lock Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2012Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 133 of 324

OBSTAKELDETECTIE UITSCHAKELEN
Als een bekend obstakel (ijs, puin,
enz.) het sluiten van het open dak
onmogelijk maakt, druk dan de scha-
kelaar naar voren en houd deze twee
seconden lang ingedrukt nadat het te-
rugschuiven begint. Hierdoor zal het
schuifdak worden gesloten. OPMERKING:
Als de schakelaar ingedrukt wordt
gehouden, wordt de obstakelde-
tectie geannuleerd. Rijwinddruk
Rijwinddruk kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het akoestisch ef-
fect van helikoptergeluid. U merkt in
uw auto dit rijwindeffect soms op ter-
wijl de ramen open zijn, of wanneer
het zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) geheel of ge-
deeltelijk is geopend. Dit is normaal
en het effect kunt u tenietdoen. Als u
last hebt van rijwinddruk terwijl de
achterramen open staan, draait u de
voor- en achterramen allebei open om
het effect te verminderen. Als u rij-winddruk bemerkt terwijl het schuif-
dak openstaat, verstelt u de schuifda-
kopening om het effect te
verminderen.
ONDERHOUD SCHUIFDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachtedoek.
WERKING BIJ CONTACT UIT
Voor voertuigen die niet zijn voorzien
van het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC), blijft de scha-
kelaar van het elektrisch bediende
zonnedak 45 seconden lang actief na-
dat de contactsleutel in de stand
LOCK is gezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functieuitgeschakeld. OPMERKING:
Voor voertuigen die zijn voor-
zien van EVIC, blijft de schake-
laar van het elektrisch bediende
zonnedak tien minuten lang ac-
tief nadat de contactsleutel in de
stand LOCK is gezet. Door het openen van een voorportier
wordt deze functie uitgescha-keld.
Met het Uconnect Touch™ sys- teem kan de tijd voor uitschake-
ling van het contact worden in-
gesteld. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw in-
strumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
ZONNEDAK GEHEEL GESLOTEN
Druk de schakelaar kort naar voren
zodat het zonnedak geheel wordt ge-sloten. ELEKTRISCHE
AANSLUITCONTACTEN
In de auto zijn twee aansluitcontacten
van 12 volt (13 ampère) aanwezig. De
aansluitcontacten worden beveiligd
door een zekering.
Steek voor een goede werking een
aansteker of accessoirestekker in de
aansluitcontacten, wanneer u deze
wilt gebruiken.
127
Page 165 of 324

Eenheden (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de eenheden van het
EVIC, kilometerteller en het naviga-
tiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) van Ameri-
kaanse in metrische eenheden veran-
deren en omgekeerd. Druk op US of
Metric tot een vinkje naast de instel-
ling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is geselecteerd. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Voice Response Length (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u de instelling van de Voice
Response Length (lengte van gespro-
ken antwoorden) veranderen. Om de
lengte van de gesproken antwoorden
te veranderen, drukt u op de scherm-
toets Brief (kort) of Detailed (uitge-
breid) tot het vinkje naast de instel-
ling verschijnt, dat aangeeft dat de
instelling is voltooid. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren. Pieptonen aanraakscherm (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u schermtoetstonen in- of
uitschakelen. Druk op de schermtoets
Touchscreen Beep tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is voltooid. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Turn-by-turn-navigatie in instrumentengroep (navigatie van
afslag naar afslag in
instrumentengroep) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, ver-
schijnen precieze richtingaanwijzin-
gen op het scherm wanneer de auto
een afslag in een geprogrammeerde
route nadert. Druk om uw keuze te
maken op de schermtoets Navigation
Turn-By-Turn in Cluster tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is vol-
tooid. Druk op de schermtoets met de
pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren. Brandstofbesparingsscherm in
instrumentengroep (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het "ECO" bericht wordt getoond op
het scherm in de instrumentengroep,
dit bericht kan worden in- en uitge-
schakeld. Druk om uw keuze te ma-
ken op de schermtoets Fuel Saver Dis-
play tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is voltooid. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren. Klok
Nadat u op de schermtoets Clock hebt
gedrukt, zijn de volgende instellingenmogelijk.
Tijdsaanduiding synchroniseren met GPS (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u de tijd automatisch door
de radio laten instellen. Druk, om de
gesynchroniseerde tijdsinstelling te
veranderen op de schermtoets Sync
with GPS Time tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, wat aangeeft dat
de instelling is voltooid. Druk op de
159
Page 169 of 324

de pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Koplampen met ruitenwissers(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Wanneer deze functie geselecteerd is
en de koplampschakelaar in de stand
AUTO staat, schakelen de koplampen
in ca. 10 seconden nadat de ruiten-
wissers zijn ingeschakeld. Als de kop-
lampen zijn ingeschakeld door middel
van deze functie, worden ze ook uit-
geschakeld wanneer de ruitenwissers
worden uitgeschakeld. Druk om uw
keuze te maken op de schermtoets
Headlights with Wipers (koplampen
met ruitenwissers) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is geselecteerd.
Druk op de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren. Grootlicht automatisch dimmen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Druk om uw keuze te
maken op de schermtoets Auto High
Beams (automatisch grootlicht) tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren. Raad-
pleeg "Verlichting/
SmartBeam™(voor bepaalde
uitvoeringen/markten) in "De func-
ties van uw voertuig" voor meer infor-matie.
Dagverlichting (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
worden bij draaiende motor de kop-
lampen ingeschakeld. Druk om uw
keuze te maken op de schermtoets
Daytime Running Lights (dagverlich-
ting) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is geselecteerd. Druk op de schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Bochtverlichting (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
gaan de koplampen branden afhan-
kelijk van de richtingsverandering
door het stuurwiel. Druk om uw keuze
te maken op de schermtoets Steering
Directed Lights (bochtverlichting) tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Doors & Locks (portieren en sloten)
Nadat u op de schermtoets Doors &
Locks hebt gedrukt, zijn de volgende
instellingen mogelijk.
163
Page 170 of 324

Portieren ontgrendelen bijuitstappen (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie selecteert,
worden alle portieren ontgrendeld
wanneer het voertuig stopt, de trans-
missie in de stand PARK of NEU-
TRAL geschakeld wordt en het be-
stuurdersportier geopend wordt.
Druk om uw keuze te maken op de
schermtoets Auto Unlock on Exit
(portieren ontgrendelen bij verlaten)
tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Ontgrendelen met één druk op de sleutelhouder (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer de optie ontgrendelen met
één druk op de sleutelhouder is gese-
lecteerd, wordt alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de
afstandsbediening. Wanneer de optie
ontgrendelen met één druk op de sleu-
telhouder is geselecteerd, moet u twee
keer op de toets UNLOCK van de afstandsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Wan-
neer u All Doors 1st Press selecteert,
ontgrendelen alle portieren bij de eer-
ste keer indrukken op de UNLOCK-
toets op de afstandsbediening. OPMERKING:
Als ontgrendelen met één druk op
de sleutelhouder is geprogram-
meerd, ontgrendelen alle portie-
ren, ongeacht welke Passive Entry-
portiergreep wordt vastgepakt. Als
ontgrendelen met één druk op de
sleutelhouder is geprogrammeerd,
wordt alleen het bestuurderspor-
tier ontgrendeld wanneer dit
wordt vastgepakt. Wanneer bij
Passive Entry de functie ontgren-
delen met één druk op de sleutel-
houder is geprogrammeerd en de
handgreep meer dan één keer
wordt aangeraakt, wordt alleen
het bestuurdersportier geopend.
Wanneer de functie "Ontgrendel
bestuurdersportier na één keer
drukken" is geselecteerd en het
bestuurdersportier is geopend,
dan kunnen de overige portieren
ontgrendeld worden met behulpvan de ontgrendel-/
vergrendelschakelaar in het voer-
tuig (of gebruik de afstandsbedie-ning).
Passive Entry (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u de portieren
van uw auto vergrendelen en ontgren-
delen zonder dat u de vergrendel- en
ontgrendelknoppen op de afstandsbe-
diening hoeft in te drukken. Druk om
uw keuze te maken op de schermtoets
Passive Entry tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is geselecteerd. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren. Raadpleeg "Keyless Enter-N-
Go" in "Zaken die u moet weten voor-
dat u de motor start".
Persoonlijke instellingen van de sleutelhouder (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-
stappen. Druk, om uw keuze te ma-
ken op de schermtoets Memory
Linked to FOB (geheugen gekoppeld
aan sleutelhouder) tot een vinkje
164
Page 197 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
versnellingspook in de stand
PARK, trek de handrem aan en zet
de motor af. Wanneer het contact
is uitgeschakeld (OFF), wordt de
versnellingspook in de stand
PARK vergrendeld, waardoor de
auto niet ongewenst in beweging
kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder
bij het verlaten van het voertuig
en doe uw voertuig op slot.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in de
stand ACC of ON/RUN staan. Een
kind zou de elektrische raambe-
diening of andere schakelaars
kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen brengen.
LET OP!
Voordat u de versnellingspook uitde stand PARK zet, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal in-
getrapt houden. Anders kan de
versnellingspook beschadigd ra-ken.
Laat de motor NOOIT met hoge
toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt, want anders kan schade aan
de aandrijflijn ontstaan.
De volgende punten zijn van belang
om er zeker van te zijn dat u de ver-
snellingspook in de stand PARK hebtgezet:
Als u de versnelling in PARK wilt zetten, drukt u op de vergrendel-
knop op de versnellingspook en
duwt u de pook volledig naar voren
tot hij niet verder kan. Als u de
pook loslaat, beweegt de pook naar
de uitgangspositie.
191
Page 202 of 324

LET OP!
Voordat u de versnellingspook uitde stand PARK zet, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal in-
getrapt houden. Anders kan de
versnellingspook beschadigd ra-ken.
Laat de motor NOOIT met hoge
toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt, want anders kan schade aan
de aandrijflijn ontstaan.
De volgende punten zijn van belang
om er zeker van te zijn dat u de ver-
snellingspook in de stand PARK hebtgezet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellings-
pook dan krachtig helemaal naar
voren en naar links totdat de pook
stopt en volledig op zijn plaats zit. Kijk op de versnellingsindicator en
controleer of de PARK-stand wordtaangegeven.
Controleer, terwijl het rempedaal is losgelaten, of de versnellingspook
uit de stand PARK schuift.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te
rijden. Zet de versnellingspook alleen
in de stand REVERSE (achteruit) als
de auto helemaal stilstaat. NEUTRAL
Gebruik deze stand wanneer de auto
langere tijd stilstaat met draaiende
motor. In deze stand kunt u de motor
starten. Trek de parkeerrem aan en
schakel naar PARK als u het voertuigverlaat.
WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen als de
versnellingspook in de stand NEU-
TRAL staat en schakel nooit het
contact uit om in vrijloop een helling
af te dalen. Dit zijn onveilige hande-
lingen waarbij u minder snel kunt
reageren op veranderingen van het
verkeer of wegomstandigheden. U
zou de macht over het stuur kunnen
verliezen en een ongeluk kunnen
veroorzaken.LET OP!
Slepen, laten uitrollen en om andere
redenen rijden terwijl de transmissie
in de stand NEUTRAL staat, kan
ernstige schade aan de transmissie
tot gevolg hebben. Raadpleeg voor
meer informatie “Slepen achter een
camper” onder “Starten en bedie-
nen” en “Een defect voertuig sle-
pen” onder “Wat te doen in noodge-vallen”.
196
Page 257 of 324

VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu bevindt zich onder een deksel
in de kofferruimte. De hulppolen van
de accu voor het starten met startka-
bels bevinden zich aan de rechterkant
van het motorcompartiment. OPMERKING:
U kunt de hulppolen van de accu
zien als u aan de rechterkant van
het voertuig staat en over het spat-
bord kijkt.
Locatie hulppolen
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilatorwanneer de motorkap omhoog
staat. Als de contactschakelaar
aan staat, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor verwonding
door draaiende ventilatorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden
zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact kun-
nen maken. U kunt ernstig ge-
wond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in
uw huid en ogen kan branden en
ze produceren waterstofgas dat
ontvlambaar en explosief is. Houd
open vuur of vonken daarom al-
tijd uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische transmissie in de stand
PARK (parkeren) en zet de contact-
schakelaar in de stand LOCK (ver-
grendelen).
2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikersuit. 3. Wanneer u een ander voertuig auto
gebruikt voor het starten met behulp
van startkabels, parkeer dit voertuig
dan zo dat accu met de startkabels
bereikbaar is, trek de handrem aan en
zorg ervoor dat de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen
geen contact kunnen maken. Hier-
door kan een massaverbinding ont-
staan met mogelijk persoonlijk letsel
als gevolg.
STARTEN MET
STARTKABELSWAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze proce-
dure kan door een exploderende
accu leiden tot persoonlijk letsel of
schade aan eigendommen.
1 — Positieve (+) hulppool
2 — Negatieve (-) hulppool
251
Page 262 of 324

SLEPEN VAN EEN DEFECTE AUTO
Sleepmethode Wielen LOS van de grond ALLE MODELEN
Slepen met alle wielen op de grond Geen Als de transmissie werkt:
Transmissie in
NEUTRAL
max snelheid 48 km/u
max afstand 24 km (vijftraps transmissie)
max afstand 48 km (achttraps transmissie)
Wiellift
Voor
Achter OK
Autoambulance ALLE BESTE METHODE
Het juiste sleep- of takelgereedschap
is vereist om schade aan uw auto te
voorkomen. Gebruik uitsluitend
sleepstangen en andere apparaten
welke voor dit specifieke doel zijn ont-
wikkeld. Volg hierbij altijd nauwgezet
de instructies van de fabrikant. Het
gebruik van veiligheidskettingen is
verplicht. Bevestig sleepstangen of
andere sleepmiddelen altijd aan een
dragend deel van het voertuig, nooit
aan bumpers of hieraan bevestigde
beugels. De nationale en plaatselijke
wetten m.b.t. het slepen van voertui-
gen moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoi-
res wenst te gebruiken (ruitenwissers,
ruitontdooier, enz.), dient de contact- schakelaar in stand ON/RUN te staan
en niet in stand ACC.
Wanneer de accu van het voertuig leeg
is, raadpleeg "Keuzehendel ontgren-
delen" in "Wat te doen in noodgeval-
len" voor instructies hoe de automati-
sche versnellingsbak uit de PARK-
stand te schakelen voor het afslepen.
LET OP!
Gebruik geen takelsysteem met
sleeplus om de auto te slepen. Dit
kan de bumper beschadigen.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Bij het vastmaken van de auto op
een sleepwagen mogen de onder-
delen in de wielophanging vóór of
achter niet worden vastgemaakt.
Door een foutieve sleepwijze kan
uw auto worden beschadigd.
Duw of sleep deze auto niet met
een andere auto aangezien schade
aan de bumper en de versnelling
kan worden toegebracht.
Als het gesleepte voertuig be-
stuurd moet worden, moet het
contactslot in de stand ON/RUN
staan en niet in de stand LOCK ofACC.
256
Page 278 of 324

Probeer de auto niet te starten doordeze te duwen of te slepen.
Laat de motor niet stationair draaien terwijl een of meerdere
bougies zijn losgekoppeld of verwij-
derd, zoals tijdens diagnosetests of
gedurende langere perioden wan-
neer de auto zeer onregelmatig sta-
tionair draait of sprake is van ge-
stoorde bedrijfscondities.
KOELSYSTEEMWAARSCHUWING!
Als u werkzaamheden gaat ver- richten in de buurt van de radia-
torventilator, moet u de ventila-
tormotor loskoppelen of de
contactschakelaar in de stand
LOCK zetten. De ventilator is
temperatuurgeregeld en kan op
elk moment gaan draaien indien
de contactschakelaar in de stand
ON staat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Hete koelvloeistof (antrivries) en
stoom uit de radiateur kunnen
ernstige brandwonden veroorza-
ken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen,
mag u de motorkap pas openen
nadat de radiator voldoende is af-
gekoeld. Open nooit de vuldop
van het expansiereservoir als de
radiator heet is.
Controle van koelvloeistof
Controleer het antivries elk jaar (bij
voorkeur voordat de vorst invalt). Als
de koelvloeistof (antivries) vuil of
roestig lijkt, moet het systeem worden
afgetapt en doorgespoeld en daarna
met nieuwe koelvloeistof worden ge-
vuld. Controleer of de voorzijde van
de aircocondensor vrij is van insecten-
resten, bladeren, enz. Spuit de voor-
zijde van de condensor indien nodig
voorzichtig verticaal vanaf de boven-
kant schoon met een tuinslang.
Controleer de slangen van het expan-
siereservoir op brosheid, scheurtjes,
insnijdingen en vloeistofdichte aan- sluiting aan reservoir- en radiateur-
zijde. Controleer het hele systeem oplekkage.
Controleer, wanneer de motor op be-
drijfstemperatuur is (en uitstaat), of
de radiatordop luchtdicht afsluit door
een kleine hoeveelheid koelvloeistof
(antivries) via de aftapopening van de
radiator te laten uitstromen. Als de
dop goed afsluit, begint de koelvloei-
stof (antivries) uit het expansiereser-
voir te stromen. VERWIJDER DE
RADIATORDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
Koelsysteem – leegmaken,
spoelen en bijvullen
Reinig het koelsysteem met een be-
trouwbaar reinigingsmiddel als de
koelvloeistof (antivries) vuil is of als
er veel bezinksel aanwezig is. Voer
daarna een grondige spoelbeurt uit
om alle afzettingen en chemicaliën te
verwijderen. Voer afgewerkte koel-
vloeistof (antivries) op de juiste wijzeaf.
Raadpleeg "Onderhoudsschema"
voor de juiste onderhoudsintervallen.
272