Lancia Ypsilon 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2017, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2017Pages: 208, PDF Size: 5.44 MB
Page 101 of 208

DE MOTOR STARTEN
107) 108)34) 35) 36) 37)
Verstel, alvorens de motor te starten, de
stoel, de achteruitkijkspiegels en de
buitenspiegels en maak de
veiligheidsriem correct vast.
Trap nooit het gaspedaal in om de
motor te starten.
BENZINEVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand.Voor
0.9 TwinAir versiestrek de handrem
aan en zet de versnellingspook in de
vrijstand of trap het koppelingspedaal
volledig in als een andere versnelling
dan de vrijstand is ingeschakeld;
voor alle versies (behalve 0.9
TwinAir)trap het koppelingspedaal
volledig in, zonder het gaspedaal aan te
raken;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de
versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR:
de lampjes
enop het
instrumentenpaneel gaan branden;
wacht tot de lampjesenuit
gaan;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel in de stand
AVV zodra het lampje
uit gaat.
Als te lang wordt gewacht, is het werk
van de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.BELANGRIJK Bij koude motor moet het
gaspedaal volledig worden vrijgegeven
wanneer de contactsleutel naar de
stand AVV wordt gedraaid. Als de
motor niet bij de eerste poging start,
draai dan de contactsleutel naar de
stand STOP alvorens de procedure te
herhalen. Als, met de contactsleutel
in de stand MAR, het lampje
op het
instrumentenpaneel blijft branden,
draai de sleutel dan naar STOP en weer
terug naar MAR. Als het lampje blijft
branden, probeer dan met de andere bij
het voertuig geleverde sleutels. Neem
contact op met het Lancia
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
VERSIES MET
VERSNELLINGSBAK
DUAL FUNCTION SYSTEM
109)
Door middel van het systeem kan de
motor gestart worden met zowel een
ingeschakelde versnelling als met
de vrijstand (N). Het rempedaal moet
echter altijd ingetrapt worden als een
andere versnelling dan de vrijstand
is ingeschakeld. Het wordt daarom
aangeraden de versnellingspook in de
vrijstand (N) te zetten voordat de motor
wordt gestart.
99
Page 102 of 208

UITVOERINGEN LPG EN
NATURAL POWER
38)
De motor wordt altijd op benzine
gestart, ongeacht de eerder
geselecteerde gekozen modus.
DE MOTOR UITZETTEN
39)
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na
een zware rit wordt uitgezet, moet men
hem even stationair laten draaien om
de temperatuur in de motorruimte
te laten zakken.
BELANGRIJK
107)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en de
uitlaatgassen van de motor bevatten
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
108)Denk eraan dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet
functioneren tot de motor gestart wordt; er
is derhalve meer kracht nodig voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.109)Als de motor niet met een
ingeschakelde versnelling start, zal de
mogelijk gevaarlijke situatie in verband met
het feit dat de versnellingsbak automatisch
naar de vrijstand is geplaatst, door een
zoemer worden aangegeven.
BELANGRIJK
34)Het knipperen van het lampjegedurende 60 seconden na het
starten of na langdurige startpogingen,
duidt op een defect van het
voorgloeisysteem. Als de motor start kan
de auto zoals gewoonlijk gebruikt worden,
maar er moet zo snel mogelijk contact
worden opgenomen met het Lancia
Servicenetwerk.
35)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
36)Laat de contactsleutel nooit in de stand
MAR-ON staan als de motor is afgezet,
zodat de accu niet onnodig wordt
ontladen.
37)Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.38)De tank moet derhalve altijd voldoende
benzine bevatten om de benzinepomp te
beschermen en tijdelijke omschakeling van
werking op aardgas naar werking op
benzine te garanderen, als er hoge
prestaties vereist zijn.
39)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
100
STARTEN EN RIJDEN
Page 103 of 208

HANDREM
110) 111) 112)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Handrem inschakelen: trek hefboom
A fig. 69 omhoog tot het voertuig
geremd is.
Handrem uitschakelen: trek hefboom
A een stukje omhoog en druk de
ontgrendelingsknop B fig. 69 in;
controleer of het lampje
op het
instrumentenpaneel uit gaat.
BELANGRIJK
110)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel
uit het contactslot als de auto wordt
verlaten en neem de sleutel mee.
111)De auto moet geblokkeerd zijn na
enkele klikken van de hendel, als dat niet
het geval is, contact opnemen met het
Lancia Servicenetwerk om te hendel af te
laten stellen.
112)In geval van parkeermanoeuvres op
wegen met een helling, moeten de
voorwielen naar het trottoir worden
gedraaid (bij het parkeren op een helling
omlaag), of in de tegenovergestelde
richting als het voertuig op een helling
omhoog is geparkeerd. Als de auto op een
steile helling wordt geparkeerd, blokkeer
de wielen dan met wiggen of stenen.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
113)40)
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en plaats de pook in de
gewenste stand (het schakelschema is
aangegeven op de pookknop fig. 70).
Om bij de versies 0.9 TwinAir 85 pk
en 1.2 8V 69 pk de achteruitversnelling
in te schakelen vanuit de vrijstand, de
ring A fig. 70 die onder de knop zit
omhoog trekken en tegelijkertijd de
pook naar rechts en naar achteren
verplaatsen.
Om bij de versie 1.3 16V MultiJet vanuit
de vrijstand de achteruitversnelling R
in te schakelen, verplaatst u de hendel
naar rechts en vervolgens naar
achteren.
69L0F0074C
70L0F0426C
101
Page 104 of 208

BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
BELANGRIJK Het koppelingspedaal
mag uitsluitend voor het schakelen
gebruikt worden. Laat tijdens het rijden
de voet nooit, zelfs niet licht, op het
koppelingspedaal rusten. Bij bepaalde
versies/markten kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een foutieve
rijstijl als een defect interpreteren.
BELANGRIJK
113)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op de juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang
dat er niets onder het pedaal ligt: let erop
dat de matten vlak liggen en dat ze de slag
van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
40)Rijd niet met de hand op de pookknop
doordat de uitgeoefende druk, hoe licht
ook, na verloop van tijd slijtage van de
interne onderdelen van de versnellingsbak
kan veroorzaken.
DUAL FUNCTION
SYSTEM-
VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan voorzien zijn van een
elektronisch geregelde
handgeschakelde versnellingsbak,
bekend als "Dual FuNction System".
Deze maakt twee schakelprogramma's
mogelijk: MANUAL en AUTO.
VERSNELLINGSPOOK
41)
De versnellingspook fig. 71 is van het
"multistabiele" zwevende type, d.w.z. hij
kan drie stabiele en drie instabiele
standen aannemen.
De drie stabiele standen zijn: vrijstand
(N), achteruit (R) en de middelste stand
tussen de instabiele standen (+) en
(-).De instabiele standen, d.w.z. de
standen die de pook verlaat zodra hij
wordt losgelaten, zijn de standen voor
het aanvragen van een hogere
versnelling (+), een lagere versnelling (-)
en de automatische/handmatige
werking (A/M).
BELANGRIJK Als bij ingeschakelde
motor de stand van de pook niet
overeenkomt met de daadwerkelijk
ingeschakelde versnelling, dan is een
zoemer hoorbaar tot de stand hersteld
is.
HANDMATIGE BEDIENINGTrap het rempedaal in en start de
motor;
als AUTO op het display verschijnt,
de versnellingspook fig. 71 naar A/M
duwen om de HANDMATIGE bediening
in te schakelen;
duw de versnellingspook naar (+)
om de eerste versnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in;
duw tijdens het rijden de
versnellingspook naar (+) om de
volgende versnelling of naar (-) om een
versnelling terug te schakelen.71L0F0117C
102
STARTEN EN RIJDEN
Page 105 of 208

AUTOMATISCHE BEDIENING
Trap het rempedaal in en start de
motor;
als AUTO niet op het display staat,
de versnellingspook fig. 71 naar A/M
duwen om de AUTOMATISCHE modus
in te schakelen;
duw de versnellingspook naar (+)
om de 1eversnelling in te schakelen
(vanuit N of R kan de pook in de
middelste stand worden geplaatst) of
naar R om de achteruit in te schakelen;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in: het systeem schakelt een
aan de voertuigsnelheid aangepaste
versnelling in.
WERKING (AUTO-ECO)
De ECO-functie, die de werking van de
versnellingsbak optimaliseert, kan
alleen worden ingeschakeld bij
de automatische werking. De
ECO-functie wordt ingeschakeld door
het indrukken van de knop SPORT
op het instrumentenpaneel."Kick Down" FUNCTIE
Indien nodig (bijvoorbeeld tijdens het
inhalen), schakelt het systeem een
of meer versnellingen terug wanneer
het gaspedaal voorbij het stroeve punt
wordt ingetrapt (en als het
motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
door de bestuurder verzochte
acceleratie te leveren.
BELANGRIJK Het gebruik van de “Kick
Down” functie wordt uitsluitend
aanbevolen tijdens het inhalen of snel
accelereren, om niet het
brandstofverbruik te verhogen.
BEDIENINGSTOETSEN OP
STUURWIEL
(voor bepaalde versies/markten)
42)
Bij sommige versies kan het schakelen
sequentieel plaatsvinden via de peddels
op het stuurwiel fig. 72.
Om de peddels op het stuurwiel te
kunnen gebruiken, moet de
versnellingspook in de middelste stand
tussen + en – staan.
bediening van de + peddel:
inschakeling hogere versnelling;
bediening van de – peddel:
inschakeling lagere versnelling.De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
BELANGRIJK
41)Houd de hand niet langer op de
versnellingspook dan strikt noodzakelijk is
voor het schakelen of voor de Auto/Manual
bediening.
42)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
72L0F0431C
103
Page 106 of 208

STOP/START-
SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
114) 115)43)
Het Stop/Star-systeem zet automatisch
de motor af wanneer de auto stilstaat
en start de motor zodra de bestuurder
wil wegrijden. Dit verhoogt de efficiëntie
van het voertuig dankzij een beperking
van het brandstofverbruik, de uitstoot
van schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Afzetten van de motor
Met handgeschakelde versnellingsbak:
bij stilstaande auto, wordt de motor
afgezet als de versnellingsbak in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: de motor wordt afgezet
als de auto stil staat en het rempedaal
is ingetrapt. De motor wordt ook
afgezet als het rempedaal niet wordt
ingetrapt, maar als de keuzehendel
in de stand N (Neutraal) staat.OPMERKING De motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
verschijnt op het
display wanneer de motor wordt
afgezet.
De motor opnieuw starten
Met handgeschakelde versnellingsbak:
trap het koppelingspedaal in.
Met Dual FuNction System-
versnellingsbak: als de versnellingspook
in de stand N (Neutraal) staat, zet hem
dan in een willekeurige versnelling, of
laat het rempedaal los en zet de
versnellingspook in+,–of R (Achteruit).
HET SYSTEEM
HANDMATIG
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
Druk op knop A fig. 73 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Led uit: systeem uitgeschakeld.
Led aan: systeem ingeschakeld.
BELANGRIJK
114)Neem altijd contact op met het Lancia
Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen. Vervang de accu door een
exemplaar van hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
115)Wij adviseren om de contactsleutel te
verwijderen als er zich nog inzittenden in
het voertuig bevinden. Verlaat het voertuig
alleen na de contactsleutel te hebben
uitgenomen of in de stand STOP te
hebben gedraaid. Controleer bij het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat.
BELANGRIJK
43)Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het Stop/Start-
systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
73L0F0421C
104
STARTEN EN RIJDEN
Page 107 of 208

CRUISE CONTROL
(voor bepaalde versies/markten)
116) 117)
Dit is een elektronisch geregeld
hulpsysteem waarmee de gewenste
rijsnelheid gehandhaafd kan worden,
zonder het gaspedaal in te hoeven
trappen.
Het systeem kan gebruikt worden bij
een snelheid van meer dan 30 km/h op
lange, droge en rechte wegen met
weinig veranderingen in de
rijomstandigheden (bijv. snelwegen).
Het gebruik van de cruisecontrol wordt
dus niet aanbevolen op buitenwegen
met druk verkeer. Gebruik het systeem
niet in de stad.
HET SYSTEEM
INSCHAKELEN
Zet de draaischakelaar A fig. 74 op ON.
Inschakeling wordt aangeduid door
een brandend
waarschuwingslampje en bij
sommige versies door een melding op
het display.De snelheid van de auto opslaan
Ga als volgt te werk:
zet de draaischakelaar fig. 74 in de
stand ON and en trap het gaspedaal
in om de gewenste snelheid te
bereiken;
beweeg de hendel ten minste één
seconde omhoog (+) en laat deze
vervolgens los: de snelheid wordt
opgeslagen en het gaspedaal kan
losgelaten worden.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid gewoon verhoogd
worden door het gaspedaal in te
trappen: als het gaspedaal vervolgens
wordt losgelaten, keert de auto terug
naar de eerder opgeslagen snelheid.De opgeslagen snelheid verhogen
Dat kan op twee manieren: trap het
gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid
op of beweeg de hendel fig. 74
omhoog (+), tot de nieuwe snelheid
bereikt is, die automatisch opgeslagen
zal worden.
De opgeslagen snelheid verlagen
Dat kan op twee manieren: door het
systeem uit te schakelen en de nieuwe
snelheid op te slaan of door de hendel
fig. 74 omlaag (-) te zetten, tot de
nieuwe snelheid bereikt is, die
automatisch opgeslagen zal worden.
UITSCHAKELEN VAN HET
SYSTEEM
De bestuurder kan het systeem op de
volgende manieren uitschakelen:
door de draaischakelaar A fig. 74 in
de OFF-stand te zetten;
door de motor uit te schakelen;
door het rem-, koppelings- of
gaspedaal in te trappen; in het laatste
geval wordt het systeem niet volledig
uitgeschakeld, maar wordt voorrang
aan het acceleratieverzoek gegeven.
Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop te
bedienen om na het accelereren naar
de vorige toestand terug te keren.
74L0F0202C
105
Page 108 of 208

Automatische uitschakeling
Het systeem wordt in de volgende
gevallen automatisch uitgeschakeld:
inwerkingtreding van het ABS- of
ESC-systeem, voertuigsnelheid onder
de van tevoren vastgestelde limiet,
systeemstoring.
BELANGRIJK
116)Als met actieve cruise-control wordt
gereden, mag de versnellingspook nooit in
de vrijstand worden gezet.
117)Draai bij een storing of defect van het
systeem de draaischakelaar A naar OFF
en neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
44)
SENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 75 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.WERKING MET EEN
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
118)45)
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van het
voertuig niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan het voertuig
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
de aanwezigheid van ijs, sneeuw,
modder of meerdere verflagen op
het oppervlak van de sensor kunnen
leiden tot verminderde gevoeligheid van
de sensor en afname van de prestaties
van het systeem.
75L0F0027C
106
STARTEN EN RIJDEN
Page 109 of 208

mechanische interferentie (bijv.
tijdens het wassen van het voertuig,
regen, sterke wind, hagel) kan ertoe
leiden dat de sensor een niet-bestaand
voorwerp detecteert ("echogeluid");
de aanwezigheid van
ultrasoonsystemen (bijv. pneumatisch
remsysteem van vrachtwagens of
pneumatische boren) in de buurt van
het voertuig kan van invloed zijn op de
door de sensor uitgezonden signalen;
de werking van het
parkeerhulpsysteem kan tevens
beïnvloed worden door wijziging van de
positie van de sensor veroorzaakt
door een verandering in de geometrie
(door slijtage van de wielophanging
of schokdempers), als de banden
verwisseld zijn, overbelast voertuig, of
afstellingen waardoor de auto lager
komt te liggen.
de aanwezigheid van een trekhaak
zonder aanhanger beïnvloedt de juiste
werking van de parkeersensoren. Als
een vaste trekhaak is gemonteerd,
kunnen de sensoren niet worden
gebruikt. Als de klant een afneembare
trekhaak monteert, moet die altijd
van het subframe zijn losgekoppeld
wanneer de aanhanger niet wordt
getrokken om inschakeling van de
sensoren te voorkomen.
BELANGRIJK
118)De verantwoordelijkheid voor de
parkeermanoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
BELANGRIJK
44)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand. Breng geen stickers op de
sensoren aan.45)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper
die niet goed worden uitgevoerd, kunnen
de werking van de sensoren in gevaar
brengen.
107
Page 110 of 208

EEN AANHANGER
TREKKEN
119) 120)
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak
en een geschikte elektrische installatie.
De montage moet door een
vakspecialist worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig in dezelfde mate
afneemt. Om er zeker van te zijn dat het
maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.
Elke elektrische rem moet rechtstreeks
vanaf de accu worden gevoed, met
een kabel met een diameter van
minimaal 2,5 mm
2.
Naast de elektrische aansluitingen die
op het schakelschema zijn aangegeven,
kan de elektrische installatie alleen
aangesloten worden op de
voedingskabel voor een elektrische rem
en op de kabel voor een interne
gloeilamp van niet meer dan 15 W voor
de aanhanger. Voor de aansluitingen
dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met
een accukabel met een doorsnede van
minstens 2,5 mm
2.BELANGRIJK De toepassing van
andere verbruikers dan de
buitenverlichting (elektrische rem, enz.)
moet met draaiende motor gebeuren.
BELANGRIJK Neem contact op met
het Lancia Servicenetwerk voor de
montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
119)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
120)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van de auto.
108
STARTEN EN RIJDEN