radio Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2012Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 25 of 324

vervolgens met uw andere hand de
sleutel eruit te trekken.
2. Steek het uiteinde van de nood-
sleutel of een platte schroevendraaier,
maat 2, in de sleuf en wrik de twee
helften van de afstandsbediening
voorzichtig los. Let erop dat u de af-
dichting tijdens het openen niet be-schadigt.
3. Verwijder de batterij door het dek-
sel aan de achterzijde te draaien (bat-
terij naar beneden gekeerd). Tik met
de afstandsbediening op een stevig
oppervlak zoals een tafel o.i.d. en ver-
vang de batterij. Let bij het vervangen
van de batterij op dat het + teken opde batterij overeenkomt met het +
teken aan de binnenzijde van de bat-
terijhouder op de achterste afdekking.
Raak de nieuwe batterij niet met uw
vingers aan. Door vettigheid op de
huid kan de werking verslechteren.
Als u een batterij hebt aangeraakt,
maakt u deze schoon met een kleine
hoeveelheid reinigingsalcohol.
4. Om de sleutelhouder weer te slui-
ten drukt u de twee helften op elkaar.
Algemene informatie
De afstandsbediening en signaalont-
vangers werken op een draaggolffre-
quentie van 433,92 MHz, zoals is
voorgeschreven in de EU. Deze appa-
ratuur moet zijn gecertificeerd con-
form de specifieke regelgeving in elk
land. Er gelden twee normen: ETS
(European Telecommunication
Standard) 300–220, van toepassing
in de meeste landen, en de Duitse
richtlijn BZT 225Z125, die steunt op
de norm ETC 300–220, maar daar-naast nog enkele specifieke bepalin-
gen heeft. De overige bepalingen wor-
den vermeld in de Europese Richtlijn
95/56/EC, Bijlage VI. De apparatuur
moet voldoen aan de volgende voor-
waarden:
De apparatuur mag geen hinder-
lijke storingen veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ont- vangen storingen kunnen verwer-
ken, inclusief storingen die kunnen
leiden tot een foutieve werking.
Als uw afstandsbediening niet goed
werkt vanaf een normale afstand,
controleer dan het volgende.
1. De batterij in de afstandsbediening
is leeg. De verwachte levensduur van
de batterij bedraagt minimaal drie
jaar.
2. De nabijheid tot radiozendappara-
tuur als een zendmast, een luchtha-
venzender en sommige mobiele ra-
dio's of 27 MC zendapparatuur.
19
Page 72 of 324

FORWARD COLLISION WARNING(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 113
PARKSENSE® PARKEERHULP . . . . . . . . . . . . . 115 PARKSENSE® SENSOREN . . . . . . . . . . . . . . 115
PARKSENSE®WAARSCHUWINGSSCHERM . . . . . . . . . . . . . 115
PARKSENSE® DISPLAY . . . . . . . . . . . . . . . . 116
PARK ASSIST VOOR, HOORBARE SIGNALEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN . . . . 117
Onderhoud van de ParkSense® parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN . . . . . . . 118
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM . . . . . . . . 118
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 120
ParkView® in- of uitschakelen — met het aanraakscherm van de radio . . . . . . . . . . . . . 121
DAKCONSOLE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 KAART/-LEESLAMPEN VOORIN . . . . . . . . . 122
OPBERGVAKJE ZONNEBRIL . . . . . . . . . . . . . 122
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 122
SCHUIFDAK OPENEN — SNEL . . . . . . . . . . . 123
SCHUIFDAK OPENEN — HANDMATIG . . . . . 123
SCHUIFDAK SLUITEN — SNEL . . . . . . . . . . 123
66
Page 79 of 324

Het BSM-systeem waarschuwt de be-
stuurder voor voorwerpen binnen de
detectiezones door het oplichten van
het BSM-waarschuwingslampje in de
buitenspiegels, een akoestisch waar-
schuwingssignaal en verlagen van het
volume van de radio. Raadpleeg “Be-
drijfsmodi” voor meer informatie.
Het BSM-systeem bewaakt de detec-
tiezone tijdens het rijden vanuit drie
verschillende punten (zijkant, achter-
en voorzijde) om te beoordelen of een
waarschuwing noodzakelijk is. Het
BSM-systeem zal een waarschuwing
geven wanneer voertuigen vanuit de
volgende richtingen in de zone ko-men.In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijba-
nen links of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achterzijde
Achteropkomende voertuigen aan
beide zijden van uw auto die de detec-
tiezone binnenkomen met een rela-
tieve snelheid lager dan 48 km/u.Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam in-
haalt met een relatieve snelheid lager
dan 16 km/u en deze auto blijft gedu-
rende ongeveer 1,5 seconde in de dode
hoek, dan gaat het waarschuwings-
lampje branden. Als het verschil in
snelheid tussen de twee auto's groter
is dan 16 km/u, dan gaat het waar-
schuwingslampje niet branden.
Bewaking van zijkantBewaking van achterzijde
Inhalen/naderenInhalen/passeren
73
Page 81 of 324

1 km/u tot 3 km/u naar de auto toe
bewegen, tot voorwerpen die zich met
een maximale snelheid van ongeveer
16 km/u verplaatsen, zoals in par-keersituaties. OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen nade-
rende voertuigen aan het zicht
worden onttrokken door links en
rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd
door andere objecten of voertui-
gen, zal het systeem niet in staat
zijn de bestuurder te waarschu-wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
de auto zich in de achteruitversnelling
(REVERSE) bevindt, wordt de be-
stuurder gewaarschuwd door middel
van zowel visuele als geluidssignalen,
terwijl ook het volume van de radio
wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als ach-
teruitrijhulp. Het systeem is uitslui-
tend bedoeld als hulp voor de be-
stuurder bij het detecteren van
naderende voertuigen in parkeersi-
tuaties. Ga altijd voorzichtig te werk
tijdens het achteruitrijden, ook als u
RCP gebruikt. Controleer het gebied
achter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertui-
gen, obstakels en dode hoeken. An-
ders bestaat er een risico op ernstig
of dodelijk letsel.
BEDRIJFSMODI
In het Uconnect Touch™ systeem
kunnen drie bedrijfsmodi worden ge-
selecteerd. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie. Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als het
systeem echter in RCP werkt, zal zo-
wel een visuele als akoestische waar-
schuwing worden gegeven wanneer
een object wordt gedetecteerd. Bij elke
akoestische waarschuwing wordt het
volume van de radio verlaagd. Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visuele als de akoestische waarschu-
wing gegeven. Ter ondersteuning van
75
Page 82 of 324

de akoestische waarschuwing wordt
het volume van de radio (indien inge-
schakeld) verlaagd. OPMERKING:
Bij elke akoestische waarschu-wing van het BSM-systeem
wordt het volume van de radioverlaagd.
Als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld, zal het systeem al-
leen een visuele waarschuwinggeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal
zowel een visuele als akoestische
waarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer een akoestische
waarschuwing moet worden gege-
ven, wordt ook de radio gedempt.
Als RCP actief is, zal altijd een ge-
luidssignaal worden gegeven en de
status van de richtingaanwijzer/
alarmknipperlichten worden gene-
geerd. Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of akoestische
waarschuwingen afgegeven door het
BSM- of RCP-systeem. OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige
bedrijfsmodus op wanneer de con-
tactschakelaar wordt uitgezet. Tij-
dens het starten van de auto wordt
de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Astronomische zone — systeem
tijdelijk niet beschikbaar
Wanneer het voertuig deze zone bin-
nengaat, zal het systeem tijdelijk niet
beschikbaar zijn en toont het EVIC
het bericht "Dodehoeksysteem tijde-
lijk niet beschikbaar - astronomische
zone". De LED’s in de buitenspiegels
lichten op en blijven branden totdat
het voertuig de zone verlaat. STOELEN
De stoelen vormen een belangrijk on-
derdeel van het veiligheidssysteem
voor inzittenden van deze auto.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de
bagageruimte, zowel binnen als
buiten de auto. Bij een aanrijding
lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico om ernstig
of zelfs dodelijk gewond te raken.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en autogor-
dels. Bij een aanrijding lopen per-
sonen in de bagageruimte een gro-
ter risico om ernstig of zelfs
dodelijk gewond te raken.
Zorg dat iedereen in uw auto een
stoel heeft en de autogordel op de
juiste wijze heeft omgedaan.
ELEKTRISCH
VERSTELBARE STOELEN
Op modellen die zijn uitgerust met
elektrisch verstelbare stoelen bevindt
de schakelaar zich aan de buitenzijde
van de stoel bij de vloer. Met deze
schakelaar kunt u de bestuurdersstoel
omhoog, omlaag, naar voren en naar
achteren bewegen en de zitting kante-len.
76
Page 89 of 324

BESTUURDERSSTOEL METGEHEUGENFUNCTIE
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u twee verschil-
lende gebruikersprofielen opslaan,
die met de geheugentoets eenvoudig
geselecteerd kunnen worden. Elk ge-
bruikersprofiel bevat de gewenste
voorkeursinstelling voor de bestuur-
dersstoel, de buitenspiegels, de ver-
stelbare pedalen (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en de elek-
trisch verstelbare stuurkolom, evenals
de voorkeurzenders voor de radio. U
kunt uw afstandsbediening ook zoda-
nig programmeren, dat deze instellin-
gen worden opgeroepen als op de
knop UNLOCK (ontgrendelen) wordtgedrukt. OPMERKING:
Alleen de afstandsbediening kanaan elk van deze geheugenposi-
ties worden gekoppeld.
Handgrepen met Passive Entry kunnen niet aan de geheugen-
functie worden gekoppeld. Ge- bruik de geheugentoets of de af-
standsbediening (indien
gekoppeld aan geheugen) om ge-
heugenposities 1 of 2 op te roe-pen.
De geheugenschakelaar voor de stoel
bevindt zich op het bekledingspaneel
van het bestuurdersportier. De scha-
kelaar heeft drie toetsen: de toets
waarmee de stoelinstelling wordt op-
geslagen en de toetsen (1) en (2)
waarmee twee voorgeprogrammeerde
instellingen kunnen worden opgeroe-pen. GEHEUGENFUNCTIE PROGRAMMEREN OPMERKING:
Bij het opslaan van een nieuw ge-
bruikersprofiel wist u tegelijk een
bestaand gebruikersprofiel uit hetgeheugen.
Om een nieuw gebruikersprofiel aan
te maken, gaat u als volgt te werk:
1. Zet het contactslot in de stand RUN.
2. Pas alle profielinstellingen aan uw
voorkeuren aan (bijv. stoel, zijspiegel,
verstelbare pedalen (voor bepaalde
uitvoeringen/markten), elektrisch
verstelbare stuurkolom (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) en ra-diovoorkeurzenders).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op
de geheugenschakelaar.
4. Druk binnen vijf seconden op ge-
heugentoets 1 of 2. Het elektronisch
voertuiginformatiesysteem (EVIC)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten) geeft aan welke geheugen-
positie actief is.
Stoelgeheugenschakelaar
83
Page 98 of 324

Wanneer u bij ingeschakelde parkeer-
lichten of koplampen de linker dim-
schakelaar naar boven draait, neemt
de intensiteit van de verlichting van
het instrumentenpaneel en de beker-
houders toe (voor bepaaldeuitvoeringen/markten).
Instellen omgevingsverlichting
Draai de rechter dimmerschakelaar
naar boven of beneden om de verlich-
tingsintensiteit van de portiergrepen
en het lampje in de dakconsole te ver-
hogen of te verlagen.Interieurverlichting instellen
Draai de dimmer helemaal omhoog
naar de tweede klikstand om de inte-
rieurverlichting in te schakelen. Als
de dimmerknop in deze stand staat,
blijft de interieurverlichting branden.
Interieurverlichting volledig
uitschakelen (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar
beneden in de stand OFF. De interi-
eurverlichting gaat nu niet meer
branden als u een portier opent.
Functie langzaam rijden
(instrumentenverlichting overdag)
Draai de dimmer omhoog naar de eer-
ste klikstand. Met deze functie wor-
den de helderheid van de verlichting
van alle tekstweergaven, zoals de ki-
lometerteller, de EVIC (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) en de radio
vergroot wanneer de parkeerlichten of
koplampen branden.
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
Met de multifunctionele bedienings-
hendel voor de ruitenwissers en rui-
tensproeiers bedient u de koplamp-
sproeiers als de contactschakelaar in
de stand ON staat en de koplampen
AAN zijn. De hendel bevindt zich aan
de linkerzijde van de stuurkolom.
Draai de multifunctionele hendel tot
de eerste stand voorbij de intervals-
tand voor langzame wisbewegingen of
tot de tweede stand voorbij de inter-
valstand voor snelle wisbewegingen.
Dimmer instrumentenpaneel
Portiergreep/dimmer
omgevingsverlichting
Bediening ruitenwisser/-sproeier
92
Page 126 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen om,
voordat u de ParkSense® par-
keerhulp gaat gebruiken, de trek-
haak van de auto te verwijderen
als de auto niet voor trekken
wordt gebruikt. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat
de trekhaak zich veel dichter bij
het obstakel bevindt dan de ach-
terbumper als het waarschu-
wingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende
toon laat horen. Afhankelijk van
de afmetingen en vorm van de
trekhaak is het ook mogelijk dat
de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er
een obstakel achter de auto aan-
wezig is. PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto
op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet. De afbeelding
wordt aan de bovenzijde van het aan-
raakscherm van de radio weergege-
ven, samen met de waarschuwing
"Controleer de gehele omgeving". Na
vijf seconden verdwijnt deze opmer-
king. De ParkView® camera bevindt
zich aan de achterzijde van het voer-
tuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling scha-
kelt, wordt de achteruitrijcamera uit- geschakeld en verschijnt het
navigatie- of audioscherm.
Indien weergegeven, geven statische
rasterlijnen de breedte van het voer-
tuig aan, terwijl een onderbroken lijn
de middellijn van het voertuig aan-
geeft. Deze lijnen kunnen bijv. van
dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De sta-
tische rasterlijnen geven verschillende
zones aan waarmee u de afstand tot de
achterzijde van het voertuig kunt in-
schatten. De onderstaande tabel geeft
bij benadering de afstanden weer voor
elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meer
120
Page 127 of 324

WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig
achteruit rijden, ook al wordt er ge-
bruik gemaakt van de achteruitrij-
camera. Kijk altijd goed vóór of ach-
ter uw auto, controleer of zich daar
geen voetgangers, dieren, andere
voertuigen of obstakels bevinden en
let op dode hoeken voordat u voor-
of achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten
als u achteruitrijdt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijkletsel.LET OP!
Om schade aan het voertuig tevoorkomen mag ParkView® al-
leen worden gebruikt als parkeer-
hulp. De ParkView® camera kan
niet elk obstakel of voorwerp de-
tecteren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Om schade aan het voertuig te
voorkomen moet u langzaam rij-
den bij gebruik van de achteruit-
rijcamera, zodat u tijdig kunt
stoppen als u een obstakel ziet.
Het wordt de bestuurder aanbe-
volen om regelmatig over zijn/
haar schouder te kijken bij het
gebruik van ParkView®.
OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander
vuil, moet de lens worden gerei-
nigd, met water worden gespoeld
en met een zachte doek worden
gedroogd. De lens niet afdekken.
ParkView® in- of
uitschakelen — met het
aanraakscherm van deradio
1. Zet de radio aan.
2. Druk op de schermtoets " More". 3. Druk de schermtoets " Settings".
4. Druk op de schermtoets "Safety &
Driving Assistance".
5. Druk op het vakje naast de knop
"Parkview® Backup Camera" om het
systeem in of uit te schakelen. DAKCONSOLE
De dakconsole bevat de lampjes van
de binnen-/leesverlichting en een op-
bergvak voor zonnebrillen. Er kunnen
ook schakelaars voor een elektrisch
schuifdak aanwezig zijn (voor be-
paalde uitvoeringen/markten).
Dakconsole
121
Page 144 of 324

BERICHTENAANTALLEN . . . . . . . . . . . . . . . 157
MENU UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN . . . . . . . . . 157 TOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
SCHERMTOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
PERSOONLIJK TE PROGRAMMERENFUNCTIES — INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ SYSTEEM 8.4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
GELUIDSSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
NAVIGATIESYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
ANALOGE KLOK INSTELLEN . . . . . . . . . . . . . . 168
BEDIENING iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
HARMAN KARDON® Logic7® HIGH PERFORMANCE MULTICHANNEL
SURROUND SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE SURROUND (DSS)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 168
STUURBEDIENING VOOR AUDIO . . . . . . . . . . . 169
Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES . . . . . . 170
RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 ALGEMEEN OVERZICHT . . . . . . . . . . . . . . . 171
138