Lancia Ypsilon 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2021, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2021Pages: 208, PDF Size: 5.44 MB
Page 141 of 208

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Drukregelaar en afdichting verwarmingsleidingen
controleren (Natural Power-versies)
Correcte plaatsing van injectoren controleren (plaatsing,
klembevestiging) (Natural Power-versies)
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (4) (O) (●)
Bougie vervangen
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (5)
Getande distributieriem vervangen (behalve 0.9 TwinAir 85
pk versies) (5)
(4) Als het voertuig voornamelijk binnen de bebouwde kom gebruikt wordt of wanneer het aantal jaarlijks afgelegde kilometers minder dan 10.000 bedraagt, moeten
de motorolie en het oliefilter elk jaar vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
(5) Niet-stoffige gebieden: aanbevolen maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. In
stoffige omgevingen en/of bij gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand)
wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
139
Page 142 of 208

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Luchtfilterelement vervangen (6)
Remvloeistof verversen (7)
Filter in de drukregelaar vervangen (LPG-versies)
Papieren filter (LPG in gasvormige toestand) vervangen
(LPG-versies)
Luchtfilterelement vervangen (Natural Power-versies)
Interieurfilter vervangen (6) (O) (●)
(6) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(7) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
140
ONDERHOUD EN ZORG
Page 143 of 208

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA DIESELVERSIES
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/6 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen; vervaldatum lading/toestand
snelle bandenreparatiekit kit controleren (voor bepaalde
versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
(1) Het bijvullen moet uitgevoerd worden met de in dit Instructieboekje aangegeven vloeistoffen en alleen nadat gecontroleerd is dat het systeem onbeschadigd is.
141
Page 144 of 208

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/
achter controleren
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage van de achterste trommelremvoeringen
visueel inspecteren.
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren
142
ONDERHOUD EN ZORG
Page 145 of 208

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (2) (O) (●)
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen (3)
Brandstoffilterelement vervangen (4)
Luchtfilterelement vervangen (5)
Remvloeistof verversen (6)
Interieurfilter vervangen (5) (O) (●)
(2) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt aangegeven met
een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Het mag echter nooit meer dan 2 jaar bedragen. Wanneer het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt voor stadsritten, dan moet het motoroliefilter elk jaar vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
(3) Niet-stoffige gebieden: aanbevolen maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. In
stoffige omgevingen en/of bij gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand)
wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
(4) Als de auto op brandstof rijdt van een kwaliteit die niet voldoet aan de betreffende Europese specificatie, moet dit filter om de 20.000 km worden vervangen.
(5) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 20.000 km vervangen worden.
(6) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand
143
Page 146 of 208

REGELMATIGE
CONTROLES
Elke 1.000 km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof,
remvloeistof en ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van achterruit.
Elke 3000 km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
Voor auto's met 0.9 TwinAir-
motoren: elke3.000km het
motoroliepeil controleren en zo nodig
tot het maximum bijvullen.
ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als vooral een intensief gebruik van de
auto wordt gemaakt, zoals:
het trekken van aanhangers of
caravans;
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan 7-8
km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles
vaker worden uitgevoerd dan is
aangegeven in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
144
ONDERHOUD EN ZORG
Page 147 of 208

MOTORRUIMTE
.
NIVEAUS CONTROLEREN
152) 153)59)
0.9 TwinAir-versies
A. Dop/vulpijp motorolie – B. Oliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F. Accu
116L0F0089C
145
Page 148 of 208

Versies 1.2 8V 69 pk
A. Oliepeilstok – B. Dop/vulpijp motorolie – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F. Accu
117L0F0050C
146
ONDERHOUD EN ZORG
Page 149 of 208

Versies 1.3 16V MultiJet
A. Oliepeilstok – B. Dop/vulpijp motorolie – C. Motorkoelvloeistof – D. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier – E. Remvloeistof – F. Accu
118L0F0400C
147
Page 150 of 208

MOTOROLIE
60)
Controleer, ongeveer 5 minuten na het
uitzetten van de motor, het oliepeil
met het voertuig geparkeerd op een
vlakke ondergrond.
Voor de versies 1.2 8V 69 pk en 1.3
16V MultiJet
Neem de oliepeilstok B weg, maak hem
schoon met een pluisvrije doek en
plaats hem terug. Neem de
motoroliepeilstok weer weg en
controleer of het peil tussen de
markeringen MIN en MAX op de
peilstok staat.
Het verschil tussen de markeringen MIN
en MAX komt overeen met ongeveer 1
liter olie.
Wanneer het oliepeil dichtbij of onder
de markering MIN ligt, moet er olie
bijgevuld worden via de vulopening A
tot aan de markering MAX.
Voor 0.9 TwinAir versies
De motoroliepeilstok A is in de dop A
geïntegreerd. Draai de dop los, maak
de peilstok schoon met een pluisvrije
doek, plaats de peilstok terug en draai
de dop vast. Draai de dop weer los
en controleer of het motoroliepeil zich
tussen de markeringen MIN en MAX op
de peilstok bevindt.Motorolieverbruik
61)5)
Gewoonlijk ligt het maximale
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer de auto nieuw is, moet de
motor ingereden worden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5.000 - 6.000 km.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van de motorolie de
motor enkele seconden draaien
alvorens hem uit te zetten en wacht
enkele minuten alvorens het oliepeil te
controleren.
MOTORKOELVLOEISTOF
154)62)
Controleer het koelvloeistofniveau bij
koude motor. Het niveau moet tussen
de markeringen MIN en MAX op het
reservoir staan.
Draai, als het niveau te laag is, de dop
C van het reservoir C los (zie vorige
pagina's) en vul bij met vloeistof zoals
beschreven in hoofdstuk "Technische
gegevens".VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
155)
Als het niveau te laag is, til dan de dop
van het reservoir D op (zie vorige
pagina's) en vul bij met vloeistof bij
zoals beschreven in hoofdstuk
"Technische gegevens".
REMVLOEISTOF
156) 157)63)
Controleer of het vloeistofniveau op het
maximale peil staat (het niveau mag
de markering MAX nooit overschrijden).
Als het vloeistofniveau te laag is, draai
de dop van het reservoir E los (zie
vorige pagina's) en vul bij met vloeistof
zoals beschreven in hoofdstuk
"Technische gegevens".
OPMERKING Reinig zorgvuldig de dop
van het reservoir E en het omliggende
oppervlak.
Zorg er goed voor dat er geen
onzuiverheden in het reservoir
terechtkomen als de dop geopend
wordt.
Gebruik altijd een trechter met
ingebouwd filter met een zeef van 0,12
mm of minder.
148
ONDERHOUD EN ZORG