sensor Lancia Thema 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2014Pages: 380, PDF Size: 3.73 MB
Page 164 of 380

Het elektronischstabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR)
wordt geactiveerd.
Hervatten
Druk op de knop RES +en neem
vervolgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC toont de laatst ingestelde
snelheid.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de knop ON/OFF drukt.
De contactschakelaar in de stand OFF zet.
ESP uitschakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt
uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld, activeert het systeem de
laatste instelling van de bestuurder
(ACC of Normale cruisecontrol).FORWARD COLLISION
WARNING (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Forward Collision Warning (FCW)
waarschuwt de bestuurder voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig
vóór u en wijst de bestuurder erop
actie te ondernemen om een aanrij-
ding te voorkomen.
FCW bewaakt de informatie van de
vooruitkijksensor, van de elektroni-
sche remregeling EBC (Electronic
Brake Controller) en van de wielsnel-
heidsensoren om te berekenen of zich
het gevaar van een kop-staartbotsing
voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een kop-staartbotsing
waarschijnlijk is, verschijnt een waar-
schuwingsmelding (met geluidssig-
naal) in het EVIC. Wanneer het sys-
teem bepaalt dat een aanrijding met
het voertuig vóór u niet langer waar-
schijnlijk is, worden de waarschuwin-
gen uitgeschakeld.
OPMERKING: De minimumsnel-
heid voor inschakeling van het
FCW-systeem is 16 km/u.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW)
is niet bedoeld om zelfstandig een
aanrijding te voorkomen en kan
ook niet elke soort mogelijke aan-
rijding herkennen. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor de be-
sturing van de auto en het voorko-
men van een aanrijding. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
De FCW-status wijzigen
De FCW-functie kan worden ingesteld
op veraf of dichtbij, of kan worden
uitgeschakeld met het Uconnect®
systeem, raadpleeg "Uconnect® in-
stellingen" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie. De FCW-status Off (uit), Near
(dichtbij) of Far (veraf) wordt weer-
gegeven op het Uconnect® scherm.
De standaardinstelling van de FCW is
"Far" (veraf). Hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrij-
ding met een voertuig vóór u terwijl u
158
Page 166 of 380

Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE (achteruit)
of DRIVE (rijden) staat. Wanneer
ParkSense® bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald tot minder dan ongeveer
9 km/u.PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren die zich
in achterkant/achterbumper bevin-
den, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de
sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 150 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
De zes ParkSense® sensoren die zich
in de voorkant/voorbumper bevin-
den, bewaken het gebied vóór de auto
dat binnen het zichtveld van de sen-
soren valt. De sensoren kunnen obsta-
kels detecteren tot een afstand van
ongeveer 120 cm van de voorkant/
voorbumper in horizontale richting,
afhankelijk van de plaats, het type en
de stand van het obstakel.
PARKSENSE® WAAR-
SCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm wordt alleen weergegeven als
Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect® sys-
teem. Raadpleeg "Uconnect® instellin-
gen" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie
hierover.
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich in het elektroni-
sche voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Het geeft visuele waarschu-
wingen om de afstand tussen de
achterkant/achterbumper en/of de
voorkant/voorbumper en het gedetec-
teerde obstakel aan te geven.
Parkeerhulpscherm
160
Page 168 of 380

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
150 cm 150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Afstand vóór (cm) Groter dan
120 cm 120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon, 1/2
seconde (alleen
voor achterzijde) Langzaam
(alleen voor ach- terzijde) Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem.
De beschikbare keuzemogelijkheden
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen
geluid) of Sound and Display (beeld
en geluid). Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijnt
op het instrumentenpaneel het bericht"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE® PARKEER-
HULPSYSTEEM
Tijdens het starten van de auto, wan-
neer het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem een storing heeft gedetecteerd,
laat het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per
contactcyclus een geluidssignaal ho-
ren en op het display wordt het be-
richt "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keersensoren reinigen), "SERVICE
162
Page 169 of 380

PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (parkeerhulpsysteem re-
pareren) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Wan-
neer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE wordt gezet en het systeem
een storing heeft gedetecteerd, geeft
het EVIC het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeersensoren reinigen)
of "SERVICE PARK ASSIST SYS-
TEM" (parkeerhulpsysteem repare-
ren) weer zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense® niet.
HET PARKEERHULPSYS-
TEEM REINIGEN
Reinig de sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een
zachte doek. Gebruik geen ruwe of
harde doeken. Maak de sensoren
voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de
sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN
VOOR GEBRUIK VAN HET
PARKSENSE® SYSTEEM
OPMERKING:
Houd de voor- en achterbumpervrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense® uitscha- kelt, wordt op het EVIC het be-
richt "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit-
geschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgescha-
keld, totdat u het systeem op-
nieuw inschakelt, ook als u het
contact opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) zet
en ParkSense® is uitgescha-
keld, zal het EVIC het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhulp uitgeschakeld)
weergeven zolang de schakel-
hendel in REVERSE (achteruit)
staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het geluid van de radio
ONDERBREKEN wanneer het
systeem een geluidssignaal laat
horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan
het ParkSense® systeem hier-
door obstakels voor of achter de
auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de
auto.
Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet binnen
een afstand van 30 cm van de
163
Page 170 of 380

achterkant/achterbumper wor-
den geplaatst. Als dit wel het geval
is, zal het systeem een nabijgele-
gen object mogelijk interpreteren
als een sensorprobleem en de
melding "SERVICE PARK AS-
SIST" (onderhoud parkeerhulp
noodzakelijk) tonen op het EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensoren niet ge-
detecteerd.
Bij gebruik van ParkSense® moet u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van
het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem. Controleer het gebied ach-
ter de auto altijd zorgvuldig, kijk
naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken,
voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veilig-
heid en dient uw aandacht voort-
durend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen deafneembare trekhaak te verwij-
deren voordat u het ParkSense®
parkeerhulpsysteem gaat gebrui-
ken, wanneer u de trekhaak niet
nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat
de trekhaakkogel zich veel dich-
ter bij het obstakel bevindt dan de
achterkant van de auto, wanneer
een knipperende boog op het
scherm wordt weergegeven en een
continue toon klinkt. Afhankelijk
van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk
dat de sensoren de trekhaak de-
tecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
164
Page 194 of 380

LET OP!
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geoptimaliseerd voor de ori-
ginele banden en wielen. De ban-
denspanning en waarschuwing van
het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de banden-
maat van uw auto. Het gebruik van
vervangende onderdelen met een
andere maat, type en/of stijl kan
leiden tot een ongewenste werking
van het systeem of schade aan de
sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de
sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmid-
delen uit blik of balansgewichten
als de auto is uitgerust met een ban-
denspanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.
9. Storingslampje Het storingslampje maakt
deel uit van het boorddiagno-
sesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en
de automatische versnellingsbak con-
troleert. Het lampje gaat branden als de contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet, voordat de motor
start. Als het lampje niet gaat branden
wanneer u de contactschakelaar van
OFF naar ON/RUN draait, laat uw
auto dan direct controleren op storin-
gen.
Door sommige oorzaken, zoals slechte
brandstofkwaliteit, kan het storings-
lampje gaan branden nadat de motor
is gestart. Als het lampje blijft bran-
den tijdens enkele normale ritten, is
onderhoud van uw auto noodzakelijk.
In de meeste gevallen kan dan nor-
maal met de auto worden gereden en
is slepen niet noodzakelijk.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een
brandend storingslampje, kan het
motorregelsysteem beschadigd ra-
ken. Het kan ook van invloed zijn
op de brandstofzuinigheid en de rij-
prestatie. Als het lampje knippert,
zal de katalysator vrij snel ernstig
defect raken en zal het motorver-
mogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysa-
tor, zoals hierboven beschreven,
kan warmer worden dan een kata-
lysator die wel goed werkt. Hier-
door kan brand ontstaan als u lang-
zaam rijdt of de auto op brandbaar
materiaal parkeert, zoals droge
planten, hout, karton enz. Dit ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor de bestuurder, de pas-
sagiers of anderen.
10. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid van de auto aan.
11. Vulklepindicatie De pijl in dit pictogram
geeft aan dat de brandstof-
vulklep zich aan de linker-
zijde van de auto bevindt.
12. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, toont de meter-
naald het brandstofpeil in de tank.
188
Page 201 of 380

Adaptieve cruisecontrol (ACC)
ingesteld (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)Deze indicator licht op als
de adaptieve cruisecontrol
(ACC) is ingesteld. Raad-
pleeg de paragraaf "Adap-
tieve cruisecontrol (ACC)" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie hierover.
ORANJE INDICATOREN IN
EVIC
In dit gedeelte worden instelbare
oranje indicatoren getoond. Voorbeel-
den van deze indicatoren zijn:
Forward Collision Warning
(FCW) uitgeschakeld (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
Deze indicator wijst de be-
stuurder erop dat de functie
Forward Collision Warning
(FCW) is uitgeschakeld.
Deze indicator licht op als de radar-
sensor aan de voorzijde van de auto is
geblokkeerd en gereinigd moet wor-
den, onderhoud van de ACC/FCW-
sensoren noodzakelijk is of als het ACC/FCW-systeem niet beschikbaar
is door een systeemstoring. Raadpleeg
de paragraaf "Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)" in het hoofdstuk "De
functies van uw auto" voor meer in-
formatie hierover.
Laag brandstofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt
tot ongeveer 11,0 liter, gaat dit
lampje aan en blijft het branden tot er
brandstof wordt bijgevuld.
Laag peil ruitensproeiervloeistof
Dit lampje gaat branden om
aan te geven dat het peil
van de ruitensproeiervloei-
stof laag is.
Storing adaptieve cruisecontrol
(ACC) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Dit lampje gaat branden
wanneer de ACC niet werkt
en onderhoud nodig heeft.
Raadpleeg de paragraaf
"Adaptieve cruisecontrol (ACC)" in
het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover. Wacht met starten — alleen die-
selmotoren
Dit lampje gaat branden als u
de contactschakelaar voor het
eerst in de stand ON/RUN wordt ge-
zet. Wacht met het starten van de
motor totdat het lampje is gedoofd.
(Raadpleeg de paragraaf "Startproce-
dures" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie
hierover.)
Water in brandstof — alleen
dieselmotoren
Geeft aan dat er water is
gedetecteerd in het brand-
stoffilter. Als dit lampje
blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water
uit het brandstoffilter hebt afgetapt
om schade aan de motor te voorko-
men. Raadpleeg de paragraaf
"Onderhoudsprocedures/brandstof
aftappen/filter van waterafscheider"
in het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor de procedure voor het af-
tappen van water.
195
Page 212 of 380

(veraf), Near (dichtbij) of Off (uitge-
schakeld). De standaardinstelling van
het FCW-systeem is Far (veraf). Hier-
bij waarschuwt het systeem u voor een
mogelijke aanrijding met een voertuig
vóór u terwijl u nog op een relatief
grote afstand van dit voertuig rijdt.
Dit geeft u de langste reactietijd. Voor
een meer dynamische rijervaring kiest
u de instelling Near (dichtbij). Het
systeem waarschuwt u dan voor een
mogelijk aanrijding wanneer de af-
stand tot uw voorligger veel kleiner.
Hierdoor is een meer dynamische rij-
ervaring mogelijk. Om de FCW-status
te wijzigen kiest u de schermtoets
OFF (uit), Near (dichtbij) of Far
(veraf). Kies vervolgens de scherm-
toets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Adaptieve
cruisecontrol (ACC)" in het hoofd-
stuk "De functies van uw auto" voor
meer informatie hierover.
Park Assist (Parkeerhulp)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de versnellingspook in de ach-
teruitversnelling staat en de snelheidlager is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display
(beeld en geluid) of worden uitge-
schakeld. Als u de parkeerhulpstatus
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en ge-
luid). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links. Raadpleeg de
paragraaf "ParkSense® parkeer-
hulp" in het hoofdstuk "De functies
van uw auto" voor meer informatie
hierover.
Tilt Mirrors In Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kantelen de buitenspiegels omlaag
wanneer de contactschakelaar in de
stand RUN staat en de schakelhendel
in de stand REVERSE staat. De spie-
gels keren terug naar hun oorspronke-
lijke stand zodra u uit de achteruitver-
snelling schakelt. Kies de schermtoets
Tilt Mirrors in Reverse (spiegels kan-
telen bij achteruitrijden) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kan de dodehoekwaarschuwing wor-
den ingesteld op: Off (uit), Lights
(lampjes) of Lights and Chime (lamp-
jes en geluidssignaal). U kunt de func-
tie Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) activeren in de modus
"Lights" (lampjes). Wanneer deze
modus is geselecteerd, is de dode-
hoekbewaking ingeschakeld en wor-
den waarschuwingen als visuele sig-
nalen weergegeven in de
buitenspiegels. Wanneer de modus
"Lights and Chime" (lampjes en ge-
luidssignaal) is geactiveerd, zal de do-
dehoekbewaking een visuele waar-
schuwing in de buitenspiegels tonen
en een geluidssignaal weergeven wan-
neer de richtingaanwijzers worden in-
geschakeld. Als de instelling "Off"
(uit) is geselecteerd, is de dodehoek-
bewaking uitgeschakeld. Wanneer u
206
Page 213 of 380

de status van Blind Spot Alert (dode-
hoekwaarschuwing) wilt wijzigen,
kiest u de de schermtoets Off (uit),
Lights (lampjes) of Lights & Chime
(lampjes en geluidssignaal). Kies ver-
volgens de schermtoets met de pijl
naar links.
OPMERKING: Wanneer uw auto
schade heeft opgelopen in het ge-
bied waar zich de sensor bevindt,
kan het zijn dat de sensor niet
meer juist uitgelijnd is, ook wan-
neer het plaatwerk niet bescha-
digd is. Laat in een dergelijk geval
de uitlijning van de sensor contro-
leren door een erkende dealer. Als
een sensor niet correct is uitge-
lijnd, zal de dodehoekbewaking
niet op de juiste manier werken.
ParkView® Backup Camera
(ParkView® achteruitrijcamera)
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto
op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE isgezet. Het beeld wordt op het aan-
raakscherm van de radio weergege-
ven, samen met een waarschuwing
dat u op de hele omgeving moet blij-
ven letten. Na vijf seconden verdwijnt
deze opmerking. De ParkView® ca-
mera bevindt zich aan de achterzijde
van de auto, boven de kentekenplaat.
Kies de schermtoets ParkView® Bac-
kup Camera (ParkView® achteruit-
rijcamera) tot een vinkje naast de in-
stelling verschijnt, dat aangeeft dat de
instelling is gekozen. Kies de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Rain Sensing Auto Wipers (re-
gensensor) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
schakelt het systeem automatisch de
ruitenwissers in wanneer de sensor
vocht op de ruit detecteert. Kies de
schermtoets Rain Sensing (regensen-
sor) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Hill Start Assist (Wegrijhulp op
hellingen)
Wanneer deze functie is geselecteerd, is
het Hill Start Assist (HSA) systeem ac-
tief. Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nische remregeling" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het
systeem. Kies de schermtoets Hill Start
Assist tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vo-
rige menu terug te keren.
Lights (Verlichting)
Nadat u de schermtoets Lights (Ver-
lichting) hebt gekozen, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk.
Headlight Off Delay (Uitschakel-
vertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Om de instelling van de uit-
schakelvertraging te wijzigen, kiest u
de schermtoets 0, 30, 60 of 90. Kies
vervolgens de schermtoets met de pijl
naar links.
207
Page 217 of 380

(stoelen met Easy Exit) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Engine Off Power Delay (vertra-
ging voedingsspanning bij uitge-
schakelde motor) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de schakelaars voor elektrische
raambediening, de radio, het
Uconnect® Phone systeem (voor be-
paalde uitvoeringen/landen), het
dvd-videosysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen), het elektrisch
bedienbare zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) en de aansluit-
contacten nog maximaal 10 minuten
werken nadat de contactschakelaar in
de stand OFF is gezet. Door het ope-
nen van een voorportier wordt deze
functie uitgeschakeld. Om de instel-
ling van Engine Off Power Delay (ver-
traging voedingsspanning bij uitge-
schakelde motor) te wijzigen kiest u
de schermtoets 0 seconds (seconden),
45 seconds, 5 minutes (minuten) of10 minutes. Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Uitschakelvertraging koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Kies de schermtoets + of -
om de status van de uitschakelvertra-
ging te wijzigen en de gewenste tijd te
selecteren. Kies de schermtoets met de
pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Compass Settings (instellingen
van kompas)
Nadat u de schermtoets Compass Set-
tings (instellingen van kompas) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk:
Variance (afwijking)
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de
zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft in-
gesteld, worden de verschillen auto-
matisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrich-
ting optimaal is.
OPMERKING: Houd magneti-
sche voorwerpen, zoals iPod's,
mobiele telefoons, laptops en ra-
dardetectoren uit de buurt van het
instrumentenpaneel. Omdat zich
hier de kompasmodule bevindt,
zou de sensor van het kompas ge-
stoord kunnen worden, waardoor
de weergegeven waarden onbe-
trouwbaar worden.
211