ESP Lancia Phedra 2002 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2002, Model line: Phedra, Model: Lancia Phedra 2002Pages: 246, PDF Size: 4.26 MB
Page 86 of 246

82
Richtingaanwijzers (pijlen - fig. 92)
Plaats de hendel:
omhoog(stand 1): rechter richting-
aanwijzer ingeschakeld;
omlaag(stand 2): linker richtingaan-
wijzer ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel knippert
respectievelijk het waarschuwingslampje
Eof R.
De richtingaanwijzers schakelen auto-
matisch uit als de auto weer rechtuit
rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven (bijv. bij
het wisselen van rijbaan), druk de hendel
dan iets naar boven of naar beneden zonder
dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.HENDEL RECHTS
Ruitenwissers - regensensoren
(fig. 93)
De ruitenwissers werken uitslui-
tend als de contactsleutel in stand M
staat.
0- Ruitenwissers uitgeschakeld
- Tijdelijke werking (1 slag): als
u de hendel loslaat, springt deze
direct weer in stand 0en schakelen
de ruitenwissers automatisch uit
AUTO– Ingeschakelde regensensor
(automatische werking)
1- Langzaam continu wissen
2- Snel continu wissen.Om het onderhoud te vereenvoudi-
gen, bijv. bij het reinigen van de
voorruit of bij het vervangen van de
wisserbladen, met de contactsleutel
in stand Sof uitgenomen, moet bin-
nen 60 seconden de hendel naar
beneden worden geplaatst (aanslag);
de ruitenwissers stoppen in verticale
stand; ze kunnen nu worden opge-
tild voor de vervanging van de wis-
serbladen of voor het reinigen.
BELANGRIJKOm eventuele scha-
de aan de carrosserie te voorkomen,
moeten de ruitenwissers op de juiste
manier in verticale stand worden
geplaatst voordat ze van de voorruit
worden getrokken, dus zoals hier-
voor beschreven staat.
fig. 93
L0B0189b
fig. 92
L0B0209b
Page 93 of 246

89
De ingestelde snelheid kan, indien
nodig, verhoogd worden door op het
gaspedaal te trappen (bijv. bij inha-
len); zodra u het pedaal weer loslaat,
wordt de opgeslagen snelheid weer
aangehouden.
Handmatig verhogen of verlagen
van de snelheid: houd bij ingescha-
kelde cruise-control knop Bof C
ingedrukt om de snelheid respectie-
velijk te verlagen of te verhogen.
Systeem uitschakelen: druk op
knop Daan het uiteinde van de hen-
del.
Het systeem schakelt ook uit als u
het rem- of koppelingspedaal
intrapt.Opgeslagen snelheid oproepen:
druk na het intrappen van het rem-
of koppelingspedaal of na uitschake-
ling van het systeem, op knop Dom
de laatst opgeslagen snelheid op te
roepen.
Wissen van een snelheid:zet
voor het wissen van alle opgeslagen
snelheden knop van stand ON in
stand OFF.
BELANGRIJKGebruik de cruise-
control uitsluitend als de verkeer-
somstandigheden of het wegdek een
constante snelheid toelaten.HANDGESCHAKEL-
DE VERSNEL-
LINGSBAK
Om de versnellingen in te schake-
len, moet u het koppelingspedaal
geheel intrappen en vervolgens de
versnellingspook in één van de in het
schema aangegeven standen plaat-
sen. Dit schema staat ook op de
knop van de pook.
BELANGRIJKDe achteruit kan
alleen bij een stilstaande auto wor-
den ingeschakeld. Wacht bij een
draaiende motor en een geheel inge-
trapt koppelingspedaal minstens
twee seconden, voordat u de achter-
uit inschakelt. Hiermee wordt voor-
komen dat de tandwielen beschadi-
gen.
Page 95 of 246

91
SELECTORHENDEL (fig. 104)
P= Parkeren.
R= Achteruit.
N= Vrijstand.
D= Drive, automatisch vooruit rij-
den.
M= Sequentiële werking+= Opschakelen bij sequentiële
werking.
–= Terugschakelen bij sequentiële
werking.
DISPLAY (fig. 105)
Op het display kan het volgende
worden weergegeven:
– bij automatische werking de
geselecteerde versnelling (P, R, Nof
D);
– bij sequentiële werking de hand-
matig ingeschakelde hogere of lage-
re versnelling, respectievelijk door
middel van de aanduidingof .STANDEN VAN DE HENDEL
Drive, automatisch vooruit rij-
den (D)
U gebruikt stand Din de stad en op
buitenwegen.
fig. 104
L0B0252b
fig. 105
L0B0253b
De hendel mag uitslui-
tend van P naar D (P6D),
van N naar D (N6D) en
van R naar D (R6D) worden ver-
plaatst als de auto stilstaat, de
motor stationair draait en het
rempedaal geheel is ingetrapt
(beveiligingssysteem shift-lock).
Page 123 of 246

119
MBA- en
HBA-systemen
(indien
aanwezig)
De MBA (Mechanic Brake
Assistance) en HBA (Hydraulic
Brake Assistance) zijn systemen die
zorgen voor een automatische verho-
ging van de remdruk bij een nood-
stop. Tijdens kritieke situaties, als
de bestuurder het rempedaal met
kracht indrukt, zal het systeem de
remdruk verhogen zodat de auto zo
snel mogelijk tot stilstand komt.
De twee systemen werken op
dezelfde wijze. Het enige verschil is
dat de verhoging van de remdruk in
het ene geval wordt geregeld door de
regeleenheid van het ESP-systeem
en in het andere geval op mechani-
sche wijze tot stand komt.
ESP-systeem
(indien aanwezig)
Het ESP-systeem is een elektro-
nisch geregeld systeem dat de stabi-
liteit van de auto bewaakt door het
motorkoppel en de remwerking op
de wielen afzonderlijk te regelen als
de wielen hun grip verliezen, waar-
door de auto beter op koers blijft.
Tijdens de rit is de auto onderwor-
pen aan zijwaartse krachten en
krachten in de lengterichting, die
door de bestuurder kunnen worden
gecontroleerd, totdat de banden de
grip verliezen; als dit gebeurt, dan
wijkt de auto af van de door de
bestuurder gewenste koers.
Vooral bij het rijden op een onre-
gelmatig wegdek (zoals bij klinkers,
water, ijzel of modder), bij verande-
ringen in de snelheid (tijdens het
accelereren of remmen) en/of bij
veranderingen in het wegdek (aan-wezigheid van bochten of bij het ver-
mijden van obstakels), kunnen de
banden hun grip verliezen.
Het ESP-systeem beïnvloedt de
motor en de remmen, waardoor een
stabiel koppel wordt geleverd als de
sensoren de omstandigheden signa-
leren waarin de auto kan gaan slip-
pen.
De prestaties van het
systeem vergroten in
principe de actieve veilig-
heid, maar mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te
nemen. De rijstijl moet altijd zijn
aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verant-
woordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
Page 124 of 246

120
Het ESP-systeem helpt de bestuur-
der de auto onder controle te houden
als de grip van de banden onvol-
doende is. De krachten die het ESP-
systeem regelt om de stabiliteit van
de auto te handhaven, zijn altijd
afhankelijk van de grip tussen band
en wegdek.
WERKING VAN HET ESP-SYS-
TEEM
Het ESP-systeem wordt automa-
tisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan handmatig
worden uit- en weer ingeschakeld
door het indrukken van knop A(fig.
155) op het dashboard.De belangrijkste componenten van
het ESP-systeem zijn:
– een elektronische regeleenheid
die de signalen van de sensoren ver-
werkt en de best mogelijke regeling
uitvoert;
– een stuurhoeksensor;
– vier sensoren die de draaisnelheid
van elk wiel meten;
– een remdruksensor;
– een gierhoeksensor die de ver-
draaiing om de verticale as van de
auto meet;
– een dwarsversnellingsensor die de
zijwaartse versnelling meet (centri-
fugaalkracht).Het hart van het ESP-systeem is de
ESP-regeleenheid die met de gege-
vens van de sensoren op de auto de
centrifugale krachten berekent, die
op een auto werken in een bocht. De
gierhoeksensor meet de draaiing van
de auto om de verticale as. De cen-
trifugale krachten die worden
gecreëerd als de auto een bocht
neemt worden gemeten met een
dwarsversnellingsensor met een
hoge gevoeligheid.
De stabiliserende werking van het
ESP-systeem is gebaseerd op de
berekeningen die de ESP-regeleen-
heid uitvoert. Deze verwerkt de ont-
vangen signalen van de stuurhoek-
sensor, de dwarsversnellingsensor en
de snelheidssensor bij elk wiel.
Dankzij deze signalen kan de rege-
leenheid de uitkomst voorspellen
van de handelingen die de bestuur-
der uitvoert bij het draaien aan het
stuur.
fig. 155
L0B0112b
Page 125 of 246

121
Deze stand wordt vergeleken met
de richting waarin de bestuurder de
auto wil sturen. Als deze niet met
elkaar overeenstemmen, dan kiest
de regeleenheid in een fractie van
een seconde de meest geschikte
ingrepen om de auto op koers te
houden: een of meer wielen met een
voor ieder wiel afzonderlijke kracht
worden afgeremd en het motorkop-
pel wordt, indien nodig, verlaagd.
De ingrepen worden doorlopend
aangepast en uitgevoerd, zodat de
door de bestuurder gewenste rich-
ting wordt aangehouden.
De werking van het ESP-systeem
verhoogt de actieve veiligheid van de
auto aanzienlijk onder veel kritieke
omstandigheden en is vooral nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.INSCHAKELING VAN
HET ESP-SYSTEEM
Als het EPS-systeem inschakelt,
gaat er een lampje knipperen, om de
bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te
verliezen.
Storingssignaleringen in het
ESP-systeem
Als er een storing is in het ESP-sys-
teem, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat lampje ñop
het instrumentenpaneel constant
branden en verschijnt op het display
van het CONNECT Nav+ telematica-
infosysteem ook een mededeling.
Als er een storing is in het ESP-sys-
teem, gedraagt de auto zich hetzelfde
als uitvoeringen die niet met dit sys-
teem zijn uitgerust: wendt u zo snel
mogelijk tot een Lancia-dealer.Voor de correcte wer-
king van het ESP-sys-
teem, is het noodzakelijk
dat de banden van alle wielen
van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten dezelfde
afmetingen hebben en in perfecte
conditie zijn.
TC- en ASR-systemen
De systemen TC (Traction Control)
en ASR (Anti Slip Regulation), die in
het EPS-systeem zijn geïntegreerd,
controleren de trekkracht van de
auto en grijpen automatisch in als
een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden twee verschil-
lende controlesystemen ingescha-
keld:
– als het doorslippen van beide
aangedreven wielen wordt veroor-
zaakt door een te hoog motorvermo-
gen, vermindert het ASR het motor-
vermogen;
Page 126 of 246

122
– als slechts één aangedreven wiel
dreigt door te slippen, zorgt het TC-
systeem ervoor dat het wiel automa-
tisch wordt afgeremd. Het effect is
hetzelfde als dat van een sperdiffe-
rentieel.
TC en ASR zijn vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
– doorslippen van het binnenste
wiel in bochten, door verandering
van de wielbelasting of door te felle
acceleratie;
– te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
– acceleratie op gladde wegen en
bij sneeuw en ijzel;
– verlies van grip op natte wegge-
deelten.De prestaties van het
systeem vergroten in
principe de actieve veilig-
heid, maar mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te
nemen. De rijstijl moet altijd zijn
aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verant-
woordelijkheid voor de verkeers-
veiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder van de auto.
Voor de correcte wer-
king van de systemen TC
en ASR, is het noodzake-
lijk dat de banden van alle wielen
van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten dezelfde
afmetingen hebben en in perfecte
conditie zijn.BELANGRIJKSchakel het ESP-
systeem uit als u met sneeuwkettin-
gen rijdt, waardoor gelijktijdig de
systemen TC en ASR worden uitge-
schakeld: onder deze omstandighe-
den levert het doorslaan van de aan-
gedreven wielen juist meer trek-
kracht op.
MSR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het MSR-
systeem (Motor Schleppmoment
Regelung) voor trekkrachtregeling.
Dit systeem verhoogt bij bruusk
terugschakelen het motorkoppel,
zodat overmatige vertraging van de
aangedreven wielen wordt voorko-
men. Dit heeft vooral voordelen op
een wegdek met weinig grip, waarop
de stabiliteit van de auto snel verlo-
ren kan gaan.
Page 147 of 246

143
Enkele belangrijke tips:
– Bij een noodstop of bij vermin-
derde grip voelt u een lichte trilling
in het rempedaal: dit is het signaal
dat het ABS werkt. Laat het pedaal
niet los, maar blijf het ingetrapt
houden zodat het remsysteem conti-
nu werkt.
– Het ABS voorkomt het blokkeren
van de wielen, maar verhoogt de
grip van de banden op het wegdek
niet. Houd daarom ook met auto’s
met ABS een veilige afstand van de
auto’s die voor u rijden en beperk de
snelheid voor u een bocht inrijdt.
Het ABS dient om de bestuurbaar-
heid van de auto te verbeteren, en
niet om harder te rijden.KOSTENBESPARING EN BEPERKING VAN
DE UITSTOOT VAN SCHADELIJKE UIT-
LAATGASSEN
Banden
Controleer regelmatig, ten minste
een keer per maand, de spanning
van de banden. Als de spanning te
laag is, wordt de weerstand groter en
neemt het verbruik toe. Bovendien
slijten hierdoor de banden sneller en
verslechtert de wegligging van de
auto, waardoor de veiligheid in
gevaar kan worden gebracht.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen
bagageruimte. Het gewicht van de
auto (vooral in stadsverkeer) en de
wieluitlijning hebben grote invloed
op het brandstofverbruik en de sta-
biliteit. Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor de kosten aan de auto zo
laag mogelijk blijven en de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen zoveel
mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Laat daarom tijdig de in het onder-
houdsschema aangegeven werk-
zaamheden uitvoeren (zie bougies,
lucht-/brandstoffilter, klepspeling,
enz.). Zie voor het onderhoudssche-
ma het hoofdstuk “Onderhoud van
de auto”.
Page 151 of 246

147
Laat de motor nooit, ook niet tij-
dens testwerkzaamheden, met losge-
nomen bougiekabels draaien.
Laat de motor voor vertrek niet
warmdraaien met stationair toeren-
tal, behalve als de buitentemperatu-
ren zeer laag zijn. Maar ook in dit
laatste geval moet u de motor niet
langer dan 30 seconden laten warm-
draaien.Monteer geen andere hitteschilden
en verwijder de op de katalysator en
uitlaat gemonteerde schilden niet.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwa-
gens of caravans moet de auto uitge-
rust zijn met een trekhaak van een
goedgekeurd type en een adequate
elektrische installatie.
De montage van de trekhaak moet
door gespecialiseerd personeel wor-
den uitgevoerd. Ook moet documen-
tatie worden overhandigd m.b.t. het
rijden met een aanhanger.
Monteer speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klim-
vermogen van de auto door het
gewicht van een aanhanger of cara-
van wordt beperkt. Ook de remweg
wordt langer en u hebt langer de tijd
nodig om in te halen. Onder normale bedrijfs-
omstandigheden bereikt
de katalysator hoge tem-
peraturen. Parkeer daarom niet
boven brandbare materialen
(gras, droge bladeren, dennen-
naalden, enz.): brandgevaar.
Spuit geen reinigings- of
beschermingsmiddelen
op de katalysator, de
lambdasonde en het uitlaatsys-
teem.
Het negeren van deze
aanwijzingen kan brand-
gevaar opleveren.
Page 154 of 246

150
SNEEUW-
KETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen
is afhankelijk van de voorschriften
van het land waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen
op de voorwielen gemonteerd wor-
den (aangedreven wielen).
Gebruik alleen sneeuwkettingen
waarvan de dikte boven het profiel
maximaal 12 mm is.
Wij raden u het gebruik aan van
sneeuwkettingen uit het Lancia
Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele meters rijden
of de kettingen nog goed gespannen
zijn.Wij raden u aan het
ESP-systeem uit te scha-
kelen bij het rijden met
sneeuwkettingen.
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als
de auto langere tijd niet wordt
gebruikt:
– Zet de auto in een overdekte,
droge en zo mogelijk goed geventi-
leerde ruimte.
– Schakel een versnelling in. Plaats
bij uitvoeringen met automatische
versnellingsbak de versnellingspook
in stand P;
– Zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken.
– Maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een
beschermende was.
– Smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers in met talkpoeder en
laat ze los van de ruit staan.
– Zet de ruiten een klein stukje
open.
Beperk de snel-
heid als u sneeuw-
kettingen gebruikt;
rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om de
auto en het wegdek niet te
beschadigen, geen lange stukken
op sneeuwvrije wegen.