ESP MAZDA MODEL 6 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2015, Model line: MODEL 6, Model: MAZDA MODEL 6 2015Pages: 841, PDF Size: 7.87 MB
Page 45 of 841
WAARSCHUWING
Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en
behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders
gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel
rondom de buik dient vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor zij
bestemd zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie
en chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen
het veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw
de gordels als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een
ernstige botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet
duidelijk waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is
gevaarlijk een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands
schoot zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht
die verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels
strakker kunnen aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker
strakker kunnen worden afgesteld.
OPGELET
Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de
gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer
bijzonderheden betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels“Reinigen van het
materiaal van de heup/schoudergordels”(pagina 6-86).
Ring
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-21
Page 47 of 841
Veiligheidsgordels
qVastmaken van de veiligheidsgordels
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel vervolgens
de schoudergordel zodanig af dat deze
nauwsluitend om uw lichaam past.
Laag om de
heupen houden
Te hoogAantrekken
qLosmaken van de veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in. Als de gordel niet volledig wordt
opgerold, deze naar buiten trekken en op
verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk
vervolgens of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
Knop
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt opgerold,
deze door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur laten inspecteren.
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
2-23
Page 48 of 841
qVoorste schoudergordelafsteller
Hoger zetten Lager zetten
Let er op dat de afsteller vergrendeld is.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
bestuurdersveiligheidsgordel niet is
vastgemaakt, wordt de bestuurder door
een waarschuwingslampje of een
zoemtoon gewaarschuwd.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-40.
2-24
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Page 86 of 841
Beperkingen van de SRS airbag
Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder“Criteria voor SRS airbag
activering”zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij
bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van
het type botsing en de ernst ervan.
Beperkingen ten aanzien van de detectie van frontale/bijna frontale botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van frontale/bijna frontale
botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS
airbaguitrusting te activeren.
Botsingen tegen bomen of palenFrontale zijdelingse botsing
Kopstaartbotsingen of rijden onder de laadklep
van een vrachtauto
2-62
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Page 87 of 841
Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die
mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
Zijdelingse botsingen tegen bomen of palenZijdelingse botsingen met tweewielige voertuigen
Kantelen
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
2-63
Page 89 of 841
3Alvorens te gaan rijden
Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
Sleutels ...................................................... 3-2
Afstandbediende
portiervergrendeling ............................ 3-4
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling
í.......................... 3-10
Werkingsbereik ................................. 3-11
Portieren en sloten ................................. 3-12
Portiersloten ...................................... 3-12
Achterklep/Kofferdeksel ................... 3-25
Brandstof en emissie .............................. 3-36
Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van
brandstof en motoruitlaatgassen ........ 3-36
Afsluitklep van brandstoftankdop en
brandstoftankdop .............................. 3-41
Stuurwiel ................................................ 3-43
Spiegels ................................................... 3-44
Ruiten ..................................................... 3-48
Elektrische ruitbediening .................. 3-48
Schuifdak
í....................................... 3-52
Beveiligingssysteem ............................... 3-55
Aanbrengen van wijzigingen en
aanvullende apparatuur ..................... 3-55
Start-blokkeersysteem ....................... 3-55
Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Europese modellen)
í...................... 3-58
Anti-diefstal beveiligingssysteem (Behalve
Europese modellen)
í........................ 3-63Rijtips ..................................................... 3-67
Inrijden .............................................. 3-67
Brandstofbesparing en
milieubescherming ............................ 3-67
Moeilijke rijomstandigheden ............ 3-68
Vloermat ........................................... 3-69
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ................................................... 3-70
Rijden in de winter ............................ 3-71
Doorwaden van water ....................... 3-73
Informatie betreffende de turbolader
(SKYACTIV-D 2.2) .......................... 3-74
Slepen ..................................................... 3-75
Trekken van een caravan en aanhanger
(Europa/Rusland/Turkije/Israël/Zuid-
Afrika) ............................................... 3-75
3-1íBepaalde modellen.
Page 146 of 841
OPMERKING
lIndien het
beveiligingssysteemindikatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een officiële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indikatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
lAangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden,
zijn de sleutels nodig. Breng alle
sleutels naar een officiële Mazda
reparateur zodat deze
geprogrammeerd kunnen worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
(Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto of
als de inbraaksensor beweging binnen in
de auto bespeurt, hetgeen tot gevolg kan
hebben dat de auto of de inhoud er van
wordt gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene en het
laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat in
het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de auto,
echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
3-58
Alvorens te gaan rijden
íBepaalde modellen.
Beveiligingssysteem
Page 151 of 841
qWaarschuwingslabels voor anti-
diefstal beveiligingssysteem
De handschoenenkast van uw auto bevat
een waarschuwingslabel voor het anti-
diefstal beveiligingssysteem.
Het wordt door Mazda aanbevolen dit
label aan te brengen op de achterste
benedenhoek van een voorportierruit.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem (Behalve
Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto,
hetgeen tot gevolg kan hebben dat de auto
of de inhoud er van wordt gestolen,
waarschuwt het alarm de omgeving voor
een abnormale situatie door het laten
klinken van de claxon en het laten
knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
qWerking
Gevallen waarbij het systeem wordt
ingeschakeld
De claxon worden met tussenpozen
ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichtenzullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
lOntgrendelen van een portier met de
sleutel of een binnenvergrendelknop.
lOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep/het
kofferdeksel.
lWanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-63íBepaalde modellen.
Page 155 of 841
Inrijden
Er is geen speciale inrijperiode
noodzakelijk. Echter het opvolgen van
enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen
gedurende de eerste 1000 km, kan het
motorrendement, het brandstofverbruik en
de levensduur van uw Mazda ten goede
komen.
lVoer het toerental van de motor niet te
hoog op.
lRijd niet gedurende langere tijd met
dezelfde snelheid, snel of langzaam.
lNiet gedurende langere tijd constant
met volgas of met hoge
motortoerentallen rijden.
lVermijd krachtig afremmen, behalve in
noodgevallen.
lVermijd het starten bij volgas.
lGeen aanhanger trekken.
Brandstofbesparing en
milieubescherming
De manier waarop u uw Mazda gebruikt
bepaalt de afstand die u met een volle tank
kunt afleggen. Volg onderstaande
suggesties om brandstof te helpen
besparen en de CO2-uitstoot te
verminderen.
lLaat de motor niet langdurig stationair
draaien om op te warmen. Begin te
rijden, zodra de motor soepel draait.
lBespaar brandstof door snel
accelereren te vermijden.
lRijd met lagere snelheden.
lAnticipeer bij het gebruik van de
remmen (vermijd plotseling
afremmen).
lHoud u aan het schema van periodieke
onderhoudsbeurten (pagina 6-3) en laat
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
inspecties en onderhoud uitvoeren.
lGebruik de airconditioning uitsluitend
indien dit noodzakelijk is.
lRijd langzaam tijdens het rijden op
slechte wegen.
lZorg er voor dat de banden steeds de
voorgeschreven spanning hebben.
lVervoer geen onnodig gewicht in de
auto mee.
lLaat uw voet tijdens het rijden niet op
het rempedaal rusten.
lZorg er voor dat de wielen steeds
correct uitgelijnd zijn.
lHoud bij het rijden met hoge snelheden
de ramen gesloten.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-67
Page 161 of 841
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan
het gebruik van kettingen met
zeshoekige stalen spanringen, mogen
alle soorten kettingen worden gebruikt
die binnen de aangegeven
montagespecificaties vallen.
Montagespecificatie (Europa)
Bij het aanbrengen van de
sneeuwkettingen dient de afstand tussen
het bandprofiel en de ketting zich binnen
de voorgeschreven limieten te bevinden
zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Afstand [Eenheid: mm]
AB
Max. 11 Max. 11
ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand
A
B
Aanbrengen van sneeuwkettingen
1. Breng de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk op de voorbanden aan. Volg
daarbij steeds de instructies van de
fabrikant.
2. Na het rijden van 1/2―1kmde
sneeuwkettingen opnieuw strak
aantrekken.
Doorwaden van water
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar één
kant trekken van de auto tijdens het
remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft
aan of het remvermogen verminderd
is.
OPGELET
Rijd niet met de auto op wegen die
overstroomd zijn, aangezien dit
kortsluiting in de elektrische/
elektronische onderdelen kan
veroorzaken, of beschadiging of afslaan
van de motor als gevolg van
waterabsorptie. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur indien
met de auto door diep water is gereden.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-73