radiator Lancia Voyager 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2011Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 235 of 376
rieurlucht benauwd en daar-
door kunnen de ruiten gaan be-
slaan. Langdurig gebruik van
deze stand is niet verstandig.
Bij koude of vochtige weersom- standigheden zullen de ruiten
door het gebruik van de
recirculatiestand aan de bin-
nenzijde beslaan, omdat in de
auto te veel vocht achterblijft.
Kies voor maximale ontwase-
ming de stand Buitenlucht.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan als de recirculatieknop
is ingedrukt en de ventilatie op
Instrumentenpaneel is inge-
steld, wordt de airconditioning
automatisch ingeschakeld.
De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functie-
keuze wordt verstoord. 10. Toets airconditioning (A/C)
Druk deze toets kort in om
de huidige instelling te wij-
zigen. Het indicatielampje
brandt wanneer de functie
is ingeschakeld. OPMERKING:
Als de airco niet zo goed werkt als
u verwacht, controleert u of de
voorzijde van de airco-condensor
(vóór de radiator) is verstopt door
vuil of insecten. Maak schoon door
voorzichtig water te spuiten vanaf
de achterzijde van de radiator en
door de condensor heen. Be-
schermhoezen kunnen de lucht-
stroom door de condensor hinde-
ren, waardoor de prestaties van de
airco terug kunnen lopen.
11. Toets Vloer Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitontwase-ming. 12. Toets Ventilatie op twee niveaus
De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen.
OPMERKING:
Er is een verschil in temperatuur
(behalve bij de stand maximaal
koud of maximaal warm) tussen
de onder- en bovenroosters voor
extra comfort. De warmere lucht
gaat naar de vloerroosters. Deze
stand is vooral aangenaam bij
zonnig, maar koud weer.
13. Toets Instrumentenpaneel De luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumentenpa-
neel de auto binnen. De blaas-
richting van deze roosters kan worden
afgesteld en de luchtstroom door de
roosters kan worden in- en uitgescha-keld. OPMERKING:
Voor de grootste luchtstroom naar
achteren kunnen de roosters mid-
den op het instrumentenpaneel op
de achterbankpassagiers wordengericht.
229
Page 301 of 376
ALARMKNIPPERLICH- TEN
De schakelaar voor de waarschu-
wingsknipperlichten bevindt zich
midden onder in het instrumentenpa-neel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer te waar-
schuwen voor een noodsituatie. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
alarmknipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet terwijl u rijdt. Gebruik het alleen
wanneer u panne hebt en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-kers.
Als u het voertuig moet verlaten om
hulp te zoeken, blijven de alarmknip-
perlichten ook werken wanneer het
contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de
alarmknipperlichten kan uw accu
leeg raken.
WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
het gevaar op oververhitting vermin-
deren.
Rijdend op grote weg — minder
snelheid.
In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
Als de airco (A/C) aanstaat, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet. U kunt ook de temperatuurre-
gelknop in de hoogste stand zet-
ten, de vloerroosters openen en
de aanjager in de hoogste stand
zetten. Zo ondersteunt het ver-
warmingssysteem de werking
van de radiator bij het afvoeren
van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter op "H" staat, zet dan
de auto veilig stil langs de kant van
de weg. Laat de auto met uitgescha-
kelde airco stationair draaien tot de
meternaald weer in het normale be-
reik staat. Als de wijzer op "H" blijft
staan, moet u de motor onmiddellijk
uitzetten en de auto laten controle-
ren.
295
Page 302 of 376
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antrivries) en
stoom uit de radiateur kunnen ern-
stige brandwonden veroorzaken. Als
u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de mo-
torkap pas openen nadat de radiator
voldoende is afgekoeld. Open nooit
de vuldop van het expansiereservoir
als de radiateur of het koelvloei-
stofreservoir heet is.
WIEL VERWISSELEN BIJ
EEN LEKKE BANDWAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de weg- zijde van de auto terwijl de auto
vlak langs de weg staat gepar-
keerd. Zet de auto voor uw veilig-
heid altijd zo ver mogelijk van het
verkeer vandaan, zodat u niet ge-
raakt kunt worden door een
langsrijdende auto.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk zich onder een
opgekrikte auto te bevinden. De
auto kan van de krik glijden en zo
op u vallen. U kunt dan ernstig
letsel oplopen. Zorg er daarom
voor dat u met geen enkel li-
chaamsdeel onder een opgekrikte
auto komt. Als u werkzaamheden
onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze
niet draaien zolang de auto door
een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als
gereedschap om banden te ver-
wisselen. Gebruik de krik niet om
de auto voor onderhoudswerk-
zaamheden omhoog te brengen.
De auto mag alleen op een stevige
en vlakke ondergrond worden op-
gekrikt. Vermijd een gladde on-
dergrond. BERGPLAATS KRIK
De krik, krikhendel en lierhendel zijn
weggeborgen achter het zijbekle-
dingspaneel aan de linkerzijde in de
bagageruimte. Draai aan de twee ver-
grendeling zodat het deksel vrijkomt.
Verwijder de zak met de schaarkrik,
slinger en het gereedschap.
RESERVEWIEL
VERWIJDEREN
Het reservewiel bevindt zich in een
beschermhoes onder het midden van
de auto tussen de voorportieren. Het
is vastgezet met een kabelliermecha-
nisme. De moer voor het reservewiel
bevindt zich op de vloer: onder een
kunststof dop voorin de vloerconsole
of onder de bak van het opbergvak
aan de voorzijde van de superconsole.
Plaats van krik en gereedschap
296
Page 311 of 376
erkende dealer of servicecenter con-
troleren met een momentsleutel.
5. Controleer na 40 km het aanhaal-
moment van de wielmoeren met een
momentsleutel om ervoor te zorgen
dat alle moeren goed tegen het wielaanliggen.
STARTEN MET START- KABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is,
kan de motor met behulp van een set
startkabels en een accu in een andere
auto, of met een draagbare snellader
weer worden gestart. Bij onjuist ge-
bruik kan het starten met startkabels
gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedu-
res. OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare
snellader moeten de door de fabri-
kant geleverde bedieningsvoor-
schriften en vereiste voorzorg-
maatregelen worden uitgevoerd.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of
een ander snellaadapparaat met een
systeemspanning groter dan 12 volt.
Dit kan schade aanbrengen aan
accu, startmotor, dynamo of het
elektrisch systeem.WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer
de accu bevroren is. De accu kan
hierdoor openscheuren of explode-
ren, waarbij het gevaar op persoon-
lijke verwondingen bestaat.
VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELS
De accu van uw auto bevindt zich
links in de motorruimte.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiatorventilator wanneer de motorkap omhoog
staat. Als de contactschakelaar
aan staat, kan deze ventilator op
elk moment gaan draaien. Er be-
staat gevaar voor verwonding
door draaiende ventilatorbladen.
Verwijder alle metalen sieraden
zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact kun-
nen maken. U kunt ernstig ge-
wond raken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in
uw huid en ogen kan branden en
ze produceren waterstofgas dat
ontvlambaar en explosief is. Houd
open vuur of vonken daarom al-
tijd uit de buurt van de accu.
Positieve accupool
305
Page 319 of 376
MOTORCOMPARTIMENT — 3,6 L1 — Luchtfilter6 — Reservoir koelvloeistof
2 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof 7 — Peilstok motorolie
3 — Reservoir remvloeistof 8 — Vulopening motorolie
4 — Accu 9 — Radiatordop koelvloeistof
5 — Volledig geïntegreerde vermogensmodule (zekeringen) 10 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
313
Page 328 of 376
OPMERKING:
De levensduur van ruitenwisser-
bladen is afhankelijk van de geo-
grafische regio en de gebruiksfre-
quentie. Voorbeelden van slechte
werking van de ruitenwisserbla-
den zijn: klapperen, (water)sporen
en natte plekken. Wanneer een van
deze symptomen zich voordoet,
reinig de ruitenwisserbladen of
vervang deze indien nodig.
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen
De sproeiers van de voorruit, achter-
ruit en koplampen gebruiken het-
zelfde vloeistofreservoir. Het bevindt
zich in de motorruimte en moet regel-
matig worden gecontroleerd op het
juiste vloeistofpeil. Vul het reservoir
met een ruitensproeieroplossing (geen
antivries) en laat het systeem enkele
seconden werken om al het restwater
weg te spoelen.
Als u het sproeivloeistofreservoir bij-
vult, breng dan een beetje vloeistof op
een doekje aan en veeg de ruitenwis-
sers ermee schoon. Dat verbetert dewiswerking.
Om te voorkomen dat uw ruitensproei-
ersysteem bij koud weer bevriest, moet
u een oplossing of mengsel kiezen dat
de temperatuurverschillen in uw kli-
maat aankan of beter. Deze informatie
kunt u op de meeste flessen met ruiten-
sproeiervloeistof vinden.Als het controlelampje voor de sproei-
vloeistof brandt, kan het sproeivloei-
stofreservoir met 4 liter sproeivloei-
stof worden gevuld.WAARSCHUWING!
De sproeivloeistoffen die in de han-
del verkrijgbaar zijn, kunnen ont-
branden. Ze kunnen ontvlammen en
brandwonden veroorzaken. Pas
daarom goed op als u het reservoir
bijvult of in de buurt van het reser-
voir werkt.
Als de motor eenmaal is warm ge-
draaid, laat dan de ruitverwarming
een paar minuten werken om de kans
op vlekken of bevriezen van de vloei-
stof op de koude voorruit te beperken.
Gebruik van sproeivloeistof voor alle
jaargetijden of een gelijkwaardig pro-
duct, verdund met water zoals aange-
geven op de fles, draagt bij aan de reinigingsactie, verlaagt het vriespunt
zodat de leidingen niet verstoppen en
is niet schadelijk voor de lak of bekle-ding. KOELSYSTEEM
WAARSCHUWING!
Als u werkzaamheden gaat ver-
richten in de buurt van de radia-
torventilator, moet u de kabel van
de ventilatormotor loskoppelen of
de contactschakelaar in de stand
OFF zetten. De ventilator is tem-
peratuurgeregeld en kan op elk
moment gaan draaien als de con-
tactschakelaar in de stand ONstaat.
Hete koelvloeistof (antrivries) en
stoom uit de radiateur kunnen
ernstige brandwonden veroorza-
ken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen,
mag u de motorkap pas openen
nadat de radiator voldoende is af-
gekoeld. Open nooit de vuldop
van het expansiereservoir als de
radiator heet is.
322
Page 329 of 376
Controle van koelvloeistof
Controleer de koelvloeistof (antivries)
elk jaar (bij voorkeur voordat de vorst
invalt). Als de koelvloeistof (anti-
vries) vuil of roestig lijkt, moet het
systeem worden afgetapt, doorge-
spoeld en daarna met nieuwe koel-
vloeistof worden gevuld. Controleer of
de voorzijde van de aircocondensor
vrij is van insectenresten, bladeren,
enz. Spuit de voorzijde van de con-
densor indien nodig voorzichtig verti-
caal vanaf de bovenkant schoon met
een tuinslang.
Controleer de slangen van het expan-
siereservoir op brosheid, scheurtjes,
insnijdingen en vloeistofdichte aan-
sluiting aan reservoir- en radiateur-
zijde. Controleer het hele systeem oplekkage.
Controleer, wanneer de motor op be-
drijfstemperatuur is (en uitstaat), of
de radiatordop luchtdicht afsluit door
een kleine hoeveelheid koelvloeistof
(antivries) via de aftapopening van de
radiator te laten uitstromen. Als de
dop goed afsluit, begint de koelvloei-
stof (antivries) uit het expansiereser-
voir te stromen. VERWIJDER DERADIATORDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
Koelsysteem – leegmaken,
spoelen en bijvullen
Reinig het koelsysteem met een be-
trouwbaar reinigingsmiddel als de
koelvloeistof (antivries) vuil is of als
er veel bezinksel aanwezig is. Voer
daarna een grondige spoelbeurt uit
om alle afzettingen en chemicaliën te
verwijderen. Voer afgewerkte koel-
vloeistof (antivries) op de juiste wijzeaf.
Raadpleeg "Onderhoudsschema"
voor de juiste onderhoudsintervallen.
Keuze van koelvloeistof
Gebruik uitsluitend door de fabrikant
aanbevolen koelvloeistof (antivries).
Zie "Vloeistoffen, Smeermiddelen en
Originele Onderdelen" in "Onder-
houd van uw voertuig" voor meer in-formatie.
LET OP!
Het mengen van koelvloeistof
(antivries) met andere dan de ge-
specificeerde HOAT-koelvloeistof
(antivries) kan beschadiging van
de motor veroorzaken en de be-
scherming tegen roest verminde-
ren. Als u in een noodsituatie een
andere dan de HOAT-
koelvloeistof (antivries) aan het
koelsysteem hebt toegevoegd, is
het verstandig deze zo snel moge-
lijk te vervangen door de gespeci-
ficeerde koelvloeistof (antivries).
Gebruik geen leidingwater of
koelvloeistoffen (antivries) op ba-
sis van alcohol. Gebruik geen
anticorrosie-additieven of andere
producten, omdat deze mogelijk
niet geschikt zijn voor de ge-
bruikte koelvloeistof (antivries)
en de radiator kunnen verstop-pen.
(Vervolgd)
323
Page 330 of 376
LET OP!(Vervolgd)
Deze auto is niet ontworpen voor
het gebruik van motorkoelvloei-
stof (antivries) op basis van pro-
pyleenglycol. Het gebruik van
motorkoelvloeistof (antivries) op
basis van propyleenglycol wordtafgeraden.
Koelvloeistof bijvullen
De motor van uw auto wordt gekoeld
met een verbeterde koelvloeistof (an-
tivries) die grotere onderhouds-
intervallen mogelijk maakt. Deze
koelvloeistof kan maximaal vijf jaar
of 168.000 km gebruikt worden vóór
verversing. Gebruik altijd dezelfde
koelvloeistof (antivries). Daarmee
voorkomt u dat dit verlengde onder-
houdsinterval wordt verkort.
Bij het toevoegen van koelvloeistof
(antivries), moet een mengsel van ge-
demineraliseerd water en PARAFLU
UP* in een mengverhouding van mi-
nimaal 50% worden gebruikt dat vol-
doet aan kwalificatie FIAT 9.55523
antivries/koelvloeistof of een gelijk-
waardig product. Gebruik hogere concentraties (maximaal 70 %) als
temperaturen lager dan -37 °C wor-
den verwacht.
Gebruik uitsluitend zeer zuiver water,
zoals gedistilleerd of gede-ioniseerd
water, voor het verdunnen van de
koelvloeistof (antivries). Water van
lagere kwaliteit kan de corrosiebe-
scherming van het motorkoelsysteem
verminderen.
Het is de taak van de eigenaar van de
auto om de concentratie van de koel-
vloeistof aan te passen aan de buiten-
temperatuur. OPMERKING:
Het mengen van verschillende ty-
pen motorkoelvloeistof (antivries)
verkort de levensduur van de koel-
vloeistof (antivries) en leidt tot
kortere verversingsintervallen. Radiatordop
Draai de vuldop goed vast, zodat
wordt voorkomen dat er koelvloeistof
(antivries) wordt gemorst en u zeker
kunt zijn dat de koelvloeistof (anti-
vries) terugloopt naar de radiator van
het expansiereservoir.Controleer de vuldop en reinig deze
grondig wanneer er afzettingen zijn
op het sluitvlak.
WAARSCHUWING!
De waarschuwing "DO NOT
OPEN HOT" (NIET OPENEN,
HEET) vormt een veiligheidsaan-
duiding. Vul geen koelvloeistof
(antivries) bij als de motor over-
verhit is. Draai nooit de vuldop los
om een oververhitte motor te laten
afkoelen. Door de hitte komt het
koelsysteem onder druk te staan.
Om brandwonden en ander letsel
te vermijden, mag u nooit de vul-
dop verwijderen van een koelcir-
cuit dat heet is of onder drukstaat.
Gebruik geen andere radiatordop
dan degene die voor uw auto is
gespecificeerd. Dit kan leiden tot
persoonlijk letsel of motorschade.
Afvoeren van gebruiktekoelvloeistof
Afgewerkte koelvloeistof (antivries)
op basis van ethyleenglycol is een af-
valstof die conform de voorschriften
moet worden afgevoerd. Raadpleeg de
324
Page 331 of 376
gemeentelijke instanties over de juiste
wijze van afvoeren. Om inslikken
door kinderen of dieren te voorko-
men, dient u koelvloeistof (antivries)
met ethyleenglycol nooit in open va-
ten of houders te bewaren. Laat de
vloeistof ook nooit in plassen op de
grond terechtkomen. Schakel onmid-
dellijk medische hulp in als een kind
of huisdier koelvloeistof heeft inge-
slikt. Verwijder gemorste vloeistof on-middellijk. Koelvloeistofpeil
In het expansiereservoir kunt u snel
en duidelijk controleren of er vol-
doende koelvloeistof in het koelsys-
teem aanwezig is. Wanneer de motor
koud is, moet het peil van de motor-
koelvloeistof (antivries) in het expan-
siereservoir tussen het minimum- en
maximumpeil op het reservoir liggen.
Omdat de radiator normaal gespro-
ken volledig gevuld blijft, is het niet
nodig de radiatordop te verwijderen,
tenzij u het koelvloeistofgehalte (anti-
vriesgehalte) wilt controleren of de
motorkoelvloeistof (antivries) wilt
verversen. Maak uw monteur hierop
attent. Zolang de bedrijfstemperatuurvan de motor in orde is, hoeft u het
expansiereservoir slechts eenmaal per
maand te controleren.
Als de koelvloeistof (antivries) moet
worden bijgevuld, doet u dit via de
vulopening van het expansiereservoir.
Vul nooit te veel vloeistof bij.
VoorzorgsmaatregelenOPMERKING:
Wanneer u na enkele kilometers
de auto tot stilstand brengt, ziet u
mogelijk waterdamp opstijgen
vanuit de voorzijde van het motor-
ruimte. Dit is meestal het gevolg
van een hoge luchtvochtigheid, of
van regen of sneeuw die op de ra-
diator is achtergebleven en ver-
dampt wanneer de thermostaat-
klep opengaat, zodat er hete
koelvloeistof (antivries) in de radi-
ator kan stromen.
Wanneer bij een inspectie van de mo-
torruimte blijkt dat de radiator en de
slangen geen defecten vertonen, kunt
u gerust met de auto gaan rijden. De
damp zal snel verdwijnen.
Vul niet te veel vloeistof bij in het
expansiereservoir. Controleer het koelvloeistofgehalte
(antivriesgehalte) in de radiator en
in het expansiereservoir. Als de
koelvloeistof (antivries) moet wor-
den bijgevuld, moet ook de inhoud
van het expansiereservoir worden
beschermd tegen bevriezing.
Als u regelmatig koelvloeistof (an- tivries) moet bijvullen of het vloei-
stofpeil in het expansiereservoir
niet daalt wanneer de motor af-
koelt, moet het koelsysteem door
middel van een druktest op lekkage
worden gecontroleerd.
Zorg altijd voor een concentratie van minimaal 50% motorkoelvloei-
stof (antivries) en gedistilleerd wa-
ter, voor optimale corrosiebescher-
ming van de aluminium onderdelen
van uw motor.
Controleer of de overloopslangen van de radiator en het expansiere-
servoir niet gedeukt of geblokkeerdzijn.
Houd de voorzijde van de radiator schoon. Als uw auto is uitgerust met
airconditioning, reinig dan ook de
voorzijde van de condensor.
325
Page 339 of 376
ZEKERINGEN/TIPM
Locatie Patroonzekering Minizekering Omschrijving
J1 40 A groen — Elektrisch neerklapbare stoel
J2 30 A roze — Module elektrisch bediende achterklep
J3 30 A roze — Module achterportier (RR-portier knooppunt)
J4 25 amp Blanco — Knooppunt bestuurdersportier
J5 25 amp Blanco — Knooppunt passagiersportier
J6 40 A groen — Pomp antiblokkeerrem/stabiliteitssysteem
J7 30 A roze — Ventiel antiblokkeerrem/stabiliteitssysteem
J8 40 A groen — Bestuurdersstoel met geheugenfunctie (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
J9 40 A groen — Gedeeltelijke nul-emissie automotor/flexifuel
J10 30 A roze — Relais koplampsproeier/afstelklep spruitstuk
J11 30 A roze — Module elektrische schuifdeur/module inbraakbeveiliging relais vergrendeling voeding
J12 30 A roze Motor aanjager achterin/koelventilator
J13 60 A geel — Spanning bij uitgeschakeld contact (IOD) – hoofd
J14 40 A groen — Achterruitontwasemer
J15 40 A groen — Aanjager vóór
J17 40 A groen — Elektromagnetische startschakelaar
J18 20 Amp blauw — Regelmodule aandrijflijn versnellingen
J19 60 A geel — Radiatorventilator
J20 30 A roze — Ruitenwisser voor LO/HI (laag/hoog)
J21 20 Amp blauw — Sproeier vóór/achter
J22 25 amp Blanco — Module schuifdak
M1 — 15 A blauw Remlicht midden achter/remschakelaar
M2 — 20 A geel Aanhangerverlichting/mistlampen
333