ESP MAZDA MODEL CX-5 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2015, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2015Pages: 805, PDF Size: 8.95 MB
Page 145 of 805

Inrijden
Er is geen speciale inrijperiode
noodzakelijk. Echter het opvolgen van
enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen
gedurende de eerste 1000 km, kan het
motorrendement, het brandstofverbruik en
de levensduur van uw Mazda ten goede
komen.
lVoer het toerental van de motor niet te
hoog op.
lRijd niet gedurende langere tijd met
dezelfde snelheid, snel of langzaam.
lNiet gedurende langere tijd constant
met volgas of met hoge
motortoerentallen rijden.
lVermijd krachtig afremmen, behalve in
noodgevallen.
lVermijd het starten bij volgas.
lGeen aanhanger trekken.
Brandstofbesparing en
milieubescherming
De manier waarop u uw Mazda gebruikt
bepaalt de afstand die u met een volle tank
kunt afleggen. Volg onderstaande
suggesties om brandstof te helpen
besparen en de CO2-uitstoot te
verminderen.
lLaat de motor niet langdurig stationair
draaien om op te warmen. Begin te
rijden, zodra de motor soepel draait.
lBespaar brandstof door snel
accelereren te vermijden.
lRijd met lagere snelheden.
lAnticipeer bij het gebruik van de
remmen (vermijd plotseling
afremmen).
lHoud u aan het schema van periodieke
onderhoudsbeurten (pagina 6-3) en laat
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
inspecties en onderhoud uitvoeren.
lGebruik de airconditioning uitsluitend
indien dit noodzakelijk is.
lRijd langzaam tijdens het rijden op
slechte wegen.
lZorg er voor dat de banden steeds de
voorgeschreven spanning hebben.
lVervoer geen onnodig gewicht in de
auto mee.
lLaat uw voet tijdens het rijden niet op
het rempedaal rusten.
lZorg er voor dat de wielen steeds
correct uitgelijnd zijn.
lHoud bij het rijden met hoge snelheden
de ramen gesloten.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-63
Page 150 of 805

Europa
Kies wanneer u sneeuwbanden gaat
gebruiken de voorgeschreven maat en
bandenspanning (pagina 9-11).
qSneeuwkettingen
Informeer naar de plaatselijke bepalingen
alvorens sneeuwkettingen te gaan
gebruiken.
OPGELET
lHet gebruik van sneeuwkettingen
kan de bestuurbaarheid van de auto
nadelig beïnvloeden.
lRijd nooit sneller dan 50 km/h of de
door de kettingfabrikant aanbevolen
snelheid, naargelang welke snelheid
lager is.
lRijd voorzichtig en vermijd
oneffenheden en gaten in het wegdek
en het maken van scherpe bochten.
lVoorkom het blokkeren van de
wielen door te sterk afremmen.
lProbeer nooit een sneeuwketting aan
te brengen op het noodreservewiel,
aangezien dit beschadiging van de
auto en de band tot gevolg kan
hebben. Uw auto is niet uitgerust
met een van fabriekswege uitgerust
noodreservewiel.
lGebruik geen sneeuwkettingen op
wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs.
Hierdoor kunnen de banden en de
sneeuwkettingen beschadigd
worden.
lAluminium velgen kunnen door het
gebruik van sneeuwkettingen bekrast
of anderszins beschadigd worden.
OPMERKING
Als uw auto uitgerust is met een
bandenspanningcontrolesysteem,
bestaat de kans dat bij het gebruik van
sneeuwkettingen het systeem niet
correct functioneert.
Installeer de sneeuwkettingen enkel op de
voorbanden.
Gebruik geen sneeuwkettingen op de
achterbanden.
Kiezen van de juiste sneeuwkettingen
(Europa)
Mazda geeft de voorkeur aan het gebruik
van kettingen met zeshoekige stalen
spanringen. Kies het juiste type
overeenkomstig uw bandenmaat.
Bandenmaat Sneeuwketting
225/55R19 Zeshoekig type
225/65R17 Zeshoekig type
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan
het gebruik van kettingen met
zeshoekige stalen spanringen, mogen
alle soorten kettingen worden gebruikt
die binnen de aangegeven
montagespecificaties vallen.
3-68
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
Page 151 of 805

Montagespecificatie (Europa)
Bij het aanbrengen van de
sneeuwkettingen dient de afstand tussen
het bandprofiel en de ketting zich binnen
de voorgeschreven limieten te bevinden
zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Afstand [Eenheid: mm]
AB
Max. 13 Max. 13
ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand
A
B
Aanbrengen van sneeuwkettingen
1. Breng de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk op de voorbanden aan. Volg
daarbij steeds de instructies van de
fabrikant.
2. Na het rijden van 1/2―1kmde
sneeuwkettingen opnieuw strak
aantrekken.
Doorwaden van water
WAARSCHUWING
Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar één
kant trekken van de auto tijdens het
remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft
aan of het remvermogen verminderd
is.
OPGELET
Rijd niet met de auto op wegen die
overstroomd zijn, aangezien dit
kortsluiting in de elektrische/
elektronische onderdelen kan
veroorzaken, of beschadiging of afslaan
van de motor als gevolg van
waterabsorptie. Neem contact op met
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur indien
met de auto door diep water is gereden.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-69
Page 176 of 805

Stopzetten van de motor
WAARSCHUWING
De motor niet tijdens het rijden
stopzetten:
Het tijdens het rijden stopzetten van de
motor om een andere reden dan in een
noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de
motor tijdens het rijden wordt
stopgezet heeft dit door het verlies van
de rembekrachtiging een vermindering
van remvermogen tot gevolg wat een
ongeluk en ernstig letsel kan
veroorzaken.
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2.(Handgeschakelde versnellingsbak)
Schakel over naar de neutraalstand.
(Automatische transmissie)
Zet de keuzehendel in de stand P.
3. Druk op de startdrukknop om de motor
stop te zetten. De contactstand is uit.
OPGELET
Zorg er voor dat wanneer u de auto
achterlaat de startdrukknop op uit gezet
is.
OPMERKING
l(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Het is mogelijk dat de koelventilator
in de motorruimte gedurende enkele
minuten nadat het contact vanuit ON
op OFF gezet is gaat draaien,
ongeacht of de airconditioning aan of
uit is, voor het snel koelen van de
motorruimte.
lAls het systeem bespeurt dat de
resterende batterijcapaciteit van de
sleutel laag is wanneer het contact
van ON op ACC of OFF wordt
gezet, wordt het volgende
aangegeven.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar
wordt.
Zie Vernieuwen van de sleutelbatterij
op pagina 6-46.
(Voertuig uitgerust met type A
*1
instrumentengroep)
Een bericht wordt aangegeven op de
display van de instrumentengroep.
*1 Zie Type A type op pagina 4-38.
(Voertuig uitgerust met type B
*2
instrumentengroep)
Het KEY indikatielampje (groen)
knippert gedurende ongeveer 30
seconden.
*2 Zie Type B type op pagina 4-44.
l(Automatische transmissie)
Als de motor wordt stopgezet terwijl
de keuzehendel in een andere stand
dan P staat, zal het contact
overschakelen naar ACC.
4-12
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Page 223 of 805

WAARSCHUWING
Sleutel nooit zelf aan de airbag/
voorspannersystemen en laat altijd
alle onderhoud en reparatie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
uitvoeren:
Het zelf uitvoeren van onderhoud of
sleutelen aan de systemen is
gevaarlijk. De kans bestaat dat een
airbag/voorspanner onvoorzien
geactiveerd of buiten werking gesteld
wordt.
qWaarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
brandstoftank spoedig leeg zal zijn.
Zo spoedig mogelijk bijtanken.
qVeiligheidsgordelwaarschuwingslampje
Bestuurdersstoel
Voorpassagierszitting
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend type
Hetveiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt is (alleen wanneer de
voorpassagierszitting bezet is) en de
snelheid van de auto hoger is dan
ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
er een zoemtoon gegeven. Na een korte
tijd stopt het waarschuwingslampje met
knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel
niet aangegespt blijft, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd
geactiveerd.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-59
Page 224 of 805

De zoemtoon stopt niet totdat de
veiligheidsgordel wordt aangegespt of een
bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de
rijsnelheid afneemt tot minder dan 20
km/h.
OPMERKING
lAls de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt wordt nadat de zoemtoon
gestopt is (waarschuwingslampje
blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en
wordt de zoemtoon opnieuw
geactiveerd.
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzittingí
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het
contact op ON staat, worden de
bestuurder en de passagier op de hoogte
gesteld door de waarschuwingslampjes.
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend type
De waarschuwingslampjes branden in
twee kleuren. Wanneer de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, is
de verlichting van het
waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de
verlichting groen. De
waarschuwingslampjes werken ook als er
zich geen passagier op de achterzitting
bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt
losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet vastgemaakt worden
binnen een bepaalde tijd nadat de motor
is gestart, gaan alle
waarschuwingslampjes uit.
4-60
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
Page 229 of 805

OPGELET
Als bovenstaand bericht wordt
aangegeven of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, bestaat de kans dat de motor
niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met
behulp van de noodprocedure voor het
starten van de motor en de auto zo
spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur laten inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van
de motor op pagina 4-11.
“Zet contactslot op UIT”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend zonder
het contact uit te zetten.
“Sleutel niet gevonden”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lHet contact wordt aan gezet
lAlle portieren zijn gesloten zonder dat
het contact is uitgezet“Houd sleutel tegen startknop”wordt
op de display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lRempedaal wordt ingetrapt met het
contact uitgeschakeld
“Sleutelbatterij bijna leeg”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
resterende batterijvermogen van de sleutel
laag is en het contact van aan op uit gezet
wordt.
OPMERKING
Aangezien de sleutel gebruik maakt van
radiogolven van lage intensiteit, bestaat
de kans dat de Sleutel-uit-auto-
verwijderd waarschuwing geactiveerd
wordt als de sleutel samen met een
metalen voorwerp wordt meegedragen
of als deze op een plaats met slechte
signaalontvangst bewaard wordt.
Type B
Dit indikatielampje heeft twee kleuren.
KEY waarschuwingslampje (Rood)
Wanneer het lampje brandt
In het geval van een defect in het
afstandbediende
portiervergrendelingssysteem, gaat het
lampje continu branden.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-65
Page 267 of 805

Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Het contact moet op ON staan.
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het
reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in
plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend
ruitensproeiervloeistof gemengd met
anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van
ruitensproeiervloeistof zonder anti-
vries bescherming bij temperaturen
onder het vriespunt is gevaarlijk,
aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan
belemmeren waardoor een ongeluk
veroorzaakt kan worden.
Zorg er bovendien voor dat de voorruit
voldoende is opgewarmd met behulp
van de voorruitontwaseming alvorens
ruitensproeiervloeistof te sproeien.
OPMERKING
Aangezien door ijs en zware sneeuwval
de ruitenwissers geblokkeerd zouden
kunnen raken, is de ruitenwissermotor
beveiligd tegen motordefect,
oververhitting en mogelijk brand door
middel van een circuitonderbreker. Dit
mechanisme zal de werking van de
ruitenwissers automatisch stoppen,
echter alleen gedurende ongeveer 5
minuten.
In een dergelijk geval dient u de
ruitenwisserschakelaar uit te schakelen
en de auto op een veilige plaats tot
stilstand te brengen.
Schakel na 5 minuten de schakelaar
opnieuw in. De ruitenwissers dienen
normaal te werken. Als ze niet meer
opnieuw functioneren, dient u zo
spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur te raadplegen. Rijd
naar de kant van de weg en breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand.
Wacht totdat het ophoudt met regenen,
alvorens te proberen met niet
functionerende ruitenwissers te gaan
rijden.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-103
Page 269 of 805

De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-105
Page 272 of 805

Koplampsproeierí
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
lAls na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier als
eerste wordt gebruikt, werkt de
koplampsproeier automatisch.
lAls er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of
nadat een leeg
sproeiervloeistofreservoir opnieuw
met sproeiervloeistof gevuld is, zal
wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel herhaalde
malen tweemaal naar u toe totdat de
sproeiervloeistof naar buiten sproeit.
4-108
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars