stop start Lancia Ypsilon 2015 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2015, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2015Pages: 319, PDF Size: 9.88 MB
Page 220 of 319

VERSIES MET Start&Stop SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒koppel de stekker A fig. 158 van de accusensor
C op de minklem D van de accu los;
❒sluit de pluskabel van de acculader aan op de
plusklem E van de accu en de minkabel op de
klem van de sensor D zoals aangegeven in
de figuur;
❒schakel de acculader in. Schakel na het opladen
de acculader uit;
❒sluit na de acculader te hebben afgekoppeld de
stekker A fig. 158 terug op de sensor C aan
zoals aangegeven in de figuur.
BELANGRIJK
Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen.
Het opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed verluchte ruimte, ver
van open vuur en vonken: brand- en
ontploffingsgevaar.
fig. 158L0F0229
216
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 222 of 319

SLEPEN VAN DE AUTO
Het sleepoog dat bij de auto wordt geleverd
bevindt zich in de gereedschapshouder, onder de
mat in de bagageruimte.
MONTAGE VAN DE TREKHAAK
Verwijder de dop A fig. 159 (voorbumper) of A
fig. 160 (achterbumper) door met de hand op het
onderste gedeelte te duwen, neem het sleepoog
B fig. 159 (voorbumper) of B fig. 160
(achterbumper) uit het omhulsel in de
gereedschapshouder en draai het compleet in de
schroefdraad aan de voor- of achterzijde.
BELANGRIJK
Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens
op STOP worden gezet, zonder de sleutel uit
het contactslot te nemen. Als de sleutel uit
het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor de auto niet kan worden bestuurd.
BELANGRIJK
Maak voor de montage van de
trekhaak de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of de trekhaak volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.
fig. 159L0F0021fig. 160L0F0022
218
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 243 of 319

C te hoge spanning: overmatige slijtage in het
midden van het loopvlak;
Banden moeten worden vervangen wanneer de
profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm
bedraagt. Respecteer in elk geval de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt gereden.
BELANGRIJK
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen toe om
bandschade te voorkomen:
❒voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen
optrekken, harde schokken van de banden tegen
stoepranden, kuilen en andere hindernissen.
Voorkom ook het langdurig rijden op een slecht
wegdek.
❒controleer de banden regelmatig op scheuren in
de wangen, oneffenheden of onregelmatige
slijtage op het loopvlak;
❒rijd niet met een te zwaar beladen auto. Stop
onmiddellijk bij een lekke band en verwissel
het wiel;
❒banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt
zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen
betekenen dat de band verouderd is. In ieder
geval moeten banden die langer dan zes jaar
onder een auto zijn gemonteerd door een
specialist worden gecontroleerd. Vergeet ook
niet het ruimtebesparend reservewiel te laten
controleren (voor bepaalde versies/markten);❒wissel de voor- en achterbanden om de 10-15
duizend kilometer, houd de banden aan dezelfde
zijde van de auto gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd;
❒Monteer altijd nieuwe banden en vermijd
banden waarvan de herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band moet ook
een nieuw ventiel worden voorzien.
BELANGRIJK
De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
BELANGRIJK
Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als
gevolg daarvan ernstig beschadigd raken.
BELANGRIJK
Verwissel de banden niet kruiselings
door de banden van de rechterzijde
aan de linkerzijde en omgekeerd te
monteren.
239
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 246 of 319

RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier
De sproeiers van de voorruit A fig. 167 zijn niet
verstelbaar. Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir zit (zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de sproeikoppen niet
verstopt zijn. Gebruik zo nodig een speld om ze
vrij te maken.
BELANGRIJK Bij versies met schuifdak moet het
schuifdak gesloten zijn alvorens de ruitensproeiers
te bedienen.Achterruitsproeier
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar. De sproeier bevindt zich boven op de
achterruit fig. 168.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten))
De koplampsproeiers bevinden zich in de
voorbumper fig. 169. De koplampsproeiers
worden ingeschakelt wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de ruitensproeiers
worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de conditie en de
aanwezigheid van vuil in de koplampsproeiers.
fig. 167L0F0221fig. 168L0F0223
242
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 249 of 319

Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in water
met een specifiek autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische stoffen
(bijv. benzine) of ketonen (bijv. aceton) om de
plastic lampglazen van de koplampen te reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een
hogedrukreiniger wordt gewassen, moet de straal
op minstens 20 cm van de koplampen worden
gehouden.
Motorruimte
Spuit de motorruimte na het winterseizoen
zorgvuldig uit: hierbij mag de waterstraal niet
rechtstreeks op de elektronische regeleenheden of
op de motoren van de ruitenwissers worden
gericht. Laat deze werkzaamheden uitvoeren door
een gespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in de stand
STOP staan en de motor koud zijn. Controleer na
het reinigen of de verschillende beschermingen
(bijv. rubberen doppen en kappen) niet verwijderd
of beschadigd zijn.INTERIEUR
Controleer af en toe of er geen water onder de
matten is blijven staan, waardoor het plaatwerk
kan gaan roesten.
BELANGRIJK
Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum of
wasbenzine voor het reinigen van het
interieur van de auto. De elektrostatische
lading die door het wrijven tijdens het
reinigen ontstaat, kan brand veroorzaken.
BELANGRIJK
Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen
mogen niet blootgesteld worden aan
temperaturen boven 50°C. Wanneer de auto
in de zon staat, kan de binnentemperatuur
deze waarde ruim overschrijden.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of een
stofzuiger. Gebruik een vochtige borstel voor
velours bekleding.
Reinig de stoelen met een spons bevochtigd in een
oplossing van water en neutrale zeep.
245
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 253 of 319

MOTORCODE - CARROSSERIEVERSIES
Versies Motorcode Carrosserieversies
0.9 TwinAir 85 pk312A2000312YXG1A Y1 (4 zitplaatsen)
312YXG1A Y1B (5 zitplaatsen)
1.2 8V 69 pk
(*)169A4000312YXA1A Y0 (4 zitplaatsen)
312YXA1A Y0B (5 zitplaatsen)
1.2 8V 69 pk
(**)169A4000312YXA1A Y0D (4 zitplaatsen)
312YXA1A Y0E (5 zitplaatsen)
1.2 8V 69 pk
(***)169A4000312YXA1A Y0F (4 zitplaatsen)
312YXA1A Y0G (5 zitplaatsen)
1.3 16v MultiJet199B1000312YXE1A Y2 (4 zitplaatsen)
312YXE1A Y2B (5 zitplaatsen)
(*) Versies met lange overbrengingsverhoudingen
(**) Versies met korte overbrengingsverhoudingen en Start&Stop
(***) Versies met korte overbrengingsverhoudingen zonder Start&Stop
249
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 273 of 319

BRANDSTOFVERBRUIK
De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabel zijn bepaald op basis van
de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
Het brandstofverbruik is volgens onderstaande procedures gemeten:
❒stadscyclus: koude start gevolgd door een gesimuleerde testrit in stadsverkeer;
❒cyclus op buitenwegen: frequent accelereren in alle versnellingen, waarbij een testrit op buitenwegen
wordt gesimuleerd: de snelheid varieert tussen 0 en 120 km/h;
❒gecombineerd brandstofverbruik: hierbij telt de waarde van de stadscyclus voor 37% en de cyclus op
buitenwegen voor 63% mee.
BELANGRIJK Het type route, verkeerssituatie, weersomstandigheden, rijstijl, algemene conditie van de
auto, uitrustingsniveau/accessoires, gebruik van de airconditioning, lading van de auto, imperiaal op
het dak en andere situaties die de aerodynamica kunnen beïnvloeden, leiden tot andere verbruikscijfers
dan de hier vermelde cijfers.
BELANGRIJK Het brandstofverbruik wordt pas regelmatiger als de eerste 3000 km zijn gereden.
BRANDSTOFVERBRUIK VOLGENS GELDENDE EUROPESE RICHTLIJNEN (liter/100 km)
Versies Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd
0.9 TwinAir 85 pk5.0 3.8 4.2
1.2 8V 69 pk
(*)6,4 4,1 4,9
1.2 8V 69 pk
(**)6,4 4,3 5,1
1.2 8V 69 pk
(***)6.7 4.3 5.2
1.3 16V MultiJet4.7 3.2 3.8
(*) Versies met lange overbrengingsverhoudingen (voor bepaalde versies/markten)
(**) Versies met korte overbrengingsverhoudingen en Start&Stop (voor bepaalde versies/markten)
(***) Versies met korte overbrengingsverhoudingen zonder Start&Stop (voor bepaalde versies/markten)
269
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 274 of 319

CO2-EMISSIE
De CO2-emissieniveaus in de volgende tabellen hebben betrekking op het gecombineerde verbruik.
Versies CO2-emissie volgens huidige Europese richtlijn (g/km).
0.9 TwinAir 85 pk99
1.2 8V 69 pk
(*)115
1.2 8V 69 pk
(**)118
1.2 8V 69 pk
(***)120
1.3 16v MultiJet99
(*)Versies met lange overbrengingsverhoudingen (voor bepaalde versies/markten)
(**)Versies met korte overbrengingsverhoudingen en Start&Stop (voor bepaalde versies/markten)
(***) Versies met korte overbrengingsverhoudingen zonder Start&Stop (voor bepaalde versies/markten)
270
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 298 of 319

❒“Speech volume 23”: functie ingeschakeld met
volume-instelling 23.
Met functie Speech volume niet aanwezig in
het Menu
Wanneer er een telefoonoproep ontvangen wordt,
wordt het geluid overgezet op het audiosysteem
van de auto via de radio.
Het geluid van het inkomende telefoontje heeft
altijd een vast volume, maar dit kan tijdens het
gesprek aangepast worden met de toets/knop
ON/OFF.
Als tijdens het gebruik vanBlue&Me™ het
volumeniveau wordt gewijzigd, wordt dit op het
radiodisplay weergegeven en opgeslagen en voor
alle volgende gesprekken behouden tot de motor
wordt afgezet.
Bij ingeschakelde RADIO ON VOLUME functie,
wanneer de motor opnieuw wordt gestart:
❒als de radio werd uitgeschakeld met een volume
vanBlue&Me™ lager dan 12, wordt het
volume vanBlue&Me™ automatisch voor het
volgende telefoongesprek ingesteld op 12;
❒if the radio was switched off with aBlue&Me™
volume higher than 25, theBlue&Me™ volume
will be set to 25 automatically for the next
phone call;
❒if the radio was switched off with aBlue&Me™
volume between 12 and 25, theBlue&Me™
volume for the next phone call will be that set
previously by the user.Als, daarentegen, de RADIO ON VOLUME functie
uitgeschakeld is, behoudt de radio de laatste
instelling.
AUX OFFSET functie
(afstelling volume van draagbaar apparaat op
dat van de andere bronnen)
(voor bepaalde versies/markten)
Met deze functie kan het volume van de AUX-
bron, afhankelijk van het aangesloten apparaat,
afgesteld worden op dat van de andere bronnen.
Om de functie in te schakelen o de MENU-toets
drukken en “AUX offset” kiezen.
Druk op de
oftoets om het volume te
verhogen of verlagen (ingesteld van–6tot+6).
RADIO OFF functie
(in- en uitschakelwijze)
Deze functie wordt gebruikt om de uitschakelwijze
van de radio op een of twee verschillende
manieren in te stellen. Gebruik de
oftoets om
de functie in te schakelen.
De gekozen manier verschijnt op het display:
❒"00 MIN": uitschakeling is afhankelijk van de
contactsleutel; de radio schakelt automatisch uit
zodra de contactsleutel naar de STOP-stand
wordt gedraaid;
294
AUTORADIO
Page 302 of 319

AUTOMATISCHE AFSTEMMING
Druk kortstondig op de
oftoets om
automatisch te zoeken naar het volgende station
dat in de gekozen richting ontvangen kan worden.
Als de
oftoets langer ingedrukt wordt
gehouden, dan start het snel zoeken. Wanneer de
toets wordt losgelaten, zal de tuner stoppen bij het
eerstvolgende station dat ontvangen kan worden.
Als de TA-functie (verkeersinformatie) is
ingeschakeld, zal de tuner alleen naar stations
zoeken die verkeersinformatie en -berichten
uitzenden.
HANDMATIGE AFSTEMMING
Op deze manier kunnen de stations handmatig op
de geselecteerde golfband gezocht worden.
Kies de gewenste golfband en druk vervolgens
herhaaldelijk kort op de of
toets om het zoeken
in de gekozen richting te starten.
Als de of
toets langer ingedrukt wordt
gehouden, dan start het snel zoeken. Dit stopt
wanneer de toets wordt losgelaten.
AUTOSTORE FUNCTIE
(automatische opslag stations)
Houd, voor het inschakelen van de Autostore-
functie, de FM AS-toets ingedrukt totdat een
geluidssignaal wordt gehoord. Met deze functie
slaat de radio automatisch de 6 stations met het in
afnemende volgorde sterkste signaal op de FMA-
golfband op.Tijdens het automatische opslagproces, knippert
het opschrift "Autostore" op het display.
Druk nogmaals op de FM AS-toets om de
Autostore-functie te onderbreken: de radio zal
opnieuw op het station afstemmen dat vóór
inschakeling van de functie beluisterd werd.
Na beëindiging van de Autostore-functie, stemt de
radio automatisch af op het eerste
voorkeuzestation op de FMA-golfband aan de
voorkeuzezijde 1.
De stations die op dat moment een sterk signaal
hebben, worden vervolgens automatisch in de
gekozen golfband onder de toetsen 1 t/m 6
opgeslagen.
Wanneer de Autostore-functie binnen de MW-
golfband wordt ingeschakeld, dan wordt
automatisch de FMA-golfband geselecteerd, waar
de functie wordt uitgevoerd.
OpmerkingSoms slaagt de Autostore-functie er
niet in 6 stations met een voldoende sterk signaal
te vinden. In dat geval worden de sterkste stations
onder de vrije voorkeuzetoetsen opgeslagen.
OpmerkingWanneer de Autostore-functie wordt
ingeschakeld, worden de eerder opgeslagen
stations op de FMA-golfband gewist.
298
AUTORADIO