service Lancia Thema 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2014Pages: 380, PDF Size: 3.73 MB
Page 125 of 380

OPMERKING:
1. U kunt ook zeggen "Find City"(zoek plaats), "Find Favorite"
(favoriet zoeken), "Find Place
by Category" (zoek plaats op
categorie), "Find Place by
Name" (zoek plaats op naam),
"Find Recently Found" (zoek
recent gevonden), "Where to?"
(waarheen?) of "Go Home"
(naar huis). 2.U kunt zeggen "Find Nearest"
(Zoek dichtstbijzijnde) en dan
"Restaurant" (Restaurant),
"Fuel" (Benzinepomp), "Transit"
(Transportmiddel), "Lodging"
(Accommodatie), "Shopping"
(Winkelcentrum), "Bank"
(Bank), "Entertainment" (Amu-
sement), "Recreation" (Recre-
atie), "Attractions" (Attracties),
"Community" (Gemeenschap),
"Auto Services" (Autogarages),
"Hospitals" (Ziekenhuizen),
"Parking" (Parkeerplaats), "Air-
port" (Vliegveld), "Police Stati-
ons" (Politiebureaus), "Fire Sta-
tions" (Brandweerkazernes), of
"Auto Dealers" (Autodealers).
119
Page 165 of 380

nog op een relatief grote afstand van
dit voertuig rijdt. Dit geeft u de lang-
ste reactietijd.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Near" (dichtbij), kan het systeem u
waarschuwen voor een mogelijke aan-
rijding met het voertuig vóór u wan-
neer de afstand tot dit voertuig veel
korter is. Met deze instelling heeft u
minder reactietijd dan bij de instelling
"Far" (veraf). Hierdoor is een meer
dynamische rijervaring mogelijk.
Door de FCW-status te wijzigen in
"Off" (uit) waarschuwt het systeem u
niet langer voor een mogelijke aanrij-
ding met het voertuig vóór u.
OPMERKING:
In de "uit" stand wordt "FCWOFF" (FCW uit) weergegeven op
het Uconnect® scherm.
Het systeem onthoudt de instel- ling die het laatst door de be-
stuurder is gekozen nadat het
contact werd uitgeschakeld.
FCW reageert niet op irrelevante objecten, zoals objecten hoog boven de weg, weerkaatsingen
van de bodem, objecten welke
zich niet in de rijweg van de auto
bevinden, stilstaande objecten
op grote afstand, tegemoetko-
mend verkeer, of voorliggers met
een dezelfde of een hogere snel-
heid.
Als de FCW wordt uitgescha- keld, verschijnt er een waar-
schuwing op het EVIC-scherm.
Waarschuwing FCW niet
beschikbaar
Als het systeem wordt uitgeschakeld
en in het EVIC de melding "ACC/
FCW Unavailable, Service Required"
(ACC/FCW niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk) wordt weergege-
ven, is er mogelijk sprake van een
tijdelijke storing die de werking van
FCW beperkt. Hoewel u nog steeds
met de auto kunt rijden, zal het FCW-
systeem tijdelijk niet beschikbaar
zijn. Als dit gebeurt, kunt u proberen
FCW later opnieuw te activeren nadat
u de contactschakelaar uit- en weer ingeschakeld heeft. Als het probleem
aanhoudt, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
PARKSENSE®
PARKEERHULP
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem
geeft tijdens het achter- of vooruit
rijden, bijv. bij het inparkeren, met
visuele en geluidssignalen de afstand
tussen de achter- en/of voorkant van
de auto en een gedetecteerd obstakel
aan. Zie de voorzorgsmaatregelen
voor gebruik van het ParkSense® sys-
teem voor de beperkingen van dit sys-
teem en aanbevelingen.
Melding "ACC/FCW Unavailable,
Service Required" (ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
159
Page 168 of 380

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
150 cm 150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Afstand vóór (cm) Groter dan
120 cm 120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon, 1/2
seconde (alleen
voor achterzijde) Langzaam
(alleen voor ach- terzijde) Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem.
De beschikbare keuzemogelijkheden
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen
geluid) of Sound and Display (beeld
en geluid). Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijnt
op het instrumentenpaneel het bericht"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE® PARKEER-
HULPSYSTEEM
Tijdens het starten van de auto, wan-
neer het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem een storing heeft gedetecteerd,
laat het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per
contactcyclus een geluidssignaal ho-
ren en op het display wordt het be-
richt "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keersensoren reinigen), "SERVICE
162
Page 169 of 380

PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (parkeerhulpsysteem re-
pareren) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Wan-
neer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE wordt gezet en het systeem
een storing heeft gedetecteerd, geeft
het EVIC het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeersensoren reinigen)
of "SERVICE PARK ASSIST SYS-
TEM" (parkeerhulpsysteem repare-
ren) weer zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense® niet.
HET PARKEERHULPSYS-
TEEM REINIGEN
Reinig de sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of
harde doeken. Maak de sensoren
voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR GEBRUIK VAN HET
PARKSENSE® SYSTEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumpervrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) zet
en ParkSense® is uitgescha-
keld, zal het EVIC het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE (achteruit)
staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het geluid van de radio
ONDERBREKEN wanneer het
systeem een geluidssignaal laat
horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet binnen
een afstand van 30 cm van de
163
Page 170 of 380

achterkant/achterbumper wor-
den geplaatst. Als dit wel het geval
is, zal het systeem een nabijgele-
gen object mogelijk interpreteren
als een sensorprobleem en de
melding "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp
noodzakelijk) tonen op het EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
Bij gebruik van ParkSense® moet u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van
het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem. Controleer het gebied ach-
ter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veilig-
heid en dient uw aandacht voort-
durend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen deafneembare trekhaak te verwij-
deren voordat u het ParkSense®
parkeerhulpsysteem gaat gebrui-
ken, wanneer u de trekhaak niet
nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat
de trekhaakkogel zich veel dich-
ter bij het obstakel bevindt dan de
achterkant van de auto, wanneer
een knipperende boog op het
scherm wordt weergegeven en een
continue toon klinkt. Afhankelijk
van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk
dat de sensoren de trekhaak de-
tecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
164
Page 197 of 380

te gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een sto-
ring gedetecteerd in het ESP-systeem.
Als het lampje blijft branden nadat er
verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met
een snelheid hoger dan 48 km/u, dient
u zo snel mogelijk contact op te nemen
met uw erkende dealer om het pro-
bleem te laten opsporen en verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitge-schakeld en het controle-/
storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet.
Telkens wanneer de contact- schakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wan-
neer dit eerder werd
uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op wanneer ESP inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
19. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden branden
nadat u de contactschakelaar
de eerste keer in de stand ON/RUN
hebt gezet. Als tijdens deze gloeilamp-
controle de veiligheidsgordel voor de
bestuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als na de gloei-
lampcontrole of tijdens het rijden de
veiligheidsgordel van de bestuurder
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
niet is vastgegespt, gaat het waar-
schuwingslampje voor de veiligheids-
gordels branden en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto" voor
informatie hierover. 20. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de tempe-
ratuur van de koelvloeistof aan. Als de
meternaald het normale aanwijst,
werkt het koelsysteem naar behoren.
De meternaald geeft vaak een hogere
temperatuur aan tijdens het rijden bij
warm weer, op hellingen, of met aan-
hanger. De bovenlimiet van het nor-
male temperatuurbereik mag niet
wordt overschreden.
LET OP!
Als u blijft rijden met een overver-
hit koelsysteem, kan schade aan de
auto ontstaan. Wanneer de tempe-
ratuurmeter in de "H"-zone staat,
zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair
draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de
meternaald op "H" blijft staan en u
ononderbroken geluidssignalen
hoort, zet de motor dan direct af en
neem contact op met een erkende
dealer voor service.
191
Page 198 of 380

WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken. Bel een
erkende dealer voor service wan-
neer de motor van uw auto overver-
hit is. Als u besluit zelf onder de
motorkap te kijken, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto". Volg de waarschuwingen in
het hoofdstuk "Vuldop van het
koelsysteem".
21. Indicatielampje AWD (aandrij-
ving op alle wielen) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het indicatielampje AWD gaat bran-
den wanneer de aandrijving op alle
wielen (AWD) is ingeschakeld.
ELEKTRONISCH VOER-
TUIGINFORMATIECEN-
TRUM (EVIC)
Het elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt. Dit systeem biedt u op een handige
manier toegang tot diverse nuttige in-
formatie via de knoppen op het stuur.
Het EVIC bestaat uit de volgende on-
derdelen:
Radio-informatie
Informatie over brandstofverbruik
Informatie over cruisecontrol
Digitale voertuigsnelheid
Ritinformatie
Bandenspanning
Voertuiginformatie
Opgeslagen
waarschuwingsberichten
Menu uitschakelen Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuur te druk-
ken:
OMHOOG-knop
Druk kort op de OMHOOG-
knop om omhoog te blade-
ren door het hoofdmenu en
de submenu's voor voer-
tuiginformatie en ritinformatie
(brandstofverbruik, voertuiginfor-
matie, bandenspanning, cruisecon-
trol, berichten, ritinformatie, voer-
tuigsnelheid en menu uitschakelen)
en andere submenu's.
OMLAAG-knop
Druk kort op de OMLAAG-
knop om omlaag te blade-
ren door het hoofdmenu en
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwielknoppen voor EVIC
192
Page 202 of 380

Indicatielampje SERV AWD
(Service All Wheel Drive) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)Dit lampje gaat branden
wanneer de aandrijving op
alle wielen (AWD) onder-
houd vereist. Raadpleeg de
paragraaf "Aandrijving op alle wie-
len" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" voor meer informatie hierover.
RODE INDICATOREN IN
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare rode
indicatoren getoond. Voorbeelden van
deze indicatoren zijn:
Portier open
Deze indicator licht op
wanneer een of meer portie-
ren niet goed gesloten zijn.
De indicator geeft aan welk
portier open is.
Bagageruimte open
Dit lampje brandt wanneer
het kofferdeksel is geopend. Oliedruk
Deze indicator wijst op een te
lage motoroliedruk. Als het
lampje tijdens het rijden gaat bran-
den, zet de auto dan veilig stil en zet
de motor zo snel mogelijk af. Er klinkt
gedurende vier minuten een geluids-
ignaal als dit lampje gaat branden.
Start de motor pas opnieuw wanneer
het probleem is verholpen. Dit lampje
geeft geen informatie over het motor-
oliepeil. Het oliepeil moet u controle-
ren in de motorruimte.
Laadsysteem
Deze indicator geeft informa-
tie over het functioneren van
het elektrische laadsysteem. Als het
lampje blijft branden of gaat branden
tijdens het rijden, schakel dan de
elektrische apparaten uit die niet
noodzakelijk zijn voor het rijden of
verhoog het motortoerental (als de
motor stationair draait). Als het
lampje van voor het laadsysteem blijft
branden, is er een probleem met het laadsysteem. Laat de auto dan ON-
MIDDELLIJK CONTROLEREN.
Neem contact op met een erkende
dealer.
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan de para-
graaf "Starten met startkabels" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood".
Elektronisch gaspedaal (ETC)
Deze indicator wijst u op
een probleem met het elek-
tronische gaspedaal(ETC).
Als het lampje gaat branden
tijdens het rijden, moet u het systeem
laten controleren door een erkende
dealer.
Als er een probleem wordt gedetec-
teerd, gaat het lampje branden wan-
neer de motor draait. Schakel het con-
tact uit en opnieuw in wanneer de
auto volledig stilstaat en de schakel-
hendel in de stand PARK staat. Het
lampje moet dan doven.
Als het lampje bij draaiende motor
blijft branden, kunt u in de meeste
gevallen gewoon met de auto rijden.
196
Page 205 of 380

auto op snelweg te rijden gedu-
rende tenminste 30 minuten ver-
helpt u het probleem in het roetfil-
tersysteem doordat de opgevangen
roetdeeltjes nu worden verwijderd,
zodat de normale bedrijfsstand van
het systeem wordt hersteld.
Exhaust Service Require — See Dealer Now (onderhoud uitlaat
noodzakelijk - bezoek dealer). Het
motorvermogen wordt beperkt om
permanente schade aan het nabe-
handelingssysteem te voorkomen.
Als deze omstandigheid zich voor-
doet, dient u uw auto voor onder-
houd naar uw plaatselijke erkende
dealer brengen.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Fuel
Economy" (brandstofverbruik) is ge-
markeerd. Druk op de selectieknop
zodat op het volgende scherm het vol-
gende wordt weergegeven:
Average Fuel Economy (Gemiddeldbrandstofverbruik)
Bereik tot lege tank Huidig verbruik in liters per
100 km (l/100km)
Gemiddeld brandstofverbruik /
ECO-modus (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de laatste reset weer. Wan-
neer het brandstofverbruik wordt ge-
reset, worden op het scherm
gedurende twee seconden het bericht
"RESET" of streepjes weergegeven.
De historische gegevens worden dan
gewist en het nieuwe gemiddelde
wordt berekend op basis van het laat-
ste gemiddelde brandstofverbruik
van voor de reset.
Druk op selectieknop om het gemid-
delde brandstofverbruik te resetten. Druk op de knop BACK (terug) om
terug te gaan naar het hoofdmenu.
In het onderste gedeelte van het
EVIC-scherm bevindt zich het picto-
gram ECO. Dit pictogram verschijnt
wanneer Multi-Displacement System
(MDS) (uitvoeringen/landen) de mo-
tor op vier cilinders laat rijden, of
wanneer u zuinig rijdt.
Met deze functie kunt u controleren of
u zuinig rijdt. U kunt het ook gebrui-
ken om uw rijstijl aan te passen om
brandstof te besparen.
Bereik tot lege tank
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
huidige en gemiddelde brandstofver-
bruik in relatie tot het huidige brand-
stofpeil in de tank. Het bereik tot lege
tank kan niet worden gereset met de
selectieknop.
Brandstofverbruik
199
Page 207 of 380

RITINFORMATIE
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Trip
Info" (ritinformatie) is gemarkeerd.
Druk kort op de selectieknop om de
volgende ritinformatie te tonen in het
volgende scherm:
TripA(RitA)
TripB(RitB)
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de OMHOOG-/OMLAAG-
knop om door alle functies van de
tripcomputer te bladeren of druk op
de knop BACK (terug) om terug te
keren naar het hoofdmenu.
In de tripfunctiemodus wordt de vol-
gende informatie weergegeven:
TripA(RitA)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-
set.
TripB(RitB)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.Elapsed Time (Verstreken tijd)
Toont de totale reistijd die is verstre-
ken sinds de laatste reset. De verstre-
ken tijd neemt toe wanneer het con-
tact in de stand ON/RUN staat.
Ritinformatie resetten
Om een van deze drie ritinformatie-
functies te resetten, selecteert u de
functie die u wilt resetten met de
OMHOOG- of OMLAAG-knop. Druk
op de selectieknop totdat de functie
het getal nul weergeeft.
BANDENSPANNING
Druk kort op de OMHOOG- of
OMLAAG-knop totdat de optie "Tire
BAR" (bandenspanning) is gemar-
keerd. Als u kort op de selectieknop
drukt, wordt het volgende weergege-
ven:
Als de spanning van alle banden
goed is, wordt een voertuigpicto-
gram getoond waarin in iedere
hoek de bandenspanning wordt
aangegeven. Wanneer de bandenspanning van
een of meer banden te laag is, wordt
het bericht "Inflate to XXX" (ban-
den oppompen tot XXX) weergege-
ven met het voertuigpictogram en
worden de bandenspanningswaar-
den weergegeven in iedere hoek van
het pictogram.
Als het bandenspanningscontrole- systeem onderhoud vereist, wordt
het bericht "Service Tire Pressure
System" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem noodzake-
lijk) weergegeven.
De bandenspannings dient slechts als
indicator en kan niet worden gereset.
Druk kort op de knop BACK (terug)
om terug te gaan naar het hoofdmenu.
201