ABS Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 34 of 324
hendel te trekken die is bevestigd aan
het slotmechanisme. VEILIGHEIDSGORDEL- SYSTEMEN
Een zeer belangrijke veiligheidsvoor-
ziening in uw auto is het beveiligings-
systeem voor de inzittenden:
Driepuntsgordels voor de bestuur-der en alle passagiers
Geavanceerde frontairbags voor de bestuurder en voorpassagier
Extra knieairbag aan bestuurders- zijde Extra gordijn-zijairbags (SABIC)
voor de bestuurder en de passagiers
die naast een raam zitten
Extra zijairbags in de voorstoelen
Een krachtabsorberende stuurko- lom en stuur.
Kniebescherming/-blokkering voor inzittenden voorin (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van gordelspanners, die de
inzittenden betere bescherming
bieden, doordat tijdens aanrijdin-
gen de door inzittenden uitgeoe-
fende krachten gecontroleerd wor-
den opgevangen.
Alle veiligheidsgordels (behalve die van de bestuurder) hebben een au-
tomatisch vergrendelintrekmecha-
nisme (ALR) dat de veiligheidsgor-
del op zijn plaats vergrendelt door
de riem helemaal uit te trekken en
vervolgens de riem op de gewenste
lengte aan te passen om een kinder- zitje te bevestigen of een groot voor-
werp op de stoel vast te maken.
Als u kinderen vervoert die te klein
zijn voor de normale veiligheidsgor-
dels, kunt u de veiligheidsgordels of
de ISOFIX-voorziening ook gebrui-
ken om baby- en kinderzitjes te be-
vestigen. Raadpleeg voor meer infor-
matie: ISOFIX —
Bevestigingssysteem voor kinderzit-jes. OPMERKING:
Het opblaasmechanisme van de
geavanceerde voor-airbags wordt
in meerdere stadia geactiveerd. De
airbag kan zo meer of minder
krachtig worden opgeblazen, af-
hankelijk van de soort aanrijding
en de ernst ervan.
Lees de informatie in dit hoofdstuk
aandachtig door. Hier wordt uitgelegd
hoe u het gordelsysteem op de juiste
wijze gebruikt om uw passagiers en
uzelf optimaal te beschermen.
Noodontgrendeling kofferdeksel
28
Page 37 of 324
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk een autogordel
onder de arm door te dragen. Uw
lichaam kan bij een ongeval hard
in aanraking komen met het inte-
rieur van de auto, waardoor het
risico van hoofd- en nekletsel toe-
neemt. Een gordel die onder de
arm wordt gedragen, kan inwen-
dig letsel veroorzaken. De ribben-
kast is minder sterk dan de schou-
ders. Draag de gordel altijd over
uw schouder, zodat het sterkste
beendergestel van uw lichaam de
kracht absorbeert bij een aanrij-ding.
Een schoudergordel die achter uw
rug is geplaatst, biedt geen enkele
bescherming bij een ongeval. Als
u de schoudergordel niet draagt,
zult u bij een aanrijding gemakke-
lijk hoofdletsel oplopen. Het
heup- en schoudergedeelte van de
gordel behoren samen te wordengebruikt.
4. Leg de heupgordel over uw dijen,
onder de buik. Om een losse heupgor-
del strak te trekken, moet u het schou-
dergedeelte van de gordel aantrekken. Om een te strakke heupgordel losser
te maken, kantelt u de gesp en trekt u
aan de heupgordel. Een nauw aan-
sluitende autogordel verkleint het ri-
sico dat u onder de gordel doorglijdt
bij een ongeval.
WAARSCHUWING!
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen, kan het risico van in-
wendig letsel bij een ongeval ver-
groten. De krachten op de gordel
worden dan niet opgevangen via
de sterke heupbeenderen en het
bekken, maar via de buik. Draag
de heupgordel altijd zo laag moge-
lijk en zorg dat de gordel strak zit.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Een gedraaid zittende gordel kan
u niet de juiste bescherming bie-
den. Bij een aanrijding kan de gor-
del dan zelfs snijwonden veroor-
zaken. Controleer of de gordel
recht loopt. Als u een van de gor-
dels in uw auto niet meer recht
krijgt, dient u onmiddellijk naar
uw erkende dealer te gaan om het
euvel te laten verhelpen.
5. Haal de schoudergordel zo over uw
borstkas dat deze comfortabel zit en
niet tegen de hals rust. De rolauto-
maat spant de gordel automatischaan.
6. Om de gordel los te maken drukt u
op de rode knop op de gespsluiting.
De gordel rolt automatisch op tot de
beginpositie. Indien nodig schuift u de
gesp over de gordel zodat deze volle-
dig kan worden opgerold.
Losse gordel straktrekken
31
Page 110 of 324
GEWENSTE ACC-
SNELHEID INSTELLEN
Wanneer de auto de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de toetsSET-. Het EVIC-scherm toont de
ingestelde snelheid.
Neem uw voet van het gaspedaal.
Doet u dat niet, dan kan de auto blij-
ven versnellen tot voorbij de inge-
stelde snelheid. Als dat gebeurt:
Verschijnt de melding "DRIVER
OVERRIDE" (ingreep door be-
stuurder) op het EVIC-scherm.
Regelt het systeem niet langer de afstand tussen uw auto en uw voor-
ligger. Wordt de snelheid alleen be-
paald door de stand van het gaspe-daal. Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de ACC uit zon-
der het geheugen te wissen als:
U het rempedaal aantikt.
U het rempedaal intrapt.
U op de toets CANCEL drukt.
Het antiblokkeerremsysteem
(ABS) wordt geactiveerd.
De transmissie in de stand Neutraal wordt gezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS)
wordt geactiveerd. OPMERKING:
Als ACC wordt hervat of ingesteld
terwijl het ESC/TCS is uitgescha-
keld, zal het ESC automatisch op-
nieuw worden ingeschakeld.
FUNCTIE UITSCHAKELEN (OFF)
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de toets “ON/OFF” drukt.
Het contact uitschakelt.
ACC Set
Ingreep door de bestuurder
Adaptive Cruise Control (ACC)
Cancelled (adaptieve cruisecontrol geannuleerd)
104
Page 151 of 324
14. Waarschuwingslampje remsysteemDit lampje controleert ver-
schillende functies van het
remsysteem, zoals het rem-
vloeistofpeil en het aantrek-
ken van de parkeerrem. Als het waar-
schuwingslampje van het remsysteem
gaat branden, is het mogelijk dat de
handrem is aangetrokken, het vloei-
stofpeil in het remvloeistofreservoir te
laag is of dat zich een probleem voor-
doet in het reservoir van het antiblok-keersysteem.
Als het lampje blijft branden wanneer
de handrem niet is aangetrokken en
het remvloeistofpeil in het reservoir
van de hoofdremcilinder zich ter
hoogte van het full-merkteken be-
vindt, kan er sprake zijn van een sto-
ring in het hydraulisch remcircuit of is
er een probleem met de rembekrach-
tiging gedetecteerd door het antiblok-
keersysteem (ABS) / elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC). In dat
geval blijft het lampje branden tot de
oorzaak is verholpen. Als het pro-
bleem verband houdt met de rembe-
krachtiging, zal de ABS-pomp actief zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserveremcapaciteit als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem een lek
optreedt, geeft het remwaarschu-
wingslampje dit aan; het lampje gaat
branden wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdremcilinder is gedaald be-
neden een bepaald peil.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen. OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen,
doordat dan het vloeistofpeil ver-
andert. Laat onderhoud verrichten
en het remvloeistofpeil controle-ren.
Als het remsysteem defect is, moet een
reparatie direct worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode
waarschuwingslampje brandt, is ge-
vaarlijk. Een deel van het remsys-
teem kan defect zijn. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrij-
ding krijgen. Laat de auto onmid-
dellijk controleren.
Auto’s die met een antiblokkeersys-
teem (ABS) zijn uitgerust, beschikken
ook over elektronische remkrachtver-
deling (EBD). Wanneer EBD uitvalt,
gaat het waarschuwingslampje voor
het remsysteem branden, samen met
het controlelampje voor ABS. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd.
U kunt de werking van het controle-
lampje voor het remsysteem controle-
ren door de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN te
draaien. Het lampje moet dan ca.
twee seconden lang branden. Het
lampje moet vervolgens uitgaan, ten-
zij de handrem is aangetrokken of er
een defect aan het remsysteem wordt
gedetecteerd. Als het lampje niet gaat
145
Page 152 of 324
branden, moet u het systeem door een
erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken terwijl
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN staat. OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat
de handrem is aangetrokken. Het
geeft niet aan hoe krachtig de
handrem is aangetrokken.
15. Controlelampje
antiblokkeersysteem (ABS)Dit lampje controleert hetantiblokkeersysteem
(ABS). Het lampje gaat
branden wanneer u de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden
aan blijft of gaat branden, wijst dit
erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat
onderhoud noodzakelijk is. Het ge-
wone remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het remwaar-
schuwingslampje niet brandt. Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer
voordeel te hebben van de antiblok-
keerremmen. Wanneer het ABS-
lampje niet gaat branden bij het in-
schakelen van het contact, moet het
lampje worden gecontroleerd bij een
erkende dealer.
16. Controlelampje
beveiligingssysteem (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Dit lampje knippert snel ge-
durende circa 15 seconden,
wanneer het voertuigalarm
wordt ingeschakeld, en
knippert daarna langzaam totdat het
voertuigalarm wordt uitgeschakeld.
17. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) uitgeschakeld (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) Dit lampje geeft aan dat de
elektronische stabiliteitsre-
geling (ESC) is uitgescha-keld. 18. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het controle-/
storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor
draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer het ESC-indicatie-/
storingslampje permanent blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-
systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart
en u meerdere kilometers hebt gere-
den met een snelheid boven 48 km/u,
dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhel-pen. OPMERKING:
Het controlelampje elektronisch stabiliteitsprogramma UIT en
het controle-/storingslampje
elektronisch stabiliteitspro-146
Page 186 of 324
RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND . . . . 199 ACCELEREREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . 200
Ondiep stilstaand water . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
PARKEERREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
ANTIBLOKKEERREMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 203
ELEKTRONISCH REMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 204 ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) . . . . . . . . . 204
TRACTION CONTROL SYSTEM (TCS) . . . . . . 205
BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS) . . . . . . . . . . . 205
ELEKTRONISCHESTABILITEITSREGELING (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL, ESC) . . . . . . . . . . . . . 205
Wegrijhulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
READY ALERT BRAKING . . . . . . . . . . . . . . . 208
RAIN BRAKE SUPPORT . . . . . . . . . . . . . . . . 209
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA EN
CONTROLELAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA UIT . . . . . . . . . 209
ESC SYNCHRONISEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 210
180
Page 209 of 324
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen.
Controleer of de handrem volledig
vrij staat voor u gaat rijden. Als u
dit niet doet, kan dit leiden tot het
uitvallen van de remmen, wat tot
een aanrijding kan leiden.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
De handrem moet altijd goed wor-
den aangetrokken wanneer u de
auto verlaat. Anders kan de auto
wegrollen en schade of letsel ver-
oorzaken. Zorg ook dat u de ver-
snellingsbak in PARK laat. Als dit
wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en zo schade of letsel ver-oorzaken.LET OP!
Als het waarschuwingslampje van
het remsysteem aan blijft nadat de
handrem is losgelaten, duidt dit op
een defect van het remsysteem. Laat
de remmen onmiddellijk nakijken
door een erkende dealer.
ANTIBLOKKEERREM- SYSTEEM
Het antiblokkeersysteem (ABS) zorgt
voor extra voertuigstabiliteit en meer
remwerking als er geremd moet wor-
den. Het systeem gaat automatisch
pompend remmen in moeilijke remsi-
tuaties, om zo het blokkeren van de
wielen te voorkomen. De elektronische remkrachtverdeling
(EBD) zorgt voor verdeling van de
remdruk en meer controle over de
remkracht op de achterwielen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u
hoort u mogelijk ook een zacht klik-
kend geluid, samen met wat geluid uit
de motor. Deze geluiden horen bij een
zelftest die het systeem uitvoert om te
controleren of het ABS naar behoren
functioneert. Deze zelftest wordt
steeds uitgevoerd na het starten van
de motor, zodra de auto een snelheid
van 11 km/u bereikt.
ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde rijomstandigheden en remcon-
dities. ABS grijpt mogelijk in als de
auto over ijs, sneeuw, grint, kuilen,
spoorrails of losse rommel rijdt of
wanneer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
De ABS-pompmotor draait (deze
kan nog korte tijd aan blijven nadat
de auto al stilstaat),
De hydraulische magneetkleppen maken klikgeluiden,
203
Page 210 of 324
Pulsering van het rempedaal en
het rempedaal daalt iets of kan ietsverder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale eigenschappen van
het ABS-systeem.WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavan- ceerde elektronica die onderhevig
is aan storingen van een onjuist
geïnstalleerde of krachtige radio-
zendinstallatie. Dergelijke storin-
gen kunnen zorgen dat de ABS-
werking geheel wegvalt.
Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmen-
sen worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u wilt remmen
of stoppen, trapt u gewoon stevig
het rempedaal in.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Met het ABS wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen
blijft aan de wetten der natuur. De
effectiviteit van de remmen wordt
door ABS niet verder verhoogd
dan de remmen, banden en tractie
van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk-
ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-planing.
Gebruik de mogelijkheden van
een auto met ABS nooit op een
roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt. ELEKTRONISCH REMSYSTEEM
Uw voertuig is uitgerust met een ge-
avanceerd elektronisch remsysteem
dat de volgende onderdelen omvat: ABS (antiblokkeersysteem), TCS
(tractieregeling), BAS (remassistent)
en ESC (elektronisch stabiliteitspro-
gramma). Deze vier systemen werken
samen om in de verschillende rijom-
standigheden de stabiliteit en de con-
trole over de auto te optimaliseren.
Uw voertuig is ook uitgerust met Hill
Start Assist (wegrijhulp op hellingen,
HSA), Ready Alert Braking (anticipe-
rend remsysteem) en Rain Brake Sup-
port (remdroogfunctie bij nat weer). ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder de
auto onder controle te houden bij las-
tige remsituaties, door de hydrauli-
sche remdruk te regelen. Dit voor-
komt blokkeren van de wielen zodat
slippen bij een glad wegdek tijdens
het remmen wordt voorkomen. Raad-
pleeg "Antiblokkeersysteem" in
"Starten en rijden" voor meer infor-matie.
204
Page 211 of 324
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem kan niet voorko-
men dat de auto onderhevig is aan
de natuurkundige wetten en kan
evenmin zorgen voor meer grip op
het wegdek. ABS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door
te hoge snelheden in bochten, het
rijden op een zeer glad wegopper-
vlak of aquaplaning. Buit de moge-
lijkheden van een auto met ABS niet
uit op roekeloze of gevaarlijke wijze,
die de veiligheid van de bestuurder
of van anderen in gevaar kan
brengen.
TRACTION CONTROL
SYSTEM (TCS)
Dit systeem bewaakt de mate van
wielspin van de aangedreven wielen.
Als het doorslippen van een of meer
wielen wordt geconstateerd, worden
de doorslippende wielen afgeremd en
wordt het motorvermogen vermin-
derd voor een betere acceleratie enstabiliteit. BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS)
De remassistent (BAS) vormt een
aanvulling op het ABS en optimali-
seert de remwerking van de auto tij-
dens noodstops. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van
de snelheid en kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt en opti-
maliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit systeem kan helpen om
de remweg in te korten.
Wanneer u heel snel op het rempedaal
trapt, is de assistentie van BAS opti-
maal. Om de voordelen van dit sys-
teem optimaal te benutten, moet u het
rempedaal tijdens de noodstop onon-
derbroken intrappen. Verminder de
druk op het rempedaal niet, tenzij u
niet langer hoeft te remmen. Zodra u
het rempedaal loslaat, wordt het BASuitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Het BAS-systeem kan niet voorko-
men dat de auto onderhevig is aan
de natuurkundige wetten en kan
evenmin zorgen voor meer grip op
het wegdek. BAS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door
te hoge snelheden in bochten, het
rijden op een zeer glad wegopper-
vlak of aquaplaning. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met
BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar
brengt.
ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING
(ELECTRONIC STABILITY
CONTROL, ESC)
Dit systeem verbetert de veiligheid en
stabiliteit van het voertuig in diverse
rijomstandigheden. Het ESC-systeem
corrigeert overstuur en onderstuur
door het juiste wiel of de juiste wielen
af te remmen. Ook kan het systeem
het motorvermogen reduceren om te
helpen overstuur of onderstuur tegen 205
Page 216 of 324
schakeld, ook wanneer dit eer-
der werd uitgeschakeld.
Het ESC-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESC-systeem heeft ver-oorzaakt.
Het controlelampje elektro-
nisch stabiliteitspro-
gramma UIT duidt aan dat
de elektronische stabili-
teitsregeling (ESC) is uitgeschakeld.
ESC SYNCHRONISEREN
Bij onderbroken voeding
(accu losgekoppeld of ont-
laden) en draaiende motor
kan het controle-/
storingslampje elektronisch stabili-
teitsprogramma ESC gaan branden.
Als dat gebeurt, draai dan het stuur-
wiel helemaal linksom tot de aanslag
en daarna helemaal naar rechts tot de
aanslag. Het storingslampje van het
elektronisch stabiliteitsprogramma
moet nu uitgaan. Als het lampje nog steeds blijft branden, laat dan het
ESC- en BAS-systeem zo spoedig mo-
gelijk door een erkende dealer contro-
leren.
BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor een veilig en prettig gebruik van
uw auto is een juiste bandenspanning
absoluut noodzakelijk. Als de ban-
denspanning niet juist is, heeft dit de
onderstaande gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een verkeerde bandenspanning is
gevaarlijk en kan leiden tot onge- lukken.
Bij een te lage bandenspanning
veert de band te veel in en kan de
band te warm worden en lek ra-ken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Bij een te hoge bandenspanning
zal de band schokken op het wiel
minder goed opvangen. Rommel
op de weg en gaten in het wegdek
kunnen de banden beschadigen
waardoor ze lek raken.
Banden met een te hoge of te lage
spanning kunnen het rijgedrag
van de auto beïnvloeden en kun-
nen een klapband veroorzaken
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde
spanning hebben, kunnen bestu-
ringsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
Bij een ongelijke bandenspanning
aan beide zijden van de auto kan
deze naar links of rechts gaan
trekken.
Zorg dat alle banden altijd op de
juiste spanning (voor koude ban-
den) zijn.
Brandstofbesparing
Een onjuiste bandenspanning kan lei-
den tot een onregelmatig slijtagepa-
troon over het loopvlak van de band.
Deze abnormale slijtagepatronen ver-
210