5–13
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
De standen voor aanvoer van buitenlucht
of recirculerende lucht kunnen worden
gekozen. Druk op de schakelaar voor het
kiezen van de stand voor aanvoer van
buitenlucht of recirculerende lucht.
Stand voor gerecirculeerde lucht
(indicatielampje is aan)
De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Gebruik deze stand bij het rijden door
tunnels, bij het rijden in druk verkeer
(plaatsen met hoge concentraties van
uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling
gewenst is.
Stand voor aanvoer van buitenlucht
(indicatielampje is uit)
Buitenlucht wordt het interieur
binnengelaten. Gebruik deze stand voor
ventilatie of ontdooien van de voorruit.
WAARSCHUWING
Bij koud of regenachtig weer de
stand niet gebruiken:
Gebruik van de
stand bij koud of
regenachtig weer is gevaarlijk
aangezien dit het beslaan van de ruiten
veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
Bediening van de automatische
airconditioning
1. Zet de functiekeuzeregelknop in de
AUTO stand.
2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in
de stand voor aanvoer van buitenlucht
(indicatielampje is uit).
OPMERKING
Als de stand voor recirculerende lucht
gedurende langere tijd wordt gebruikt bij
koud weer of hoge vochtigheid, bestaat
de kans dat de voorruit gemakkelijker
beslaat.
3. Zet de aanjagerregelknop in de AUTO
stand.
4. Druk de A/C schakelaar in om de
airconditioning in werking te stellen
(indicatielampje brandt).
5. Zet de temperatuurregelknop in de
gewenste stand.
6. Zet de aanjagerregelknop in de stand 0
om het systeem uit te schakelen.