TPMS OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 187 of 231
Verzorging van de auto1859Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Wanneer u de bandenspanning van
een auto met bandenspanningscon‐
trolesysteem moet verhogen of verla‐
gen, schakel dan de ontsteking uit.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de ban‐ denspanning van alle vier de banden.
Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben. Bij wielen zonder sen‐
sor werkt het bandenspanningscon‐
trolesysteem niet.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De sensoren van het TPMS controle‐ ren de spanningswaarden van de
banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Elke band, ook de reserveband, moet
elke maand in koude staat en op de
juiste bandenspanning worden ge‐ controleerd 3 217.
Bandenspanning te laag
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt controle‐
lampje w 3 92.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 217.
Wanneer het systeem een storing de‐ tecteert, knippert w ongeveer
een minuut en blijft dan ononderbro‐
ken branden. Voor de duur van de
storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlopen.
Page 189 of 231
Verzorging van de auto187
Boordinformatie 3 104.
Schakel de ontsteking uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd. Bandenspan‐
ningswaarden 3 184, 3 217.
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg lopen de temperatuur en de spanning van de band op.
De bandenspanningswaarde op het
Info-Display is de werkelijke banden‐
spanning. Daarom is het belangrijk de
bandenspanning bij koude banden te controleren.
Algemene informatie Gebruik van in de handel verkrijgbarevloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek
goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 190.
Externe radioapparatuur met een
groot vermogen kan storing veroor‐
zaken bij het TPMS.De ventielen en afdichtringen van het
bandenspanningscontrolesysteem
moeten bij elke nieuwe band worden vervangen.
TPMS-sensoren koppelen
Elke TPMS-sensor heeft een unieke
identificatiecode. Na het omwisselen
van de banden of het vervangen van
een of meerdere TPMS-sensoren
moet de identificatiecode aan een
nieuwe positie van de band/het wiel
worden gekoppeld.
De TPMS-sensoren moeten ook wor‐
den gekoppeld na het vervangen van een reserveband door een reguliere
band met een TPMS-sensor. Het con‐
trolelampje w en het waarschuwings‐
bericht moeten bij de volgende con‐
tactcyclus doven/verdwijnen.
De sensoren worden met een TPMS- inleertool in de volgende volgorde
aan de diverse banden/wielen gekop‐
peld:
■ band linksvoor
■ band rechtsvoor■ band rechtsachter
■ band linksachter
Raadpleeg uw werkplaats voor on‐
derhoud of voor het aanschaffen van
een inleergereedschap.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het/de eerste
band/wiel en vijf minuten voor het
koppelen van de posities van alle banden/wielen. Bij het overschrijden
van deze tijd stopt het koppelen en
moet u opnieuw beginnen.
Koppel de TPMS-sensoren als volgt: 1. Schakel de elektrische handrem in 3 142; zet op auto's met auto‐
matische versnellingsbak de keu‐
zehendel in de stand P.
2. Schakel het contact in 3 128.
3. Activeer de TPMS-inleermodule door op de handzender tegelijker‐
tijd op de toetsen p en q te druk‐
ken,
- of -
Druk op de toets INFO op het In‐
fotainmentsysteem totdat er op
het Info-Display een bericht over
Page 190 of 231
188Verzorging van de auto
het inleren van de bandenspan‐
ningswaarden verschijnt. Druk de
toets OK in en houd deze vast.
De claxon klinkt twee keer en de
richtingaanwijzer links voor licht
ook op ter bevestiging dat de in‐ leermodus geactiveerd is.
4. Begin met de band linksvoor.
5. Zet de inleertool bij het ventiel te‐ gen de wang van de band. Druk
daarna op de knop om de TPMS-
sensor te activeren. De claxon
piept ter bevestiging dat de sen‐ soridentificatiecode aan de positie van deze band en dit wiel is ge‐
koppeld. De volgende relevante
richtingaanwijzer licht op.
6. Ga verder met de band rechtsvoor
en herhaal de procedure zoals be‐ schreven in stap 5.
7. Ga verder met de band rechts‐ achter en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 5.
8. Ga verder met de band linksach‐ ter en herhaal de procedure in
stap 5. De claxon piept twee keer
ter aanduiding dat de sensoriden‐tificatiecode is gekoppeld en dat
de procedure voor het koppelen
van de TPMS-sensoren afgeslo‐
ten is.
9. Schakel het contact uit.
10. Breng alle vier de banden op de aanbevolen spanning 3 217.
Profieldiepte Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2-3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het ver‐
schil in profieldiepte van banden op
één as niet meer dan 2 mm zijn.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren
(TWI = Tread Wear Indicator) is afge‐ sleten. De positie van de slijtage-in‐
dicatoren wordt aangeduid door
merktekens op de zijwand van de
band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden omwisselen met
de achterbanden. De draairichting
van de wielen moet dezelfde als voor‐
heen zijn.