sensor MAZDA MODEL 6 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2015, Model line: MODEL 6, Model: MAZDA MODEL 6 2015Pages: 841, PDF Size: 7.87 MB
Page 274 of 841

Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Dagverlichting
í×*2―Automa-
tisch*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting――
Automa-
tisch*1×*3/―*4××××*5
×: Aan
―: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*3 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan
ON wordt gezet. Als de koplampen branden en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn
verstreken, worden de koplampen uitgeschakeld.
*4 Wanneer het contact in een andere stand dan ON wordt gezet, gaat ook als de verlichtingsschakelaar op
wordt gezet, de verlichting niet branden
*5 Als de koplampen branden en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, worden de
koplampen uitgeschakeld.
4-96
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars
Page 275 of 841

Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast
de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
lDe lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
lDe lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld―dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw―
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-97
Page 276 of 841

OPMERKING
lDe koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of
in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
lDe instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting:
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
lDe gevoeligheid van de AUTO verlichting kan veranderd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
qKoplampen grootlicht-dimlicht
Druk de hendel naar voren voor het
inschakelen van grootlicht.
Trek de hendel terug naar zijn
uitgangspositie voor het inschakelen van
dimlicht.
Het grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het grootlicht ingeschakeld is.
Grootlicht
Dimlicht
qKoplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met
de koplampen, de hendel volledig naar u
toe trekken (de koplampschakelaar hoeft
niet ingeschakeld te zijn). Het
grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.
UIT
Knipperen
4-98
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 286 of 841

OPMERKING
Naarmate de rijsnelheid toeneemt,
wordt de interval korter.
Met automatische ruitenwisserregeling
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Automatische regeling
Lage snelheid
Hoge snelheid
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit (uit―interval―lage
snelheid―hoge snelheid).De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
4-108
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 287 of 841

OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
OPMERKING
lDoor de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de standover
te schakelen, worden de
voorruitenwissers eenmaal
geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
lHet is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer_
10 °C of
lager is, of ongeveer 85 °C of hoger
is.
lAls een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de
kans dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
lAls vuil of vreemde bestanddelen
(zoals ijs of materie welke zout water
bevat) zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of
als de voorruit met ijs bedekt is, kan
dit tot gevolg hebben dat de
ruitenwissers automatisch in
beweging gezet worden. Als echter
de ruitenwissers dit ijs, vuil of de
vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor
lage snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder
het ijs, vuil of de vreemde
bestanddelen met de hand om de
automatische ruitenwisserregeling te
herstellen.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-109
Page 288 of 841

OPMERKING
lAls u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat staan, kunnen de
ruitenwissers door het effect van
sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of
infrarood licht automatisch in
werking treden, omdat voor de
regensensor een optische sensor
wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te laten staan, behalve tijdens het
rijden bij regenachtig weer.
lDe regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
qVoorruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
ruitenwisserhendel naar u toe trekken en
vasthouden.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als de voorruitensproeier wordt
gebruikt terwijl de voorruitenwissers
niet zijn ingeschakeld, zullen de
voorruitenwissers enkele
wisbewegingen maken.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-34).
Is dit in orde, raadpleeg dan een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
4-110
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 319 of 841

i-ACTIVSENSEí
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en
rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-
botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veilig te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
qActieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunen de bestuurder bij het veilig rijden
doordat deze helpen potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ..................................................... pagina 4-144
Koplampregelsysteem (HBC) ........................................................................... pagina 4-145
Adaptieve LED koplampen ............................................................................... pagina 4-148
Vooruit/achteruit detectie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS) ............................................... pagina 4-152
Dodehoekmonitor (BSM) ................................................................................. pagina 4-158
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) ........................................................... pagina 4-165
Detectie bestuurdersvermoeidheid
Vermoeidheidswaarschuwing ............................................................................ pagina 4-169
Obstakeldetectie aan de achterzijde bij het wegrijden uit een parkeerplaats
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) ..................................................... pagina 4-172
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ................................................ pagina 4-177
Rijstrookafwijking
Rijstrookassistent .............................................................................................. pagina 4-188
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......................................................................... pagina 4-198
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-141íBepaalde modellen.
Page 320 of 841

qAnti-botsingtechnologie
De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te
voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen
kunnen worden.
Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden
Vooruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) ................................................. pagina 4-203
Achteruit rijden
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) .............................................. pagina 4-209
Vermindering van de ernst van een botsing bij gemiddelde/hoge snelheden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ................................................... pagina 4-215
qCamera en Sensoren
Vooruitrijcamera (FSC)
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt rijstrookaanwijzingen en herkent koplampen,
achterlichten en stadsverlichting tijdens het rijden in het donker. De volgende systemen
maken ook gebruik van de vooruitrijcamera (FSC).
lKoplampregelsysteem (HBC)
lRijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS)
lAdaptieve LED koplampen
lVermoeidheidswaarschuwing
lRijstrookassistent
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-219.
Radarsensor (voor)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig en vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen. De volgende
systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
lMazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
lAfstandherkenninghulpsysteem (DRSS)
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
4-142
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 321 of 841

De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille.
Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-222.
Lasersensor (voor)
De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die
weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De
gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen
maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
lSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
lStadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)
De lasersensor (voor) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de
achteruitkijkspiegel.
Zie Lasersensor (Voor) op pagina 4-225.
Radarsensoren (achter)
De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensoren worden
uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert
of door een obstakel. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren
(achter).
lDodehoekmonitorsysteem (BSM)
lAchteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)
De radarsensoren (achter) zijn ingebouwd in de achterbumper, één aan de rechterzijde en
één aan de linkerzijde.
Zie Radarsensoren (Achter) op pagina 4-228.
Ultrasonische sensoren (achter)
De ultrasonische sensoren (achter) detecteren de ultrasonische golven die door de
ultrasonische sensoren worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door
obstakels aan de achterzijde. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de
ultrasonische sensoren (achter).
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)
De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper.
Zie Ultrasonische sensor (Achter) op pagina 4-230.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-143
Page 338 of 841

OPMERKING
lIn de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje
branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig
mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM)
OFF indikatielampje blijft branden.
lEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes.
lEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor
(achter).
lEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de
achterbumper.
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
lDe accuspanning is afgenomen.
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lEr bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. Het
dodehoekmonitorsysteem (BSM) beoordeelt de situatie op basis van
radardetectiegegevens.
lEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.lEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd
plaatsvindt.
lEen voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook
twee rijstroken verder.
lRijden op steile hellingen.lRijden over de top van een heuvel of bergpas.lBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).lWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.lHet systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
4-160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE