in de betreffende zo-
nes, de hoeveelheid en
de verdeling van de
naar het interieur toegevoerde lucht en
worden alle voorafgaande handmatige
instellingen opgeheven.
Dit wordt aangegeven door het ver-
schijnen van het opschrift FULL
AUTOop de display voor.
Als er een of meerdere handmatige
instellingen zijn uitgevoerd (luchtre-
circulatie, luchtverdeling, aanjager-
snelheid of uitschakeling aircocom-
pressor), dooft het opschrift FULLop
de display om aan te geven dat het
systeem niet langer alle functies auto-
matisch regelt (behalve de tempera-
tuur die altijd automatisch wordt
geregeld). Drukknoppen
voor regelen
aanjagersnelheid L
Als u op de uiteinden
van knop
pdrukt,
wordt de aanjagersnelheid verhoogd
of verlaagd en daarmee de hoeveel-
heid lucht die in het interieur wordt
gevoerd om de gewenste temperatuur
te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergege-
ven door verlichte staafjes op de dis-
play
❒Maximum aanjagersnelheid = alle
staafjes verlicht
❒Minimum aanjagersnelheid = één
staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgescha-
keld, maar alleen als u de aircocom-
pressor hebt uitgeschakeld met de
knopB.
BELANGRIJK Voor het hervatten van
de automatische werking van de aan-
jager na een handmatige instelling,
moet de knop AUTOworden inge-
drukt.
Page 59 of 218

58
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Drukknop voor
in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie
werkt als volgt:
❒handmatig ingeschakeld (recircula-
tie altijd ingeschakeld); het lampje
op de knop MONOen het symbool
íop de display branden;
❒handmatig uitgeschakeld (recircu-
latie altijd uitgeschakeld met lucht-
toevoer van buiten); lampje op de
knop en het symbool
êop de dis-
play gedoofd.
Deze mogelijkheden kunnen worden
ingeschakeld door meerdere keren op
de recirculatieknop Cte drukken.
Na een bepaalde tijd wordt de recir-
culatie om veiligheidsredenen auto-
matisch uitgeschakeld, zodat de lucht
in het interieur ververst kan worden. Drukknop MONO A
(gelijkstellen
ingestelde
temperaturen
en luchtverdeling)
Als u de knop MONOindrukt, wordt
de temperatuur en de luchtverdeling
aan bestuurderszijde en aan passa-
gierszijde voor automatisch gelijkge-
steld, waardoor u in de twee zones
dezelfde temperatuur en de luchtver-
deling kunt instellen met de draai-
knop aan bestuurderszijde. Met deze
functie kan de temperatuur in het in-
terieur makkelijk geregeld worden als
alleen de bestuurder in de auto zit. De
gescheiden regeling van de tempera-
tuur en de luchtverdeling wordt auto-
matisch weer hervat als u de draai-
knopHdraait of nogmaals op de
knopMONO Adrukt als het lampje
op de knop brandt. BELANGRIJK Als het systeem van-
wege handmatige instellingen de ge-
wenste temperatuur in de verschil-
lende zones niet meer kan garanderen
en handhaven, knippert de ingestelde
temperatuur om aan te geven dat het
systeem een probleem heeft gesignal-
eerd; na een minuut dooft het op-
schriftAUTO.
Voor het hervatten van de automati-
sche werking van het systeem na een
handmatige instelling (een of meer-
dere), moet de knop AUTOworden
ingedrukt.
Page 60 of 218

59
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
BELANGRIJK Met de recirculatie-
functie kunnen (verwarming of koe-
ling van het interieur) de gewenste
omstandigheden sneller worden be-
reikt. Het is echter niet raadzaam
deze functie handmatig in te schake-
len op regenachtige of koude dagen,
omdat dan de ruiten aan de binnen-
zijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan, vooral als de aircocompressor
niet is ingeschakeld.
Bij buitentemperaturen onder 5-7 °C
wordt de recirculatie uitgeschakeld
(met luchttoevoer van buiten) om het
beslaan van de ruiten te voorkomen.Drukknop voor
in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
√drukt als het lampje
op de knop brandt, wordt de airco-
compressor uitgeschakeld en dooft het
lampje. Als u nogmaals op de knop
drukt als het lampje gedoofd is, wordt
de inschakeling van de compressor
weer automatisch door het systeem
geregeld; dit wordt aangegeven door
het gaan branden van het lampje op
de knop.
Als u de aircocompressor uitschakelt,
wordt de recirculatie uitgeschakeld
om het eventuele beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Ook als het sys-
teem de ingestelde temperatuur kan
handhaven, verdwijnt het opschrift
FULLvan de display. Als het systeem
de ingestelde temperatuur echter niet
meer kan handhaven, gaat de tempe-
ratuur knipperen en dooft het op-
schriftAUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde
aircocompressor is het niet mogelijk
lucht in het interieur in te voeren met
een temperatuur die lager is dan de
buitentemperatuur; bovendien kun-
nen (in bijzondere omstandigheden)
de ruiten zeer snel beslaan omdat de
lucht niet gedroogd kan worden.
Bij lage buitentemperatu-
ren raden wij u aan om de
recirculatiefunctie niet te gebrui-
ken, omdat hierdoor de ruiten snel-
ler kunnen beslaan.
ATTENTIE
Page 61 of 218

60
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BELANGRIJK De functie voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de rui-
ten blijft ongeveer 3 minuten inge-
schakeld nadat de koelvloeistoftem-
peratuur boven 50 °C is gekomen
(benzine-uitvoeringen) of 35 °C (Mul-
tijet-uitvoeringen).
Als de functie is ingeschakeld, gaan
het lampje op de betreffende knop en
het lampje op de knop van de achter-
ruitverwarming branden; op de dis-
play dooft het opschrift FULL AUTO.
Als de functie is ingeschakeld, kunnen
alleen de aanjagersnelheid en de uit-
schakeling van de achterruitverwar-
ming handmatig worden geregeld.
Als u op de knop Fdrukt of op de re-
circulatieknop Cof op de knop van de
compressor Bof op de knoppen AUTO
NofH, worden de functies die hiervoor
waren ingesteld weer geactiveerd. Drukknop voor
snelle ontwaseming/
ontdooiing van de
voorruit en de
zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de
klimaatregeling automatisch alle
functies in die noodzakelijk zijn voor
het snel ontdooien/ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten voor. D.w.z.
dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt
wanneer de klimatologische om-
standigheden dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HI
in beide zones wordt ingesteld;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op
basis van de koelvloeistoftempera-
tuur, om toevoer van nog te koude
lucht voor de ontwaseming van de
ruiten, te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroos-
ters voor de voorruit en de zijrui-
ten voor leidt;
❒de achterruitverwarming inschakeltDe uitschakeling van de aircocom-
pressor blijft in het geheugen opge-
slagen, ook na het afzetten van de
motor.
De automatische werking van de air-
cocompressor wordt automatisch her-
vat als u opnieuw op de knop
√drukt (in dat geval werkt het systeem
alleen als verwarming) of op de knop
AUTO.
Als bij uitgeschakelde compressor de
buitentemperatuur hoger is dan de in-
gestelde temperatuur, kan het systeem
niet aan de wens voldoen. Dit wordt
als volgt aangegeven: de ingestelde
temperatuur knippert enkele secon-
den op de display en vervolgens dooft
het opschrift AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld,
kan de aanjagersnelheid handmatig
op nul worden gezet (geen enkel
staafje verlicht).
Als de compressor bij draaiende mo-
tor wordt ingeschakeld, kan de aan-
jagersnelheid niet onder de minimale
waarde (één staafje verlicht) zakken.
Page 62 of 218

61
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Systeem
uitschakelen OFF E
Het systeem schakel-
tuit en de display dooft
als u op de knop E
drukt.
Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de lampjes gedoofd;
❒worden de ingestelde temperatu-
ren niet weergegeven;
❒is de recirculatie ingeschakeld,
waarbij geen lucht van buiten bin-
nenkomt;
❒is de compressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.Ook bij uitgeschakeld systeem kan de
achterruitverwarming handmatig
worden in- of uitgeschakeld met de
knopG.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
klimaatregeling slaat de instellingen
van het systeem in het geheugen op
voordat het systeem wordt uitgescha-
keld. Als u vervolgens op een wille-
keurige knop drukt (behalve de knop
van de achterruitverwarming) worden
de functies weer hersteld. Als de func-
tie van de ingedrukte knop niet was in-
geschakeld voor de uitschakeling, dan
wordt deze functie ook geactiveerd; als
deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische wer-
king van het systeem weer wilt in-
schakelen, druk dan op de knop
AUTO. Drukknop voor
ontwaseming/
ontdooiing
achterruit
en buitenspiegels G
Als u deze knop indrukt, dan wordt
de achterruitverwarming ingescha-
keld. Het lampje op de knop gaat
branden als deze functie wordt inge-
schakeld.
De functie schakelt na een bepaalde
tijd automatisch uit, of als opnieuw de
knop wordt ingedrukt. De functie
wordt ook uitgeschakeld als u de mo-
tor uitzet en blijft uitgeschakeld als
u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van
de achterruit, om beschadiging van de
achterruitverwarming te voorkomen.
Page 64 of 218

63
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
RICHTINGAANWIJZERS fig. 65
Zet de hendel in de vergrendelde
stand:
❒omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2): inschakeling
linker richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert
het controlelampje
FofD.
De richtingaanwijzers schakelen au-
tomatisch uit als de auto weer recht-
uit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven,
voor het uitvoeren van een handeling
waarvoor het stuurwiel slechts weinig
hoeft te worden verdraaid, dan drukt
u de hendel iets omhoog of omlaag
zonder dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.SCHEMERSENSOR (automatisch
inschakelende koplampen)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Deze sensor is in staat om de ver-
schillen in sterkte van het omgevings-
licht waar te nemen op basis van de
ingestelde gevoeligheid: hoe hoger de
gevoeligheid, hoe minder buitenlicht
er nodig is om de verlichting in te
schakelen. De gevoeligheid van de
sensor kan worden ingesteld via het
„Setup-menu” van het „Multifunctio-
nele display”.
Inschakelen
Zet de draaiknop in stand
2Afig. 67;
op deze manier gaan, afhankelijk van
de sterkte van het buitenlicht, de bui-
tenverlichting en de dimlichten auto-
matisch branden. „FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
fig. 66
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de
contactsleutel in stand STOPte
draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het uit-
zetten van de motor naar het stuur te
trekken.
Bij iedere afzonderlijke bediening van
de hendel wordt de ingeschakelde tijd
van de verlichting met 30 seconden
verlengd tot een maximum van
210 seconden. Na het verstrijken van
deze tijd gaan de lichten automatisch
uit.
fig. 65L0D0071mfig. 66L0D0070mfig. 67L0D0072m
Page 68 of 218

67
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Dit is een elektronisch hulpmiddel,
waardoor de auto (bij een snelheid
boven 30 km/h) op lange rechte en
droge trajecten (bijv. autosnelwegen)
met een constante en vooraf ingestelde
snelheid blijft rijden, zonder het gas-
pedaal te hoeven bedienen. Het ge-
bruik van dit systeem biedt geen voor-
delen in druk verkeer. Gebruik dit
systeem niet in de stad.SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop A-fig. 73in
standONen trap het gaspedaal in
totdat de auto met de gewenste
snelheid rijdt;
❒plaats de hendel ten minste 1 se-
conde omhoog (+) en laat vervolgens
de hendel los: de snelheid van de
auto wordt opgeslagen en het gaspe-
daal kan nu worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inha-
len) kan de snelheid simpel verhoogd
worden door het intrappen van het
gaspedaal: als u daarna het gaspedaal
loslaat, wordt teruggekeerd naar de
opgeslagen snelheid. SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de draaiknop A-fig. 73in stand
ON.
Het systeem kan alleen worden inge-
schakeld in de vierde of vijfde ver-
snelling. Op afdalingen kan bij inge-
schakelde cruise-control de snelheid
iets oplopen ten opzichte van de op-
geslagen snelheid. Als het systeem is
ingeschakeld, brandt het controle-
lampjeÜop het instrumentenpaneel
en verschijnt er een bericht (bepaalde
uitvoeringen) op het multifunctionele
display.
fig. 73L0D0076m
Page 73 of 218

72
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BRANDSTOFNOOD
SCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar bevindt
zich onder het dashboard naast de
portierstijl aan passagierszijde. Om de
schakelaar te bereiken, moet u de be-
kleding verplaatsen. De schakelaar
springt omhoog bij een ongeval, waar-
door de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Als het systeem is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
èop het
instrumentenpaneel en verschijnt er
een bericht (bepaalde uitvoeringen) op
het instelbare multifunctionele display.
Controleer de auto zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder de auto of in de
nabijheid van de brandstoftank.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem
lekt, druk dan de schakelaar niet
weer terug, zodat brand wordt
voorkomen.
ATTENTIE
fig. 81L0D0388m
Als u geen brandstoflekkage waar-
neemt en de auto kan nog verder rij-
den, druk dan op knop A-fig. 81om
de brandstoftoevoer weer te herstellen
en de verlichting weer in te schakelen.
Draai na een ongeval de contactsleu-
tel in stand STOPom te voorkomen
dat de accu ontlaadt.