ESP MAZDA MODEL CX-5 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2015, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2015Pages: 805, PDF Size: 8.95 MB
Page 316 of 805

qWanneer het systeem in werking is
1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt
ingedrukt gaat het systeem over naar
standby en gaat de LDWS OFF
indikatie/indikatielampje uit.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding (scheidslijn)
aangegeven op de multi-
informatiedisplay.
Indikatie op display
2. Rijd terwijl het LDWS OFF
indikatielampje uit is naar het midden
van de rijstrook. Het systeem zal
beginnen te functioneren wanneer aan
alle onderstaande voorwaarden is
voldaan.
lDe auto rijdt in het midden van de
rijstrook met de witte of gele strepen
aan de linker of rechter zijde of aan
weerszijden.
lDe rijsnelheid is 65 km/h of hoger.
lDe auto rijdt op een rechte weg of op
een weg met flauwe bochten.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding aangegeven op de
multi-informatiedisplay.
Indikatie op display
Het LDWS systeem werkt niet in de
volgende gevallen:
lHet systeem kan de witte of gele
strepen niet bespeuren.
lDe rijsnelheid is minder dan 60 km/h.
lDe auto maakt een scherpe bocht.
lDe auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
4-152
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 317 of 805

OPMERKING
lHet LDWS functioneert niet totdat
het systeem een witte of gele streep
aan de linker- of rechterzijde heeft
bespeurd.
lWanneer het systeem een witte of
gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, activeert het systeem enkel
de waarschuwing wanneer de auto
afwijkt aan de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd wordt.
lDe afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een
rijstrookafwijking te bepalen kan
gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
Automatische uitschakeling
Voertuig met type A instrumentengroep
De rijstrookaanduiding (scheidslijn) wordt
aangegeven op de display.
De LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer aan de
voorwaarden voor functionering is
voldaan en de rijstrookaanduiding op de
display wordt aangegeven.
Voertuig met type B instrumentengroep
In de volgende gevallen wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en gaat het
LDWS waarschuwingslampje in de
instrumentengroep branden.
lDe temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
lDe voorruit rondom de camera is
beslagen.
lDe voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Waarschuwing voor automatische
uitschakeling
Wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd, bepaalt het LDWS dat
de bestuurder de bedoeling heeft van
rijstrook te wisselen en wordt de LDWS
waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Het LDWS wordt nadat de bestuurder de
handeling heeft uitgevoerd automatisch
ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
lHet rempedaal wordt abrupt ingetrapt.
lHet gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
lDe richtingaanwijzerhendel wordt
bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat het LDWS
gedurende ongeveer 3 seconden niet
werkt, de tijd die nodig is om de
rijstrookcorrectie uit te voeren).
OPMERKING
Nadat met de richtingaanwijzerhendel
in werking ongeveer 60 seconden zijn
verstreken, zal de LDWS waarschuwing
in werking treden als de auto dicht bij
een witte of gele streep komt.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-153
Page 321 of 805

OPMERKING
lIn de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje
branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig
mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM)
OFF indikatielampje blijft branden.
lEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes.
lEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor
(achter).
lEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de
achterbumper.
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
lDe accuspanning is afgenomen.
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lEr bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. Het
dodehoekmonitorsysteem (BSM) beoordeelt de situatie op basis van
radardetectiegegevens.
lEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.lEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd
plaatsvindt.
lEen voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook
twee rijstroken verder.
lRijden op steile hellingen.lRijden over de top van een heuvel of bergpas.lBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).lWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.lHet systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-157
Page 322 of 805

OPMERKING
lAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
lHet is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden
in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels,
zijwanden en geparkeerde voertuigen.
Objecten zoals vangrails en betonnen
muren die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails of
muren aan weerszijden van de auto smaller wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
lDe kans bestaat dat een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje gaat
knipperen of dat de waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het
afslaan op een kruising in een stad.
lSchakel het dodehoekmonitorsysteem (BSM) uit wanneer u een aanhanger trekt of
wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt
geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor
het systeem niet meer normaal zal functioneren.
4-158
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 323 of 805

OPMERKING
lIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
lWanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.lWanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
lHet systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-169.
qDodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer
Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de
achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes zijn aangebracht op de linker en
rechter portierspiegels. De waarschuwingslampjes gaan branden wanneer een voertuig
wordt bespeurd dat op een naastgelegen rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig
branden en vervolgens na enkele seconden uit.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-159
Page 324 of 805

Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM))
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en
schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes in
die aangebracht zijn op de portierspiegels. En als een dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het
aangeven van een richtingverandering in de richting waarvoor het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje
knipperen.
Achteruit rijden (Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA))
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die uw auto vanaf de
linker- en rechterzijde naderen en laat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
knipperen.
Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofstaat, wordt de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd. Als de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes moeilijk te zien zijn als gevolg van verblinding door het licht van
de omgeving bij het rijden op met sneeuw bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de dimmer uit te schakelen en de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes te vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer wordt geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje.
4-160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 326 of 805

Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS)
í
Het afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) meet de afstand tussen uw auto
en een voorliggend voertuig met gebruik
van een radarsensor (voor) wanneer de
rijsnelheid 30 km/h of hoger is en geeft
een aanbevolen afstand aan om tussen
voertuigen aan te houden. Als verder uw
auto het voorliggende voertuig dichter
nadert dan de juiste aan te houden
tussenafstand, gaat de voorliggend-
voertuig indikatie op de multi-
informatiedisplay knipperen om de
bestuurder te waarschuwen een veiliger
afstand ten opzichte van het voorliggende
voertuig aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) en rijd altijd voorzichtig:
Het Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) geeft advies voor veiliger
rijden en informeert de bestuurder een
aanbevolen, veiliger afstand ten
opzichte van het voorliggende voertuig
aan te houden. De mogelijkheid voor
het bespeuren van een voorliggend
voertuig is beperkt en afhankelijk van
het soort voorliggende voertuig, de
weersomstandigheden en de
verkeerssituatie. Als dus het gaspedaal
en rempedaal niet correct bediend
worden kan dit een ongeluk
veroorzaken. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het
rempedaal of gaspedaal in terwijl u
een veiliger afstand aanhoudt ten
opzichte van voorliggende voertuigen
of tegenliggers.
OPMERKING
lHet Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) functioneert wanneer aan
alle volgende voorwaarden is
voldaan:
lHet contact op ON wordt gezet.lHet
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) is ingeschakeld.
lDe keuzehendel staat in een
andere stand dan de achteruit (R).
lDe rijsnelheid is 30 km/h of
sneller.
lDe objecten waardoor het systeem
geactiveerd wordt zijn 4-wielige
voertuigen.
4-162
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
Page 330 of 805

Vermoeidheidswaarschuwingí
De vermoeidheidswaarschuwing is een systeem dat vermoeidheid en verminderde aandacht
van de bestuurder bespeurt en raadt de bestuurder aan een rustpauze te nemen.
Wanneer de auto binnen rijstrookstrepen rijdt met een snelheid tussen ongeveer 65 en 140
km/h, schat de vermoeidheidswaarschuwing de mate van geaccumuleerde vermoeidheid en
verminderde oplettendheid van de bestuurder op basis van de informatie van de
vooruitrijcamera (FSC) en overige voertuiginformatie en wordt de bestuurder aangeraden
een rustpauze te nemen door middel van een indikatie op de multi-informatiedisplay en een
waarschuwingsgeluid.
Gebruik de vermoeidheidswaarschuwing op snelwegen of hoofdwegen.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-214.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op de vermoeidheidswaarschuwing en rijd altijd voorzichtig:
De vermoeidheidswaarschuwing bespeurt de vermoeidheid en verminderde
oplettendheid van de bestuurder en raadt de bestuurder aan een rustpauze te nemen,
echter het is niet bedoeld om van de weg afwijken van de auto te voorkomen. Teveel
vertrouwen op de vermoeidheidswaarschuwing kan ongelukken veroorzaken. Rijd
voorzichtig en bedien het stuurwiel op de juiste wijze.
Ook is het mogelijk dat het systeem de vermoeidheid en verminderde oplettendheid van
de bestuurder niet correct bespeurt, afhankelijk van de verkeerssituatie en
rijomstandigheden. De bestuurder dient met het oog op veiliger rijden steeds
voldoende rust te nemen.
4-166
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
i-ACTIVSENSE
Page 331 of 805

OPMERKING
lDe vermoeidheidswaarschuwing functioneert wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan.
lDe rijsnelheid is tussen ongeveer 65 en 140 km/h.lHet systeem bespeurt witte (gele) rijstrookstrepen.lHet systeem heeft de registratie van de rijgegevens van de bestuurder voltooid.
lDe vermoeidheidswaarschuwing werkt niet onder de volgende omstandigheden.
lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h.lDe rijsnelheid is hoger dan ongeveer 140 km/h.lDe auto maakt een scherpe bocht.lHet voertuig verandert van rijstrook.
lHet is mogelijk dat de vermoeidheidswaarschuwing onder de volgende
omstandigheden niet normaal functioneert.
lWanneer de (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil
zijn of de verf afgesleten is.
lDe auto schokt of slingert voortdurend als gevolg van sterke wind of oneffen
wegen.
lEr wordt agressief met de auto gereden.lBij het veelvuldig wisselen van rijstrook.
lDe vermoeidheidswaarschuwing bespeurt de vermoeidheid en verminderde
oplettendheid van de bestuurder op basis van de rijgegevens bij een rijsnelheid tussen
ongeveer 65 en 140 km/h gedurende ongeveer 20 minuten. De rijgegevens zullen
onder de volgende omstandigheden worden teruggesteld.
lDe auto wordt gedurende 5 minuten of langer stopgezet.lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer 65 km/h gedurende ongeveer 30 minuten.lHet contact is uitgezet.
lNadat de vermoeidheidswaarschuwing het eerste bericht dat een rustpauze aanraadt
heeft getoond, wordt geen volgend bericht getoond totdat er 45 minuten verstreken
zijn.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-167
Page 332 of 805

qDisplay van
vermoeidheidswaarschuwing
Wanneer het systeem vermoeidheid of
verminderde oplettendheid van de
bestuurder bespeurt, wordt het
waarschuwingsgeluid geactiveerd en
verschijnt er een alarmmelding in de
multi-informatiedisplay.
qUitschakelen van de
vermoeidheidswaarschuwing
De vermoeidheidswaarschuwing kan
ingesteld worden zodat deze niet wordt
geactiveerd.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-14.
4-168
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE