ad blue OPEL AMPERA 2014 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: AMPERA, Model: OPEL AMPERA 2014Pages: 85, PDF Size: 1.7 MB
Page 39 of 85

Externe apparaten39
Het menu toont welke smartphone-
applicaties momenteel door het Info‐
tainmentsysteem worden onder‐
steund.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de betreffende applicatie verwij‐
zen wij u naar de website van de be‐ treffende softwarefabrikant.
Een applicatie starten
Verbind de smartphone als deze nog
niet met het Infotainmentsysteem ver‐ bonden is:
■ iPod/iPhone of iPad: verbind het
apparaat met de USB-poort 3 28.
■ Android phone: breng een Blue‐
tooth-verbinding tot stand 3 70.
Download indien niet geïnstalleerd de
betreffende applicatie naar uw smart‐ phone.
Druk op de toets ; en selecteer de
knop op het scherm Apps om het be‐
treffende menu te openen.Tik op de knop op het scherm van de
gewenste applicatie. Er komt een ver‐ binding met de betreffende applicatie
op de verbonden smartphone tot
stand.
Het hoofdmenu van de applicatie ver‐
schijnt op het display van het Infotain‐ mentsysteem.
Let op
Controleer bij het gebruik van een
navigatie-applicatie of de GPS-ont‐
vangst van de smartphone goed is.
Page 57 of 85

Navigatie57
Talen (Languages)Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina of de toets CONFIG op
de console om de menuopties te ope‐
nen. Draai de knop TUNE/MENU of
tik op de schuifbalk om door de be‐
schikbare opties te scrollen. Druk op
de knop TUNE/MENU of druk op
Talen (Languages) om de talen weer
te geven. De gewenste taal selecte‐
ren.
Tijd en datum
Druk vanuit de toets Tijd en datum
hierop om het menu Tijd en datum
weer te geven.
Automatische klokupdate : Na het ac‐
tiveren past deze functie de klok au‐ tomatisch aan.
Tijd instellen : druk op + of - om de
uren en minuten op de klok hoger of
lager te zetten.
Datum instellen : Druk op + of - om de
datum vooruit of achteruit te zetten.
Tijdnotatie instellen : Druk op de
schermtoets 12 uur voor de stan‐
daardtijd en 24 uur voor de militaire
tijd.
Druk op de schermtoets Terug om de
aanpassingen op te slaan.
Radio-instellingen Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina of de toets CONFIG op
de console om de menuopties te ope‐ nen.
Draai de knop TUNE/MENU of tik op
de schuifbalk om door de beschik‐
bare opties te scrollen.
Druk op de knop TUNE/MENU of druk
op Radio-instellingen om het menu
met de radio-instellingen te tonen.
Druk op deze functie om wijzigingen
aan weergegeven radio-informatie,
voorkeuzepagina's en Automatische
volumeregeling toe te brengen.
De Radio-instellingen zijn:Automatische volumeregeling : selec‐
teer Uit, Laag , Middelhoog of Hoog
voor de gevoeligheid om het volume
automatisch aan te passen om zo de
effecten van ongewenste achter‐
grondruis te minimaliseren die kun‐
nen voorkomen uit het wijzigende
wegoppervlakken, rijsnelheden of
open ruiten. Deze functie werkt het
best bij een laag volume waarbij de
achtergrondruis doorgaans luider dan
het volume van het geluidssysteem
is.
Gracenote-opties : druk hierop voor
in-/uitschakelen van Normaliseren
voor betere stemherkenning en me‐
diagroeperingen.
Cd-speler 3 25, USB 3 32, randap‐
paratuur 3 32 en audio via Bluetooth
3 32.
Startvolume : druk hierop om het
maximale volumeniveau bij het op‐
starten in te stellen. Dit volume zal
worden gebruikt zelfs als een hoger
volume was ingesteld wanneer het In‐
fotainmentsysteem werd uitgescha‐
keld.
Page 58 of 85

58Navigatie
Aantal favoriete pagina's: Druk hierop
om het aantal weer te geven FAV-pa‐
gina's te selecteren.
Softwareversieinformatie : Druk
hierop om informatie over het sys‐
teem en updatesoftware indien be‐
schikbaar weer te geven.
Telefooninstelling
Bluetooth 3 70.
Navigatie-instellingen Druk op de toets Instellingen op de
Startpagina om naar het instellingen‐
menu te gaan.
Draai aan de knop TUNE/MENU of tik
op de schuifbalk totdat de optie Navigatie-instellingen verschijnt. Se‐
lecteer deze functie om wijzigingen in Gesproken instructie , Verkeersinstel‐
lingen , Waarschuwingen routebege‐
leiding , Trajectmarkering en
Opgeslagen bestemmingen
verwijderen aan te brengen.
Diverse instellingen van het naviga‐
tiesysteem zijn beschikbaar via
Instellingen . Sommige opties zijn al‐
leen beschikbaar nadat een route isgepland. Druk op Navigatie-
instellingen om naar de instellingen
van het navigatiesysteem te gaan.
Gesproken instructie
Met het menu Gesproken instructie
kunt u de functies voor gesproken
aanwijzingen wijzigen.
Gesproken instructies navigatiesys‐
teem : selecteer de toets Aan of Uit om
de gesproken instructies onderweg
op een geplande route in of uit te
schakelen. Waarschuwingen ver‐
keersinformatie : selecteer de toets
Aan of Uit om de gesproken verkeers‐
berichten onderweg op een geplande route in of uit te schakelen.
Navigatievolume : selecteer
Navigatievolume om het volume van
de gesproken aanwijzingen te wijzi‐
gen.Verkeersinstellingen
Druk hierop om het menu Verkeers‐
instellingen weer te geven.
Verkeersgebeurtenissen (Aan/Uit):
druk hierop om de verkeersberichten
in of uit te schakelen.
Waarschuwingen verkeersinformatie
(Aan/Uit): druk hierop om de gespro‐
ken verkeersberichten in of uit te
schakelen.
Waarschuwing bij betere route : druk
hierop voor een instructie als er een
betere route beschikbaar is.
Page 70 of 85

70TelefoonTelefoonBluetooth®................................... 70
Tekstberichten ............................. 79Bluetooth®
Bij voertuigen met Bluetooth-techno‐
logie kan het systeem communiceren met vele mobiele telefoons. Zo kunt u:
■ Handenvrij bellen en gebeld wor‐ den.
■ Het adresboek of de contactenlijst van de mobiele telefoon delen methet voertuig.
Om eventuele afleiding tot een mini‐
mum te herleiden, moet u vóór het rij‐ den wanneer de auto is geparkeerd
het volgende doen:
■ Vertrouwd raken met de functies van de mobiele telefoon. Telefoon‐
boek en contactenlijsten duidelijk
organiseren, alsook dubbele of zel‐ den gebruikte gegevens verwijde‐
ren. Programmeer indien mogelijk
de snelkiesfunctie of andere snel‐
koppelingen.
■ Bedieningen en werking van het In‐
fotainmentsysteem controleren.
■ Mobiele telefoon(s) koppelen met het voertuig. Het systeem werkt
mogelijk niet met alle mobiele tele‐foons. Raadpleeg "Een telefoon
koppelen" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
■ Als de mobiele telefoon beschikt over voicedialing, leert u die functi‐
onaliteit gebruiken om het adres‐
boek of de contactenlijst te openen.
Raadpleeg "Voice pass-thru" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
■ Raadpleeg "Telefoonnummers op‐ slaan en verwijderen" in dit hoofd‐
stuk voor meer informatie.9 Waarschuwing
Wanneer u mobiele telefoon ge‐
bruikt, wordt u mogelijk afgeleid
wanneer u te lang of te vaak kijkt
naar het scherm van de telefoon of
het Infotainment(navigatie)sys‐
teem. Als u te lang of te vaak niet
op de weg let, kunt u een ongeluk
veroorzaken dat kan leiden tot let‐ sels of de dood. Richt uw aan‐
dacht op het rijden.
Page 71 of 85

Telefoon71
OverzichtBij voertuigen met Bluetooth-techno‐
logie kan het systeem communiceren
met vele mobiele telefoons en appa‐
raten. Zo kunt u:
■ Handenvrij bellen en gebeld wor‐ den.
■ Het adresboek of de contactenlijst van de mobiele telefoon delen met
het voertuig. De contactenlijst ver‐
schijnt alleen wanneer die telefoon
verbonden is.
■ Bellen door middel van stemher‐ kenning.
Het systeem werkt in de stand AAN/
START, ACC/ACCESSOIRE of Ver‐
traagde uitschakeling stroom.
Het bereik van het Bluetooth-systeem bedraagt maximaal 9 meter.
Het Infotainmentsysteem kan met de
meeste Bluetooth-telefoons worden
verbonden. De beschikbare snufjes
en functies kunnen per apparaat ver‐
schillen.
Op het belschermpje van de huidige telefoon kan een afbeelding van de
contactpersoon uit de contactenlijstop uw telefoon verschijnen. Niet alle
telefoons zijn compatibel met deze
functie.
Bluetooth-bedieningsorganen Gebruik de toetsen op het Infotain‐
mentsysteem en het stuurwiel om het
Bluetooth-systeem te bedienen.
Afstandsbediening op stuurwiel
3 (indrukken om te praten) : druk
hierop om binnenkomende oproepen
aan te nemen en stemherkenning te
starten.
x /n (oproep dempen/beëindigen) :
druk hierop om een binnenkomende oproep te weigeren of om stemher‐
kenning te annuleren.
+ (Volume) : druk op + of - om het
volume hoger of lager te zetten.
Infotainmentsysteembedieningen
Voor informatie over het navigeren in
het menusysteem met de Infotain‐
mentbedieningsorganen 3 12
: (Telefoon) : druk hierop om het
hoofdmenu Telefoon te openen.Stemherkenning
Het stemherkenningssysteem ge‐
bruikt commando's om het systeem te bedienen en telefoonnummers te kie‐
zen. Bij het gebruik van stemherken‐
ning:
het systeem herkent gesproken com‐ mando's mogelijk niet als er veel ach‐
tergrondruis is.
u hoort een toon die aangeeft dat het
systeem gereed is voor een gespro‐
ken commando. Wacht op de toon en
spreek dan.
spreek duidelijk op een kalme en na‐ tuurlijke wijze.
Stemherkenning 3 63.
Audiosysteem Geluid komt door de voorste luidspre‐kers van het audiosysteem in de auto
en schakelt het audiosysteem tijdelijk
uit. Gebruik de knop VOL/ m tijdens
een oproep om het volume te wijzi‐
gen. Het aangepaste volume wordt
onthouden voor latere gesprekken.
Het systeem heeft een minimumvo‐
lume.
Page 72 of 85

72Telefoon
Audio via Bluetooth
Zie Audio via Bluetooth 3 32.
Koppelen met Infotainmentbe‐ dieningsorganen Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van uw
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Informatie over koppelen ■ Een mobiele telefoon waarbij Blue‐
tooth is ingeschakeld en een audio‐ speler kunnen tegelijkertijd aan het
systeem worden gekoppeld.
■ Aan het Bluetooth-systeem kunnen
maximaal vijf apparaten wordengekoppeld.
■ Het koppelingsproces wordt ge‐ blokkeerd, wanneer het voertuig
rijdt.■ Koppelen gebeurt slechts eenma‐ lig, tenzij de koppelgegevens op de
mobiele telefoon wijzigen of de mo‐ biele telefoon uit het systeem wordt
gewist.
■ Slechts één gekoppelde mobiele telefoon kan tegelijkertijd verbon‐den zijn met het Bluetooth-sys‐
teem.
■ Als er zich meerdere gekoppelde mobiele telefoons binnen het bereik
van het systeem bevinden, maakt
het Infotainmentsysteem verbin‐
ding met de eerste telefoon op de
lijst of met de telefoon die al eerder verbonden was.
Een telefoon/apparaat koppelen 1. Druk op de toets CONFIG of : .
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparaat koppelen
(telefoon) . Op het Infotainment‐
systeem verschijnt " Koppelt". Als
het apparaat een viercijferige pin‐
code (PIN) ondersteunt, wordt
deze weergegeven. De PIN wordt
gebruikt in stap 5.4. Start het koppelingsproces op de mobiele telefoon die aan de auto
moet worden gekoppeld. Raad‐
pleeg de handleiding van de fabri‐ kant van de mobiele telefoon.
5. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN uit stap 3 of het bevesti‐
gen van de zescijferige codecom‐ binaties te werk volgens de in‐
structies op de mobiele telefoon.
Het systeem herkent na het kop‐
pelen de nieuw verbonden tele‐
foon.
6. Als de telefoon vraagt om accep‐ teren van de verbinding of toe‐
staan van downloaden van de
contactenlijst, selecteer dan altijd accepteren om dit toe te staan.
Zonder accepteren ervan is de
contactenlijst wellicht niet be‐
schikbaar. Bij sommige telefoons
verschijnt er een verbindingsver‐
zoek of contactenlijstverzoek als
vervolgkeuzelijst bovenaan het
Page 73 of 85

Telefoon73
schermpje. Open de vervolgkeu‐zelijst, zoek naar het verbindings-/
contactenlijstverzoek en accep‐
teer het.
7. Koppel extra telefoons op de‐ zelfde manier.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons/apparaten in een lijst
weergeven
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
Een gekoppeld(e) telefoon/apparaat
wissen
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de te verwijderen tele‐ foon en volg de aanwijzingen op
het scherm.
Verbinden met andere telefoon
Als u wilt verbinden met een andere
telefoon, moet de nieuwe telefoon
zich in de auto bevinden en gereedzijn om verbonden te worden met het
Bluetooth-systeem voordat het pro‐
ces wordt gestart.
1. Druk op de CONFIG-toets.
2. Selecteer Telefooninstelling .
3. Selecteer Apparatenlijst .
4. Selecteer de nieuwe te verbinden
telefoon en volg de aanwijzingen
op het scherm.
Koppelen met stemherkenning Een mobiele telefoon waarbij Blue‐tooth is ingeschakeld moet worden
gekoppeld en dan verbonden met de
auto voordat deze kan worden ge‐
bruikt. Raadpleeg de gebruikers‐
handleiding van de fabrikant van de
mobiele telefoon voor Bluetooth-func‐
ties voordat u de mobiele telefoon
koppelt.
Een telefoon koppelen 1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg " Apparaat koppelen ". Het
systeem reageert met " Zoek op
uw telefoon naar Bluetoothapparaten. Selecteer … en voer
het pinnummer in dat op het
scherm wordt gegeven. "
3. Start het koppelingsproces op de telefoon die moet worden gekop‐
peld.
4. Zoek naar en selecteer het appa‐ raat achter het merk en model vande auto in de lijst op de mobiele
telefoon. Ga bij het invoeren van
het PIN of het bevestigen van de
zescijferige codecombinaties te
werk volgens de instructies op de
mobiele telefoon. Het systeem re‐
ageert met " Succesvol gekoppeld
met … ".
5. Herhaal stappen 1-4 om andere telefoons te koppelen.
Alle gekoppelde en verbonden
telefoons in een lijst weergeven
Het systeem kan alle mobiele tele‐
foons die eraan gekoppeld zijn in een lijst weergeven. Als een gekoppelde
mobiele telefoon ook aan de auto ge‐ koppeld is, reageert het systeem met
" is verbonden " achter de naam van
die telefoon.
Page 74 of 85

74Telefoon
1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg Apparatenlijst .
Gekoppelde telefoon verwijderen
Zie als de naam van de te wissen te‐
lefoon onbekend is "Alle gekoppelde
en verbonden telefoons in een lijst
weergeven".
1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg Apparatenlijst .
3. Zeg " Apparaat wissen ".
4. Het systeem reageert met: " Om
een apparaat te selecteren, raakt
u de naam aan op het scherm. "
Annuleer dit commando door op
x /n op de stuurbedieningsknoppen
of de toets 9 BACK op het Infotain‐
mentsysteem te drukken.
Verbinden met andere telefoon
Bij het verbinden met een andere mo‐
biele telefoon zoekt het systeem naar
de volgende beschikbare mobiele te‐lefoon. Afhankelijk van de te verbin‐
den mobiele telefoon moet dit com‐
mando wellicht worden herhaald.
1. Druk op :. Het systeem rea‐
geert met " Geef een commando. ",
gevolgd door een toon.
2. Zeg " Toestel kiezen | Toestel
selecteren | Apparaat kiezen |
Apparaat selecteren ".
◆ Selecteer een apparaat door op
het display op de naam ervan te
drukken.
◆ Als er geen andere mobiele te‐ lefoon wordt gevonden, blijft de
oorspronkelijke telefoon ver‐
bonden.
Gesprek voeren met
contactenlijst en
bedieningsorganen
Infotainment
Bij mobiele telefoons met contacten‐
lijstfunctie kan het Bluetooth-systeem de contactpersonen op de mobiele te‐
lefoon gebruiken om gesprekken te
voeren. Raadpleeg de gebruikshand‐
leiding van de fabrikant van de mo‐biele telefoon of neem contact op met
de draadloze provider om te zien of
deze functie wordt ondersteund.
Wanneer een mobiele telefoon on‐
dersteuning biedt voor de telefoon‐
boekfunctie, worden de menu's
Telefoonboek en Gesprekslijsten au‐
tomatisch beschikbaar.
Met het menu Telefoonboek kunt u
het telefoonboek op uw mobiele tele‐ foon gebruiken om een gesprek te
voeren.
Via het menu Gesprekslijsten hebt u
toegang tot de telefoonnummers van‐ uit de verschillende gesprekslijstme‐
nu's op de mobiele telefoon om te
kunnen bellen.
Het Infotainmentsysteem toont de
eerste 1.000 contactpersonen en de
telefoonnummers voor elke contact‐
persoon inclusief thuis, op het werk ,
op cel en op overige .
Page 75 of 85

Telefoon75
Een gesprek voeren met het menu
Telefoonboek :
1. Druk één keer op : op het In‐
fotainmentsysteem de radio of de
schermtoets Telefoon.
2. Selecteer Telefoonboek .
3. Selecteer de lettergroep van de contactenlijstvermelding om door
de lijst met namen/nummers te
scrollen.
4. Selecteer de naam. 5. Selecteer het te bellen nummer.
Een gesprek voeren met het menu
Gesprekslijsten :
1. Druk één keer op : op het In‐
fotainmentsysteem de radio of de
schermtoets Telefoon.
2. Selecteer Gesprekslijsten .
3. Selecteer de gesprekslijst die u wilt openen.
4. Selecteer de naam of het nummer
voor de oproep.Gesprek voeren met de
bedieningsorganen van
Infotainment
Een gesprek voeren:
1. Druk één keer op : op het In‐
fotainmentsysteem de radio of de
schermtoets Telefoon.
2. Nummer invoeren indrukken.
3. Voer het telefoonnummer in.
4. Selecteer de naam of het nummer
voor de oproep.
5. Selecteer OK om het nummer te
bellen.
Selecteer Bellen om verbinding te
maken.
Een gesprek aanvaarden of
weigeren Wanneer u een inkomend gesprek
ontvangt, wordt het geluid van het In‐
fotainmentsysteem onderdrukt en
hoort u een beltoon in de auto.De Infotainmentbedieningsorganen
gebruiken
Draai aan de knop TUNE/MENU om
te Aannemen of te Weigeren en druk
op de knop TUNE/MENU of druk op
het scherm op Accepteren of
Weigeren .
Met de stuurbedieningsknoppen Druk op : om de oproep te beant‐
woorden of x/n om deze te weige‐
ren.
Gesprek in wachtstand met de bedieningsorganen vanInfotainment Gesprek in wachtstand moet worden
ondersteund door de Bluetooth-tele‐
foon en moet door de draadloze aan‐
bieder ingeschakeld zijn, opdat deze
functie werkt.
Wisselgesprek (alleen bij gesprekken in wachtstand)
Voor een wisselgesprek aan knop TUNE/MENU draaien en deze indruk‐
ken en Gesprekken wisselen |
Gesprekken veranderen | Oproepen
veranderen of Gesprekken wisselen |
Page 76 of 85

76Telefoon
Gesprekken veranderen | Oproepen
veranderen op het scherm selecte‐
ren.
Gesprek in wachtstand met de
stuurbedieningsknoppen Gesprek in wachtstand moet worden
ondersteund door de mobiele tele‐ foon en moet door de draadloze aan‐
bieder ingeschakeld zijn.
■ Druk op : voor het beantwoor‐
den van een binnenkomende op‐
roep wanneer een andere oproep
actief is. De oorspronkelijke oproep
wordt in de wacht gezet.
■ Druk opnieuw op : om terug
naar de oorspronkelijke oproep te
gaan.
■ Druk voor het weigeren van de bin‐
nenkomende oproep op Weigeren
op het scherm of doe niets.
■ Druk op x/n om te wisselen van
het huidige gesprek naar het ge‐ sprek in de wachtstand.Conferentiegesprek met de
bedieningsorganen van
Infotainment
Conferentiegesprek en drierichtings‐
gesprek moeten worden ondersteund door de Bluetooth-telefoon en moe‐
ten door de draadloze aanbieder in‐
geschakeld zijn, opdat deze functies werken. Deze functie wordt alleen on‐
dersteund wanneer de auto stil staat.
Een conferentiegesprek starten tij‐
dens een gesprek:
1. Draai aan en druk op de knop TUNE/MENU en selecteer
Nummer invoeren .
2. Voer het telefoonnummer in en selecteer OK.
3. Na het bellen draait u aan de knop
TUNE/MENU en kiest u Confe‐
rentiegesprek .
4. Als u meer bellers wilt toevoegen aan het conferentiegesprek, her‐
haalt u de stappen 1-3. Het aantal
bellers dat kan worden toege‐
voegd, is beperkt door uw draad‐
loze aanbieder.Een gesprek beëindigen
De Infotainmentbedieningsorganen
gebruiken
Draai aan en druk op de knop
TUNE/MENU en selecteer
Ophangen of druk op het scherm op
Ophangen .
Met de stuurbedieningsknoppen
Druk op x / n .
Geluid van een gesprek
onderdrukken
Tijdens een gesprek kunnen alle ge‐ luiden in de auto worden stilgescha‐
keld, zodat de gesprekspartner deze
niet kan horen.
De Infotainmentbedieningsorganen gebruiken
Draai aan en druk op de knop
TUNE/MENU en selecteer Microfoon
uit . Druk opnieuw hierop om het stil‐
schakelen te annuleren.