display OPEL ADAM 2014 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ADAM, Model: OPEL ADAM 2014Pages: 225, PDF Size: 6.74 MB
Page 150 of 225

148Rijden en bediening
buitenspiegels bij het detecteren die
in de binnen- en buitenspiegels wel‐
licht niet zichtbaar zijn.
Het blindehoeksysteem maakt ge‐
bruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide zij‐
den van de auto.9 Waarschuwing
Het blinde-hoeksysteem vervangt
het zicht van de bestuurder niet.
Het systeem detecteert geen: ■ Auto's die zich buiten de blinde hoeken bevinden, en die moge‐
lijk snel naderen.
■ Voetgangers, fietsers of dieren.
Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig vindt, licht er zowel bij auto's die
worden ingehaald of die u inhalen,
een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van rij‐
strook te wisselen.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd,
verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als nor‐
maal verlicht aan de betreffende
zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐lijke instellingen 3 101.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de achterbumper en strekken zich ong.
3 meter naar achteren en naar de zij‐
kanten uit. De zone is ongeveer tus‐
sen de 0,5 meter en 2 meter hoog,
vanaf de grond.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Page 177 of 225

Verzorging van de auto175
Nr.Stroomkring1–2–3Elektrische ruitbediening4Spanningsomvormer5Carrosserieregelmodule 16Carrosserieregelmodule 27Carrosserieregelmodule 38Carrosserieregelmodule 49Carrosserieregelmodule 510Carrosserieregelmodule 611Carrosserieregelmodule 712Carrosserieregelmodule 813–14Achterklep15Diagnosestekker16Datalinkverbinding17Ontsteking18Airconditioningssysteem19AudioversterkerNr.Stroomkring20Park Pilot21Remschakelaar22Audiosysteem23Display24–25–26Instrumentenpaneel27Stoelverwarming, bestuurder28–29–30Instrumentenpaneel31Claxon32Stoelverwarming, passagier33Verwarmd stuurwiel34–35–36–37Achterruitenwisser38Aansteker
Page 181 of 225

Verzorging van de auto179
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐
spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de aandrijfas en de car‐ rosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 210.
3. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 215.Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐
gen, schakel dan de ontsteking uit.
Schakel na het aanpassen van de
bandenspanning het contact in en se‐
lecteer de betreffende instelling op de pagina Draagvermogen band op het
Driver Information Center, 3 89.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning van alle vier de banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
U kunt de huidige bandenspannings‐
waarden bekijken op het Informatie-
menu voertuig op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-display.
U selecteert het menu met de toetsen op de richtingaanwijzerhendel.
Page 202 of 225

200Verzorging van de auto
Lakschade
Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift her‐
stellen. Grotere lakschade of roest‐
vorming door een werkplaats laten
herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende was‐
laag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen kun‐
nen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de be‐
schermende waslaag laten controle‐
ren.LPG-systeem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Bij lakwerkzaamheden en bij gebruik
van een droogruimte bij een tempe‐
ratuur van meer dan 60 °C moet de
LPG-tank worden uitgebouwd.
Breng geen wijzigingen in het LPG-
systeem aan.
Draagsysteem achterzijde
Reinig het draagsysteem achterzijde minstens één keer per jaar met een
stoomspuit of een hogedrukreiniger.
Als u het draagsysteem achteraan
niet regelmatig gebruikt, dient u het
toch af en toe te gebruiken, en dit
vooral in de winter.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met zui‐
ver water en een zachte doek. Ge‐
bruik een reinigingsmiddel voor leder
als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays al‐
leen met een zachte, vochtige doek
reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op lichtgekleurde bekleding. Reinig ver‐
wijderbare vlekken en verkleuringen
zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.
Page 204 of 225

202Service en onderhoudService en onderhoudAlgemene informatie..................202
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐
middelen en onderdelen ............203Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar
in de werkplaats.
Servicedisplay 3 81.
Europese service-intervallen
Aan het voertuig moet om de
30.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
De Europese service-intervallen gel‐ den voor de volgende landen:
Andorra, België, Bosnië- Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot- Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Lux‐
emburg, Macedonië, Malta, Montene‐ gro, Nederland, Noorwegen, Oosten‐
rijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slo‐
venië, Slowakije, Spanje, Tsje‐
chische Republiek, Zweden, Zwitser‐ land.
Servicedisplay 3 81.
Internationale service-
intervallen
Aan het voertuig moet om de
15.000 km onderhoud gepleegd wor‐
den, of na 1 jaar, wat het eerst voor‐
komt, tenzij anders vermeld op het
service-display.
De internationale service-intervallen
gelden voor de landen die niet tot de
groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden op‐
gesteld.
Servicedisplay 3 81.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen
Page 205 of 225

Service en onderhoud203
kilometerstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de uit‐
voerende werkplaats.
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op
garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Service-interval met resterende
levensduur van motorolie De service-interval is gebaseerd op
diverse parameters afhankelijk van
het gebruik.
Het service-display meldt wanneer de
motorolie moet worden ververst.
Servicedisplay 3 81.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.
Schade als gevolg van het gebruik van producten die niet voldoen aandeze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van de kwaliteit en de viscositeit. Bij
de keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐ teit die optimale bescherming biedtvoor benzine- en dieselmotoren. In‐
dien deze niet voorhanden is moet
motorolie van een andere gerenom‐
meerde kwaliteit worden gebruikt.
Aanbevelingen voor benzinemotoren
zijn ook geldig voor motoren met de
brandstoffen Compressed Natural
Gas (CNG), Liquified Petroleum Gas
(LPG) en Ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 207.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken kunnen wor‐
den gemengd zolang ze voldoen aan de vereiste motoroliecriteria kwaliteit
en viscositeit.
Page 221 of 225

219
Brandstofkeuzeschakelaar ..........80
Brandstofmeter ............................ 80
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 155
Brandstof voor benzinemotoren 149
Brandstof voor rijden op LPG .....149
Buitenspiegels .............................. 27
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................105
C Car Pass ...................................... 19
Centrale vergrendeling ................21
Claxon ................................... 13, 72
Code ............................................. 95
Conformiteitsverklaring ...............216
Contactslotstanden ....................124
Controlelampen ......................79, 82
Controle over de auto ................123
Controles .................................... 157
Cruise control ...................... 88, 134
D Dagrijlicht ................................... 107
Dagteller ...................................... 79
Dakbelasting ................................. 69
Dakdrager .................................... 68
Diefstalalarmsysteem ..................25
Dimlicht of grootlicht ...................105
Draagsysteem achterzijde ............53Driepuntsgordel ........................... 38
Driver Information Center .............89
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........28
Elektrische aansluitingen .............78
Elektrische verstelling ..................27
Elektrisch systeem...................... 171
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....87
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 132
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............116
Event Data Recorders (EDR) .....216
F
Fietsendrager ............................... 53
Flex-Fix-systeem .......................... 53
Frontaal airbagsysteem ...............42
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 97
Gereedschap ............................. 176
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................67
Gloeilamp vervangen ................163Gordels......................................... 36
Gordelverklikker ........................... 84
Gordijnairbagsysteem .................. 43
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................93
Grootlicht ............................. 88, 106
H Halogeenkoplampen .................163
Handgeschakelde versnellingsbak ......................129
Handmatige dimfunctie ................28
Handrem ............................. 130, 131
Handschoenenkastje ...................51
Handzender ................................. 19
Hellingrem ................................. 131
Hoofdsteunen .............................. 32
Hoofdsteunverstelling ....................8
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 47
Info-Displays ................................. 89
Inhouden ................................... 214
Inklapbare spiegels .....................27
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 111
Instrumentengroep ......................79
Instrumentenverlichting .............171
Page 222 of 225

220
Interieurverlichting......................109
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ........50
K
Katalysator ................................. 128 Kentekenverlichting ...................170
Kilometerteller .............................. 79
Kinderveiligheids-systemen ..........45
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................113
Klok .............................................. 76
Koelvloeistof .............................. 159
Koelvloeistof en antivries ............203
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...80
Koplampinstelling in het buitenland .............................. 107
Koplampverstelling ....................107
L
Laadsysteem ............................... 85
Lekke band ................................. 187
Lichtschakelaar .......................... 105
Lichtsignaal ................................ 106
Luchtinlaat ................................. 122
M
Meters........................................... 79
Mistachterlicht .............................. 88
Mistachterlichten ........................ 108Motorgegevens .......................... 210
Motor-ID...................................... 206
Motorkap .................................... 158
Motorolie .................... 158, 203, 207
Motoroliedruk ............................... 88
Motor starten ............................. 124
N Nieuwe auto inrijden ..................124
O Obstakeldetectiesystemen .........137
Olie, motor .......................... 203, 207
Ontlaadbeveiliging accu ............112
Opbergruimte................................ 51
Opbergruimte achter..................... 64
Opbergruimte voor........................ 52
Opbergvakken .............................. 51
Opgeslagen instellingen ...............21
Opschakelen................................. 86 Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panoramadak .............................. 31
Parkeerhulp ............................... 137
Parkeerlichten ............................ 108
Parkeren .............................. 18, 127
Park pilot met ultrasoonsensoren 137
Pech ........................................... 196
Persoonlijke instellingen ............101Pollenfilter .................................. 122
Portieren ....................................... 23
Portier open ................................. 89
Prestaties ................................... 211
Profieldiepte ............................... 181
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 217
Regelbare instrumentenverlichting ...........109
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 216
Remassistentie .......................... 131
Rem- en koppelingssysteem .......86
Rem- en koppelingsvloeistof ......203
Remmen ............................ 130, 160
Remvloeistof .............................. 160
Reservewiel ............................... 190
Richtingaanwijzer ........................84
Richtingaanwijzers ..................... 108
Richtingaanwijzers vooraan ......166
Rugleuning neerklappen .............35
Ruiten ........................................... 28
Rijregelsystemen ........................131
Rijverlichting .......................... 12, 88
S Service ....................................... 122
Service-display ............................ 81