alarm MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2016, Model line: MODEL 3 HATCHBACK, Model: MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016Pages: 819, PDF Size: 7.64 MB
Page 137 of 819

3–57
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindicatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindicatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een of ¿ ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
Indien het
beveiligingssysteemindicatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een of ¿ ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indicatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een of ¿ ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem (Met
inbraaksensor)
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto
of als de inbraaksensor beweging binnen
in de auto bespeurt, hetgeen tot gevolg
kan hebben dat de auto of de inhoud
er van wordt gestolen, waarschuwt een
alarm de omgeving voor een abnormale
situatie door het laten klinken van de
sirene en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
Page 139 of 819

3–59
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
In staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ramen en het schuifdak * goed
sluiten.
OPMERKING
Ook als een raam of het schuifdak * is
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ramen en het schuifdak
*
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het alarm
kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan ook
geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor op
pagina 3-60 .
2. Zet het contact op OFF.
3. Zorg er voor dat de motorkap,
de portieren en de achterklep/het
kofferdeksel gesloten zijn.
4. Druk op de vergrendeltoets op
de zender of vergrendel het
bestuurdersportier vanaf de buitenzijde
met de hulpsleutel.
De waarschuwingsknipperlichten
zullen eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar.
Het veiligheidsindicatielampje in het
instrumentenpaneel gaat gedurende
20 seconden tweemaal per seconde
knipperen.
5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.
OPMERKING
Het anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het
activeren van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl
alle portieren, de achterklep/het
kofferdeksel en de motorkap gesloten
zijn.
Zie Zender op pagina 3-5 . Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20
seconden na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
Ontgrendelen van een van de
portieren
Openen van een van de portieren.
Openen van de motorkap.
Wanneer het contact op ON wordt
gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat
van paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
Wanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen
de waarschuwingsknipperlichten
eenmaal knipperen om aan te
geven dat het systeem in staat van
paraatheid is.
Page 140 of 819

3–60
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Annuleren van de inbraaksensor
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is wanneer
er sprake is van een van onderstaande
omstandigheden, de inbraaksensor
annuleren om te voorkomen dat het alarm
onnodig geactiveerd wordt.
(Inbraaksensor)
Wanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
Wanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto
bij transport op een schuin a À opende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
Wanneer kleine voorwerpen/accessoires
in de auto zijn opgehangen, kleding
aan een kledinghaak is opgehangen of
andere voorwerpen zijn aangebracht die
gemakkelijk binnen in de auto kunnen
bewegen.
Bij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
Bij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
Wanneer voortdurend schokken
en trillingen van hagel of donder
en bliksem op de auto worden
overgebracht.
Portieren vergrendeld worden terwijl
een raam of het schuifdak * is open
blijven staan.
Een extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert
in gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.
OPMERKING
Als een portier of de achterklep/het
kofferdeksel gedurende 30 seconden
gesloten blijft, zullen alle portieren en de
achterklep/het kofferdeksel automatisch
hervergrendeld worden en zal het anti-
diefstalbeveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht worden als een ruit
en het schuifdak
* is open blijven staan.
Voor het annuleren van de inbraaksensor,
de toets op de zender binnen 20 seconden
na het indrukken van de vergrendeltoets
indrukken.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
driemaal knipperen.
OPMERKING
Voor het opnieuw activeren van
de inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en
dit vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
De inbraaksensor is in werking
wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht. Voor het
annuleren van de inbraaksensor,
op de annuleertoets van de
inbraaksensor drukken wanneer het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht.
Page 141 of 819

3–61
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Uitschakelen van een in staat van
paraatheid gebracht systeem
Een systeem dat in staat van paraatheid
is gebracht kan uitgeschakeld worden
met gebruik van een van onderstaande
methodes:
De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
Starten van de motor met de
startdrukknop.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten tweemaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem uitgeschakeld is.
Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
Indrukken van de ontgrendeltoets of de
kofferdekseltoets (Sedan) op de zender.
Starten van de motor met de
startdrukknop.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Indrukken van een verzoekschakelaar
op de portieren.
Indrukken van de elektrische
achterklep-/kofferdekselopener
wanneer u de sleutel meedraagt.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
Page 142 of 819

3–62
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
*Bepaalde modellen.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
(Zonder inbraaksensor)
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste
wijze toegang probeert te krijgen
tot de auto, hetgeen tot gevolg kan
hebben dat de auto of de inhoud er
van wordt gestolen, waarschuwt het
alarm de omgeving voor een abnormale
situatie door het laten klinken van de
claxon en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Werking
Gevallen waarbij het systeem wordt
ingeschakeld
De claxon worden met
tussenpozen ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichten zullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
Ontgrendelen van een portier met de
sleutel of een binnenvergrendelknop.
Open forceren van een portier,
de motorkap of de achterklep/het
kofferdeksel.
Wanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
Het contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
Als het systeem opnieuw in werking
wordt gesteld, zal de verlichting en de
claxon geactiveerd worden totdat het
bestuurdersportier of de achterklep/het
kofferdeksel met de zender ontgrendeld
wordt.
(Met geavanceerde sleutel)
De verlichting en de claxon kunnen ook
buiten werking gesteld worden door het
indrukken van de verzoekschakelaar op
een portier.
OPMERKING
Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de claxon
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichten gaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
Page 144 of 819

3–64
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Uitschakelen van een in staat van
paraatheid gebracht systeem
Een systeem dat in staat van paraatheid
is gebracht kan uitgeschakeld worden
met gebruik van een van onderstaande
methodes:
De ontgrendeltoets op de zender
ingedrukt wordt.
Starten van de motor met de
startdrukknop.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Indrukken van een verzoekschakelaar op
de portieren.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichten tweemaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem uitgeschakeld is.
Stopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
Indrukken van de ontgrendeltoets of de
kofferdekseltoets (Sedan) op de zender.
Starten van de motor met de
startdrukknop.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Indrukken van een verzoekschakelaar op
de portieren.
Indrukken van de elektrische
achterklep-/kofferdekselopener wanneer
u de sleutel meedraagt.
De waarschuwingsknipperlichten zullen
tweemaal knipperen.
Page 198 of 819

4–34
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Boordcomputer en INFO
schakelaar (Zonder multi-
informatiedisplay)
*
Terwijl het contact op ON staat kan door
het indrukken van de INFO schakelaar de
volgende informatie worden geselecteerd.
Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Gemiddeld brandstofverbruik
Huidige brandstofverbruikmodus
Gemiddelde rijsnelheid
Rijsnelheidsalarm modus
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of ¿ ciële Mazda reparateur
indien u problemen heeft met de
boordcomputer.
Modus voor afstand die met voorradige
brandstof kan worden afgelegd
Bij gebruik van deze functie wordt de
afstand (bij benadering) berekend die u
met de voorradige brandstof kunt a À eggen,
gebaseerd op het brandstofverbruik.
De afstand die met de voorradige
brandstof kan worden afgelegd wordt
berekend en zal elke seconde worden
getoond.
(Europees model)
(Behalve Europees model)
OPMERKING
Alhoewel de indicatie voor de
afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof
een voldoende resterend aantal
kilometers aangeeft alvorens
bijtanken noodzakelijk wordt, zo
spoedig mogelijk bijtanken als het
brandstofpeil erg laag is of als het
waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden.
De indicatie verandert mogelijk niet
tenzij u meer dan ongeveer 9 liter
brandstof tankt.
De afstand die kan worden afgelegd
met de voorradige brandstof geeft bij
benadering de afstand aan die met de
auto gereden kan worden totdat alle
maatstrepen in de brandstofmeter
(die de resterende brandstofvoorraad
aangeven) verdwijnen.
Als er geen historische
brandstofverbruikgegevens zijn,
bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist
heeft aangeschaft of de gegevens
als gevolg van het losmaken van
de accukabels zijn gewist, is het
mogelijk dat de feitelijke afstand
die met de voorradige brandstof kan
worden afgelegd van de aangegeven
hoeveelheid verschilt.
Page 200 of 819

4–36
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Modus voor gemiddelde rijsnelheid
Deze modus toont de gemiddelde
rijsnelheid door het berekenen van de
afgelegde afstand en de tijd sinds het
aansluiten van de accu of het terugstellen
van de gegevens.
De gemiddelde rijsnelheid wordt berekend
en zal elke 10 seconden worden getoond.
(Europees model)
(Behalve Europees model)
Houd de INFO toets langer dan 1,5
seconde ingedrukt om de informatie op
de display te wissen. Na het indrukken
van de INFO toets, zal gedurende
ongeveer 1 minuut - - - km/h worden
getoond, alvorens de rijsnelheid opnieuw
wordt berekend en op de display wordt
aangegeven.
Rijsnelheidsalarm modus *
In deze modus wordt de huidige instelling
voor het rijsnelheidsalarm getoond. U kunt
de instelling van de rijsnelheid waarbij de
waarschuwing wordt gegeven veranderen.
OPMERKING
De display van het rijsnelheidsalarm
wordt gelijktijdig geactiveerd met het
klinken van de pieptoon. De ingestelde
rijsnelheid knippert herhaalde malen.
Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld
met behulp van de INFO schakelaar.
OPMERKING
Stel de rijsnelheid altijd in
overeenkomstig de wetgeving van
het land/de stad waarin de auto
wordt gebruikt. Controleer daarnaast
altijd de rijsnelheid door naar de
snelheidsmeter te kijken.
De rijsnelheidsalarmfunctie kan
ingesteld worden tussen 30 en 250
km/h.
Page 213 of 819

4–49
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
*Bepaalde modellen.
Indicatie/Indicatielampjes
Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de
bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Signaal Indicatielampjes Pagina
* Dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje *1 4-140
* Indicatielampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) OFF *1 4-130
* Indicatielampje van rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF *1 4-178
(Groen) KEY indicatielampje 4-6
Beveiligingssysteemindicatielampje *1 3-56
* Rijsnelheidsalarmindicatie 4-34
* Voorgloei-indicatielampje *1 4-53
* Dieseldeeltjes ¿ lter indicatielampje *1 4-242
Moersleutelindicatielampje *1 4-52
(Blauw) Indicatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-53
(Groen)
* i-stop indicatielampje 4-21
(Groen) * i-ELOOP Indicatielampje 4-109
Schakelstandindicatie 4-61