air conditioning Lancia Voyager 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2011Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 114 of 376
OPMERKING:
Zorg dat u zo rustig en normaal
mogelijk tegen het Voice Interface
Systeem spreekt. De mogelijkheid
voor het Voice Interface Systeem
om commando's met de stem van
de gebruiker te herkennen kan ne-
gatief beïnvloed worden als u snel
spreekt of harder dan normaal.WAARSCHUWING!
U mag een spraakherkenningssys-
teem alleen gebruiken als de rijom-
standigheden veilig zijn en in over-
eenstemming met de lokale
voorschriften. Alle aandacht moet
gericht blijven op de weg voor u. Als
u dit niet doet, kan een botsing met
ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Wanneer u op de spraakherkennings-toets
drukt, hoort u een piep-
toon. De pieptoon is het teken dat u
een opdracht moet geven. OPMERKING:
Indien u niet binnen enkele secon-
den een opdracht uitspreekt, geeft
het systeem u een lijst met moge-lijkheden. Als u het systeem wilt onderbreken
terwijl de lijst met mogelijkheden
wordt weergegeven, drukt u op despraakherkenningstoets
, wacht
u tot de pieptoon heeft geklonken en
spreekt u uw opdracht in.
Het drukken op de spraakherken- ningstoets
terwijl het systeem
spreekt, wordt "inbreken" genoemd.
Het systeem wordt in dat geval onder-
broken en na de pieptoon kunt u op-
drachten toevoegen of wijzigen. Dit
wordt erg makkelijk als u eenmaal de
opties begint te leren. OPMERKING:
U kunt op elk ogenblik de woorden
"annuleren", "help", of "hoofd-
menu" inspreken.
Deze opdrachten zijn universeel en
kunnen vanuit elk menu gebruikt
worden. Alle andere opdrachten kun-
nen gebruikt worden afhankelijk van
de actieve toepassing.
Bij het gebruiken van dit systeem
moet u duidelijk en met een normaal
volume spreken.
Het systeem zal uw opdrachten het
best begrijpen als de ramen gesloten zijn en de fan van de verwarming/
airconditioning laag staat.
Als het systeem ergens een van uw
opdrachten niet begrijpt, wordt u ge-
vraagd dit te herhalen.
Als u het eerste beschikbare menu wilt
horen, drukt u op de spraakherken-ningstoets
en zegt u "Help" of
"Hoofdmenu". COMMANDO'S
Het spraakherkenningssysteem be-
grijpt twee typen commando's. De al-
gemene commando's zijn altijd be-
schikbaar. Plaatselijke commando's
zijn beschikbaar als de ondersteunde
radiomodus actief is.
Het volume veranderen.
1. Start een dialoog door op de spraakherkenningstoets
te
drukken.
2. Spreek een commando in (bijvoor-
beeld "help").
3. Gebruik de draaiknop ON/OFF
VOLUME om het volume in te stellen
op een comfortabel niveau terwijl het
spraakherkenningssysteem spreekt.
Let op: het volume voor spraakher-
108
Page 180 of 376
AUDIOBEDIENINGSELEMENTEN OP STUUR(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 225
Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES . . . . . . 225
RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226 HANDMATIG SYSTEEM VOORAIRCONDITIONING EN VERWARMING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 226
HANDMATIGE KLIMAATREGELING ACHTERIN (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 231
RIJDEN IN DE ZOMER . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
RIJDEN IN DE WINTER . . . . . . . . . . . . . . . . 239
STALLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
RUITONTWASEMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
LUCHTINLAAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING . . . . . . . 240
Aircoluchtfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
174
Page 232 of 376
3. Geen papier of plakband op de cd
aanbrengen; krassen van de cd ver-mijden.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals
benzine, terpentijn, schoonmaakmid-
delen of antistatische sprays.
5. Bewaar de cd in de houder na het afspelen.
6. De cd niet aan direct zonlicht blootstellen.
7. De cd niet bewaren op een plaats
waar het te heet kan worden. OPMERKING:
Als u op problemen stuit bij het
afspelen van een bepaalde disc,
kan er sprake zijn van een bescha-
diging (bijvoorbeeld krassen, ge-
deeltelijke verwijdering van de re-
flecterende laag, een haar, vocht of
dauw op de disc). De disc kan ech-
ter ook te groot zijn of een beveili-
gingscode hebben. Probeer eerst
een goede disc af te spelen, voordat
u de cd-speler ter reparatie aan-biedt.RADIOWEERGAVE EN
MOBIELE TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling
kunt u de temperatuur, de lucht-
stroom en de verdeling ervan in de
auto nauwkeurig regelen. De bedie-
ningselementen bevinden zich op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
HANDMATIG SYSTEEM
VOOR AIRCONDITIONING
EN VERWARMING (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De knoppen van het handbediende
systeem in deze auto zijn een reeksdrukknoppen met draaischijven aan
de buitenkant. Deze comfortschake-
laars kunnen zo worden ingesteld dat
een aangenaam interieurklimaat
wordt verkregen.
Dankzij de driezoneregeling kunnen
de inzittenden voorin afzonderlijk de
temperatuur van de verwarming, ven-
tilatie en airconditioning afstellen met
behulp van de roosters aan hun kant.
De hoofdknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich op de klimaatrege-
leenheid voorin op het instrumenten-
paneel. Als de regeling voorin niet in
de stand Achter staat, worden met de
regeling voorin alle functies achterin
geregeld.
De luchtdistributie achterin is een
weerspiegeling van de afstelling van
de eenheid voorin. De stand Instru-
mentenpaneel wordt achterin auto-
matisch geselecteerd als de regeling
voorin staat afgesteld op de stand In-
strumentenpaneel. Als de eenheid
voorin staat afgesteld op Ventilatie op
twee niveaus, komt de luchtstroom uit
de boven- en benedenroosters ach-
terin. Als de regeling voorin is afge-
226
Page 235 of 376
rieurlucht benauwd en daar-
door kunnen de ruiten gaan be-
slaan. Langdurig gebruik van
deze stand is niet verstandig.
Bij koude of vochtige weersom- standigheden zullen de ruiten
door het gebruik van de
recirculatiestand aan de bin-
nenzijde beslaan, omdat in de
auto te veel vocht achterblijft.
Kies voor maximale ontwase-
ming de stand Buitenlucht.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan als de recirculatieknop
is ingedrukt en de ventilatie op
Instrumentenpaneel is inge-
steld, wordt de airconditioning
automatisch ingeschakeld.
De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functie-
keuze wordt verstoord. 10. Toets airconditioning (A/C)
Druk deze toets kort in om
de huidige instelling te wij-
zigen. Het indicatielampje
brandt wanneer de functie
is ingeschakeld. OPMERKING:
Als de airco niet zo goed werkt als
u verwacht, controleert u of de
voorzijde van de airco-condensor
(vóór de radiator) is verstopt door
vuil of insecten. Maak schoon door
voorzichtig water te spuiten vanaf
de achterzijde van de radiator en
door de condensor heen. Be-
schermhoezen kunnen de lucht-
stroom door de condensor hinde-
ren, waardoor de prestaties van de
airco terug kunnen lopen.
11. Toets Vloer Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitontwase-ming. 12. Toets Ventilatie op twee niveaus
De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen.
OPMERKING:
Er is een verschil in temperatuur
(behalve bij de stand maximaal
koud of maximaal warm) tussen
de onder- en bovenroosters voor
extra comfort. De warmere lucht
gaat naar de vloerroosters. Deze
stand is vooral aangenaam bij
zonnig, maar koud weer.
13. Toets Instrumentenpaneel De luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumentenpa-
neel de auto binnen. De blaas-
richting van deze roosters kan worden
afgesteld en de luchtstroom door de
roosters kan worden in- en uitgescha-keld. OPMERKING:
Voor de grootste luchtstroom naar
achteren kunnen de roosters mid-
den op het instrumentenpaneel op
de achterbankpassagiers wordengericht.
229
Page 238 of 376
1. Toets airconditioning (A/C)
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Door het inschakelen van
deze functie, schakelt de ATC in de
handbediende modus.
2. Temperatuurweergave bestuurderszijde
Deze weergave toont de ingestelde
temperatuur voor de bestuurders-zijde.
3. Weergave modus
Dit symbool toont de huidige inge-
stelde stand (Instrumentenpaneel,
Ventilatie op twee niveaus, Vloer,Mengen).
4. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel inge-
stelde snelheid van de aanjager.5. Indicatielampje Front Auto
(Voorin automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Front Auto bevindt.
6. Indicatielampje Auto (Automatisch)
Dit lampje duidt aan dat het systeem
zich in de modus Auto bevindt.
7. Temperatuurweergave voorpassagier
Deze weergave toont de ingestelde
temperatuur voor de voorpassagier.
8. Knop Ontdooien vóór
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie is
ingeschakeld. Door het inschakelen
van deze functie, schakelt de ATC in
de handbediende modus. Wanneer de
stand Ontdooien/ontwasemen is gese-
lecteerd, wordt de aanjager onmiddel-
lijk ingeschakeld.9. Temperatuurregelknop
passagiers Omhoog/Omlaag
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk op de
bovenste toets om de temperatuur te
verhogen of op de onderste toets om
de temperatuur lager in te stellen.
10. Regelknop achterin
Maakt het mogelijk om te schakelen
tussen de bedieningsschermen voorin
en achterin. Druk op de knop om het
bedieningsscherm van de klimaatre-
geling achterin in te schakelen, zodat
de inzittenden op de voorstoelen de
klimaatregeling achterin kunnen be-dienen.
11. Achterin geblokkeerd
Druk kort op de knop Achterin ge-
blokkeerd op het ATC-paneel voorin
om de klimaatregeling achterin te ver-
grendelen en ontgrendelen.
232
Page 242 of 376
Mix modusDe lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
ontwaseming van voor- en zij-
ruiten. Deze ventilatiestand kunt u
het beste gebruiken bij koud weer of
sneeuw. De binnentemperatuur is be-
haaglijk, terwijl de voorruit schoonblijft.
Stand ontdooien/ontwasemen De lucht stroomt via de roosters
voor ontwaseming van de voor-
en zijruiten. Kies de stand
ONTWASEMING met maximale aan-
jagersnelheid en temperatuur om zo
snel mogelijk de voorruit en zijruiten
te ontwasemen. OPMERKING:
Als het systeem in een andere
stand werkt, worden mist, nevel of
ijs op de voorruit niet automatisch
gedetecteerd. De stand Ontdooien/
ontwasemen moet handmatig wor-
den geselecteerd om de voorruit en
zijramen te ontdooien. Airconditioning (A/C)
Met de toets voor de airconditioning
(A/C) kan de gebruiker het aircondi-
tioningsysteem handmatig in- of uit-
schakelen. In de A/C-stand en met de
automatische temperatuurregeling
ingesteld op een lage temperatuur,
stroomt gedroogde lucht uit de uit-
blaasopeningen. Wanneer de stand
Economy (spaarstand) gewenst is,
drukt u op de A/C-knop om de A/C-
functie in het ATC-scherm uit te scha-
kelen, en het aircosysteem uit te scha-kelen. OPMERKING:
Wanneer het systeem in de stand
Mengen, Vloer of Ontdooien/
ontwasemen staat, kan de A/C
worden uitgeschakeld, maar het
aircosysteem blijft actief om te
voorkomen dat de ruiten be-slaan.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voorruit of zijra-
men, kiest u de ontdooimodus
en verhoogt u de aanjagersnel-heid. Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht
rook, onprettige luchtjes of
veel vocht bevat, of wan-
neer een snelle koeling ge-
wenst is, kunt u de binnenlucht laten
circuleren door de recirculatietoets in
te drukken. De recirculatiestand mag
slechts tijdelijk worden gebruikt. Als
de modus Recirculatie wordt geselec-
teerd, gaat op de recirculatietoets een
LED branden. Druk de toets nog-
maals in om de LED van de
recirculatiestand uit te schakelen en
buitenlucht binnen te laten. OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
stand, sneller beslaan. In de mo-
dus Ontwasemen mag de
recirculatiestand niet worden ge-
bruikt om de ramen sneller vrij te
maken. De recirculatie wordt au-
tomatische uitgeschakeld als deze
stand wordt gekozen.236
Page 245 of 376
Gemengde ventilatieEr stroomt lucht naar binnen via
de dakventilatieroosters en de
vloerroosters.
OPMERKING:
Bij veel temperatuurinstellingen is
de tweeledige ventilatiestand be-
doeld om koelere lucht toe te voe-
ren via de dakventilatieroosters en
warmere lucht via de vloerroos-ters. Vloermodus Er stroomt lucht naar binnen
via de roosters in de vloer.
RIJDEN IN DE ZOMER
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een antivriesmiddel van
uitstekende kwaliteit om een goede
bescherming te bieden tegen roestvor-
ming en oververhitting van de motor.
Een oplossing van 50% ethyleenlycol
(antivries) en 50% water wordt aan-
bevolen. Raadpleeg "Onderhouds-
procedures" in het onderhoudsboekje
van uw auto voor het kiezen van de
juiste koelvloeistof. RIJDEN IN DE WINTER
Voor de best mogelijke verwarming en
ontwaseming moet u zorgen dat het
koelsysteem van de motor naar beho-
ren werkt en de juiste hoeveelheid,
soort en concentratie koelvloeistof
wordt gebruikt. Raadpleeg "Onder-
houdsprocedures" in het onderhouds-
boekje van uw auto voor het kiezen
van de juiste koelvloeistof. Het ge-
bruik van de circulatiefunctie tijdens
de wintermaanden is af te raden,
daardoor kunnen de ruiten gemakke-
lijk beslaan.
STALLING
Voordat u de auto stalt, of minstens
twee weken lang niet gebruikt (bijv.
bij vakantie), laat u het aircosysteem
bij stationair toerental ca. vijf minu-
ten lang draaien in de buitenlucht bij
een hoge aanjagersnelheid. Zo krijgt
het systeem voldoende smering en is
de kans op schade aan de aircocom-
pressor miniem wanneer u het sys-
teem weer start.
RUITONTWASEMING
Bij zacht maar regenachtig of vochtig
weer kunnen de autoruiten aan de
binnenzijde gemakkelijk beslaan. Om
de autoruiten schoon te maken, kiest
u de stand Ontwaseming of Gemengd
en verhoogt de snelheid van de aanja-
ger voorin. Gebruik de recirculatie-
stand niet langdurig zonder ingescha-
kelde airconditioning, omdat dan de
ruiten kunnen beslaan.
LUCHTINLAAT
Zorg dat de luchtinlaat, pal voor de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd; wanneer ze in de lucht-
kamer terechtkomen, kunnen de wa-
terafvoeren verstopt raken. Zorg in de
wintermaanden dat de luchtinlaat
niet wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
239
Page 297 of 376
Elektronische snelheidsregeling
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Niet te gebruiken in heuvelachtigeomgevingen of met zware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de snelheidsregeling afneemt met
meer dan 16 km/u, schakel het sys-
teem dan uit totdat u weer de kruis-
snelheid kunt aanhouden.
Gebruik de snelheidsregeling in vlak terrein en bij lichte belading
om de brandstofzuinigheid te ver-
beteren. Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op
oververhitting van de motor of de ver-
snellingsbak te beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u kort moet stilstaan, zet dan de
keuzehendel in NEUTRAL, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
Rijden op de snelweg
Minder snelheid.
Airco
Schakel de airconditioning tijdelijkuit.
Bevestigingspunten trekhaak
Uw auto heeft extra apparatuur nodig
om veilig en efficiënt een aanhanger te
kunnen trekken. De trekhaak moet
aan uw auto zijn bevestigd met be-
hulp van de speciale bevestigingspun-
ten aan het autochassis. In de vol-
gende afbeelding ziet u de correcte
bevestigingspunten. Andere appara-
tuur, zoals stabilisatoren, hulprem-
men en extra brede spiegels, zijn
eveneens verplicht, of worden in ieder
geval ten zeerste aanbevolen.
Bevestigingspunten trekhaak en
overhanglengteGrand Voyager
A N.v.t.
B 441,72 mm
C 568,61 mm
D 763,62 mm
E (max. over- hanglengte) 1185,40 mm
F 670,20 mm
291
Page 317 of 376
7
ONDERHOUD VAN UW AUTO
MOTORCOMPARTIMENT — 3,6 L . . . . . . . . . . . 313
MOTORCOMPARTIMENT — 2,8L DIESEL . . . . . 314
BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II . . . . . . . 315
VERVANGINGSONDERDELEN . . . . . . . . . . . . . 315
ONDERHOUDSPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . 315 MOTOROLIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
Motoroliefilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
LUCHTREINIGINGSFILTERBENZINEMOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
ACTIEVE REGENERATIESTRATEGIE – 2,8L DIESELMOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
UITLAATSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
ONDERHOUDSVRIJE ACCU . . . . . . . . . . . . . 319
ONDERHOUD VAN DE AIRCONDITIONING
. . 319
SMEREN VAN CARROSSERIEDELEN . . . . . . 321
WISSERBLADEN VOORRUITWISSERS . . . . . 321
KOELSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322
REMMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . 327
VERZORGING VAN DE AUTO EN BESCHERMING TEGEN ROEST . . . . . . . . . . 328
311
Page 325 of 376
Let op het volgende om mogelijke
schade aan de katalysator tot een mi-
nimum te beperken:
U mag nooit de motor uitzetten ofhet contact afzetten terwijl de ver-
snellingsbak is ingeschakeld en de
auto rijdt.
Probeer de auto niet te starten door deze te duwen of te slepen.
Laat de motor niet stationair draaien terwijl een of meerdere
bougies zijn losgekoppeld of verwij-
derd, zoals tijdens diagnosetests of
gedurende langere perioden wan-
neer de auto zeer onregelmatig sta-
tionair draait of sprake is van ge-
stoorde bedrijfscondities.
ONDERHOUDSVRIJE ACCU
De bovenzijde van de onderhoudsvrije
accu is permanent afgesloten. U hoeft
nooit water bij te vullen of onder-
houdswerkzaamheden uit te voeren.
WAARSCHUWING!
Accuvloeistof is een gevaarlijke corrosieve vloeistof die brand-
wonden of zelfs blindheid kan
veroorzaken. Zorg dat uw ogen,
huid en kleding niet in contact
komen met het accuzuur. Leun
niet over de accu terwijl u de
klemmen aansluit. Wanneer accu-
zuur in de ogen of op de huid spat,
spoel dan onmiddellijk met een
ruime hoeveelheid schoon water.
Accugas is brandbaar en explo-
sief. Houd vuur en vonken uit de
buurt van de accu. Gebruik geen
hulpaccu of andere stroombron
van meer dan 12 volt. Zorg dat de
kabelklemmen elkaar niet raken.
Accupolen, klemmen en bijbeho-
rende accessoires bevatten lood en
loodhoudende stoffen. Was uw
handen na het werken met accu’s.
LET OP!
Let er bij het aansluiten van deaccukabels op dat de pluskabel op
de pluspool (+) en de minkabel op
de minpool (-) aangesloten wor-
den. De aansluitpolen zijn gemar-
keerd als positief (+) en negatief
(-) op de accubehuizing. De ka-
belklemmen moeten stevig op de
aansluitpolen zitten en mogen
geen corrosie vertonen.
Wanneer u een "snellader" ge-
bruikt terwijl de accu in de auto
zit, moeten beide accukabels wor-
den losgekoppeld alvorens u de
lader op de accu aansluit. Gebruik
een snellader nooit als starthulp.
ONDERHOUD VAN DE AIRCONDITIONING
Voor optimale prestaties kunt u het
aircosysteem het best laten controle-
ren door een erkende dealer aan het
begin van het zomerseizoen. Bij deze
onderhoudsbeurt moeten ook de con-
densorribben worden gereinigd en
moeten de systeemprestaties worden
gecontroleerd. Laat ook de spanning
van de aandrijfriem controleren.
319