display OPEL AMPERA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: AMPERA E, Model: OPEL AMPERA E 2019Pages: 285, PDF Size: 6.75 MB
Page 4 of 285

2InleidingInleiding
Uw auto is de intelligente combinatie van vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐ ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.
Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan.Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van dezehandleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van een modelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● Richtingaanduidingen in de beschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
Page 11 of 285

Kort en bondig91Elektrische ruitbediening .......35
2 Buitenspiegels ......................33
3 Centrale vergrendeling .........21
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 152
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 106
Uitstapverlichting ................ 108
Parkeerlichten .....................106
6 Regeneratie op verzoek .....167
7 Cruise control .....................171
Snelheidsbegrenzer ............172
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 174
Verwarmd stuurwiel ..............67
8 Instrumenten ........................ 76
Driver Information Center ...... 84
9 Waarschuwingslamp voor
frontaanrijding ....................174
Waarschuwing
voetganger vóór ..................18010Knoppen voor Driver
Information Center ................84
11 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 68
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 152
13 Info-Display .......................... 87
14 Status-LED alarmsysteem ...31
Lichtsensor .......................... 103
Lampje oplaadstatus ...........214
15 Handschoenenkastje ...........59
16 Verwarming en ventilatie ....148
17 Alarmknipperlichten ...........105
SPORT-modus ................... 160
Traction Control-systeem ...168
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 169
Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 182
Lane Keep Assist ...............200
18 Elektrische aansluiting ..........71
19 Keuzehendel ....................... 16120USB-poort
21 Bedieningselementen
voor display .......................... 87
22 Handrem ............................. 166
23 Aan/Uit-knop ....................... 156
24 Stuurwiel instellen ................67
25 Claxon .................................. 68
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 225
27 Zekeringenkast ..................239
28 Lichtschakelaar ..................102
Instellen koplampreikwijdte 105
Mistachterlicht ....................106
Instrumentenverlichting ......107
Page 22 of 285

20Sleutels, portieren en ruitenMet zorg behandelen, vochtvrij
houden, beschermen tegen hoge
temperaturen en onnodig gebruik
vermijden.
Let op
Leg de elektronische sleutel niet in
de bagageruimte of voor het
Info-Display.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op
het Driver Information Center geeft
aan dat de batterij moet worden
vervangen 3 92.
Batterij in de elektronische sleutel
vervangen 3 17.
Elektronische sleutel
synchroniseren
De elektronische sleutel synchroni‐
seert zichzelf automatisch bij elke
startprocedure.Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als het aandrijvingssysteem niet kan
worden gestart, kan dit de volgende
oorzaken hebben:
● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de elektronische sleutel, waardoor de stroomvoorziening
voor korte tijd wordt onderbro‐
ken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie
van de elektronische sleutel verande‐ ren.
Handmatig ontgrendelen 3 21.Opgeslagen instellingen
Bij uitschakeling van het contact
worden bepaalde functie-instellingen
mogelijk automatisch door de hand‐
zender opgeslagen:
● automatische klimaatregeling
● verlichting
● Infotainment-systeem
● centrale vergrendeling
● comfortinstellingen
De opgeslagen instellingen in het
geheugen van de elektronische sleu‐ tel 3 19 worden automatisch toege‐
past wanneer de auto de volgende
keer wordt ingeschakeld.
Voorwaarde is wel dat Bestuurder‐
spersonalisatie is geactiveerd in de
persoonlijke instellingen van het
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke elektronische sleutel
die wordt gebruikt. De gewijzigde
status is pas beschikbaar nadat de
auto is vergrendeld en ontgrendeld.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Page 23 of 285

Sleutels, portieren en ruiten21Centrale vergrendeling
Portieren en bagageruimte ontgren‐
delen en vergrendelen.
Door aan de binnenste portierhand‐ greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 93.Werking van handzender
Ontgrendelen
Druk op (.
De ontgrendelmodus is in te stellen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display. U kunt uit twee
instellingen kiezen:
● Alle portieren en de bagage‐ ruimte ontgrendelen door één
keer op ( te drukken.
● Alleen het bestuurdersportier en de bagageruimte worden met
één druk op ( ontgrendeld. Om
alle portieren te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op (.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen , I Voertuiginstel‐
lingen op het Info-Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte handzender. Opgeslagen
instellingen 3 20.
Ontgrendelen en openen van de achterklep 3 30.
Vergrendelen
Portieren en bagageruimte sluiten.
) indrukken.
Page 24 of 285

22Sleutels, portieren en ruitenBij een niet volledig gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐ knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 93 is geactiveerd.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m van het desbetreffende portier buiten
de auto bevinden.
Ontgrendelen
Druk op de knop op de desbetref‐
fende buitenkruk en trek aan de kruk.
De ontgrendelmodus is in te stellen in het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display. U kunt uit twee
instellingen kiezen:
● Alle portieren en de bagage‐ ruimte worden met één druk op
de knop op een van de buiten‐
krukken ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en de bagageruimte worden met
één druk op de knop op het
bestuurdersportier ontgrendeld.
Om alle portieren te ontgrende‐
len, drukt u tweemaal op de toets.
U kunt de instelling wijzigen in het
menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Passieve ontgrendeling deactiveren
De passieve ontgrendeling van de
portieren en de bagageruimte is te
deactiveren bij het uitschakelen van
het contact.
Om de passieve ontgrendeling te
deactiveren moet u de ) en ( tege‐
lijkertijd zo'n 3 seconden lang inge‐
drukt houden.
Na deactivering van de passieve
ontgrendeling lichten de richtingaan‐
wijzers viermaal kort op. Bij een daar‐ opvolgende poging tot opening van
een portier of de achterklep lichten de richtingaanwijzers opnieuw viermaal
kort op om aan te geven dat de
passieve ontgrendeling is gedeacti‐
veerd.
Page 28 of 285

26Sleutels, portieren en ruiten
Dek, na het vergrendelen, de slotci‐
linder af met de kap: steek de onder‐ kant van de kap in de uitsparingen,
kantel de kap en duw ertegen totdat
hij aan de bovenkant ingrijpt.
Vertraagde vergrendeling
Met deze functie wordt het vergren‐
delen van de portieren en het inscha‐ kelen van het diefstalalarmsysteem
5 seconden uitgesteld wanneer de toets op de portiergreep of de elek‐
tronische sleutel wordt gebruikt om de auto te vergrendelen.
Uitgesteld vergrendelen is alleen
mogelijk wanneer de functie Anti-
buitensluit functie is uitgeschakeld.
Dit kan worden gewijzigd in de boord‐
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Aan : bij het indrukken van de toets
voor centrale vergrendeling ), geven
drie geluidssignalen aan dat
vertraagde vergrendeling geacti‐
veerd is.
De portieren vergrendelen niet tot
5 seconden na het sluiten van het
laatste portier. Uitgesteld vergrende‐
len kan tijdelijk worden genegeerd
door de centrale-vergrendelings‐
toets ) of ) op de elektronische sleu‐
tel in te drukken.
Uit : De portieren worden onmiddellijk
vergrendeld wanneer de centrale-
vergrendelingstoets ) of ) op de
elektronische sleutel wordt ingedrukt.Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden
Deze beveiligingsfunctie kan zo
worden geconfigureerd dat deze
automatisch alle portieren en de
achterklep sluit wanneer de keuze‐ hendel uit de stand P is gezet.
Als de auto na een rit stilstaat, wordt
hij automatisch ontgrendeld zodra de auto wordt uitgeschakeld.
U kunt deze automatische vergren‐
deling in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuiginstellingen op
het Info-Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 20.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie kan geconfigureerd
worden om automatisch alle portieren
en de bagageruimte te vergrendelen
Page 29 of 285

Sleutels, portieren en ruiten27kort nadat u deze met de elektroni‐
sche sleutel hebt ontgrendeld, voor‐
opgesteld dat er geen portier open‐
staat.
U kunt deze automatische herver‐
grendeling in- of uitschakelen in het
menu Instellingen , I Voertuiginstellin‐
gen op het Info-Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte elektronische sleutel 3 20.
Passieve portiervergrendeling
Deze functie vergrendelt de auto
automatisch na enkele seconden als
er eerder een elektronische sleutel in de auto is herkend, alle portieren
daarna gesloten zijn en de elektroni‐
sche sleutel niet in de auto achter‐
blijft.
Als de elektronische sleutel in de auto
blijft zitten of als de auto niet wordt
uitgezet, is passieve portiervergren‐
deling niet mogelijk.
Als er twee of meer elektronische
sleutels in de auto's zijn geweest en
de auto één keer aan was, vergren‐deld de functie de auto zelfs als er
maar één elektronische sleutel uit de
auto wordt genomen.
Om vergrendelen van de auto te voor‐
komen, bijv. als er inzittenden in de
auto blijven, moet het systeem
worden uitgeschakeld.
Druk om het systeem uit te schakelen gedurende enkele seconden op de
centrale-vergrendelingsknop terwijl
er een portier open is. De functie blijft uitgeschakeld totdat de centrale-
vergrendelingsknop wordt ingedrukt
of de auto wordt ingeschakeld.
U kunt deze passieve vergrendeling
in- of uitschakelen in het menu
Instellingen , I Voertuiginstellingen I
Op afstand vergrendelen /
ontgrendelen / starten op het Info-
Display.
Info-Display 3 87.
Persoonlijke instellingen 3 93.
U kunt de instelling opslaan voor de gebruikte elektronische sleutel 3 20.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
de voorste stand. Het portier kan niet
meer van binnen worden geopend.
Zet de pen weer naar achteren om het
kinderslot uit te schakelen.
Page 31 of 285

Sleutels, portieren en ruiten29● Niveau hoogspanningslader
● Aansluitindicatie oplaadka‐ bel hoogspanningsaccu
● Opladen voltooid
● Bruikbare laadstatus
● Bereik modus leegraken hoogspanning
● Laadstatus hoogspannings‐ accu
Koppelen Een smartphone moet aan de
KeyPass-module worden gekoppeld
en vervolgens met de auto worden
verbonden, voordat hij kan worden
gebruikt.
Instellingsinformatie ● Er kunnen maximaal drie smart‐ phones worden ingesteld en met
de auto verbonden.
● Instellingen is uitgeschakeld wanneer de auto in beweging is.
● Het koppelen hoeft slechts één keer per smartphone te worden
uitgevoerd, tenzij de koppelinfor‐matie op de smartphone veran‐
derd of de smartphone werd
verwijderd.
Instellingsprocedure 1. De auto moet zijn ingeschakeld en de keuzehendel moet in P
(parkeren) staan.
2. Schakel de KeyPass-functie in via
de Persoonlijke instellingen.
3. Download de myOpel-app op de smartphone vanuit de desbetref‐
fende app store.
4. Open de app en zoek naar nieuwe
auto's.
5. Kies uw auto en bevestig.
6. Richt de camera van de smart‐ phone op de QR-code op het Info-
Display om de beveiligingscode te
scannen. De QR-code is handma‐ tig in te voeren als de camera niet
werkt.
7. Op het Info-Display staat een bevestiging dat het koppelproces
is gelukt.● Selecteer Instellingen op het
Thuis scherm op het Info-
Display.
● Selecteer KeyPass.
● Selecteer KeyPass-apparaten
beheren .
Een gekoppelde smartphone
verwijderen
1. Selecteer Instellingen op het
Thuis scherm op het Info-Display.
2. Selecteer KeyPass.
3. Selecteer KeyPass-apparaten
beheren .
4. Tik Verwijderen naast de te
verwijderen smartphone aan en
volg de instructies.
Page 68 of 285

66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Verwarmd stuurwiel ...................67
Claxon ....................................... 68
Waarschuwing voetgangersvei‐ ligheid ....................................... 68
Wis- en wasinstallatie voorruit ...68
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 70
Buitentemperatuur .....................70
Klok ........................................... 71
Elektrische aansluitingen ...........71
Inductief opladen .......................72
Waarschuwingslampjes, meters en controlelampjes .......................74
Instrumentengroep ....................74
Snelheidsmeter ......................... 76
Kilometerteller ........................... 76
Accumeter ................................. 76
Efficiencymeter .......................... 76
Energiemeter ............................. 78
Regeneratief remmen ................78
Actieradius totaal .......................79Service-display .......................... 79
Controlelampjes ........................79
Richtingaanwijzers ....................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........80
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Service-indicatie ........................81
Remsysteem ............................. 81
Elektrische handrem ..................81
Elektrische handrem defect .......81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
SPORT-modus .......................... 82
Lane keep assist .......................82
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............................................ 82
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....82
Traction Control-systeem UIT ...82
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 82
Startbeveiliging .......................... 83
Voertuig gereed .........................83
Rijverlichting .............................. 83
Groot licht .................................. 83
Grootlichtassistentie ..................83
Mistachterlicht ........................... 83
Cruise control ............................ 83
Voorligger gedetecteerd ............83
Voetgangersdetectie .................83Snelheidsbegrenzer ..................84
Verkeersbordherkenning ...........84
Portier open ............................... 84
Displays ....................................... 84
Driver Information Center ..........84
Info-Display ............................... 87
Boordinformatie ........................... 92
Geluidssignalen .........................92
Batterijspanning .........................93
Persoonlijke instellingen ..............93
Telematicaservice ........................97
OnStar ....................................... 97
Page 72 of 285

70Instrumenten en bedieningsorganenWis- en wasinstallatieachterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐ len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 93.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Als er een achteruitrijcamera is
aangebracht, wordt de sproeiervloei‐
stof ook op de camera gespoten.
Sproeiervloeistof 3 227.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
Als de buitentemperatuur tot 0,5 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.