cruise control OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 13 of 231
Kort en bondig11
1Zijdelingse luchtroosters ....124
2 Vaste uitstroomkanalen .....125
3 Grootlicht ............................ 111
Lichtsignaal ........................ 111
Richtingaanwijzers .............112
Omgevingsverlichting ......... 117
Parkeerlichten ....................114
Cruise control ....................... 95
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 77
Tripcomputer ...................... 105
5 Claxon .................................. 78
6 Instrumenten ........................ 84
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 78
Achterruitwisser en ach‐
terruitsproeier ....................... 808Info-Display .......................... 98
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 185
Tripcomputer ...................... 105
9 Middelste luchtroosters ......124
10 Alarmknipperlichten ...........112
Parkeerhulp ........................ 148
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............144
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....145
Status-LED voor diefstala‐ larmsysteem ......................... 26
Inklapbare buitenspiegels ....29
Eco-knop voor stop/start-
systeem ............................... 129
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................5013Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........52
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................44
14 Handschoenenkastje ...........60
15 Zekeringhouder ..................178
16 Verwarming en ventilatie ...119
17 Contactslot met stuurslot ...128
18 Gaspedaal ......................... 128
19 Bestuurdersairbag ...............50
20 Rempedaal ......................... 142
21 Koppelingspedaal ..............127
22 Stuurwiel instellen ................77
23 Motorkap ontgrendelen ......159
24 Munthouder .......................... 59
25 Kaarthouder ......................... 59
26 Lichtschakelaar ..................110
Automatisch dimlicht ..........110
Instrumentenverlichting ......115
Mistachterlicht ....................113
Page 97 of 231
Instrumenten en bedieningsorganen95
Gaat tijdens het rijden branden om
aan te geven dat een storing onmid‐
dellijk aandacht vergt. Zo spoedig
mogelijk hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Automatische koplampverstelling 3 111.
Mistlamp > brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde mistlampen
voor 3 113.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 113.
Cruise control m brandt geel of groen.
Brandt geel Het systeem is bedrijfsgereed.Brandt groen
Een bepaalde snelheid wordt opge‐
slagen.
Cruise control 3 146.
Snelheidswaarschuwing à brandt geel.
In auto's met een lampje snelheids‐
waarschuwing knippert bij een snel‐
heid van meer dan 120 km/u contro‐
lelampje à en klinkt er een waar‐
schuwingszoemer om de bestuurder
de snelheid te laten aanpassen.
Controlelampje aanhanger
á brandt groen.
Brandt bij een aanhanger achter de
auto 3 152.
Motorkap open
/ brandt rood.
Brandt wanneer de motorkap open is.
Stop/Start-systeem 3 129.Portier open
( brandt rood.
Licht op wanneer er een portier open
is of niet goed gesloten is.
Achterklep open
1 brandt rood.
Licht op wanneer de achterklep open is of niet goed gesloten is 3 24.
Diefstalalarmsysteem
a brandt geel.
Brandt als de bewaking door het
alarmsysteem van het interieur en de kantelhoek van de auto met knop
a in de dakhemel uitgeschakeld is.
Diefstalalarmsysteem 3 26.
Page 148 of 231
146Rijden en bediening
Storing
Het gele controlelampje u knippert
om aan te geven dat het systeem niet klaar is voor gebruik door de hoge
temperatuur (ongeveer 350 - 400 °C)
van het frictiemateriaal te wijten aan hard of herhaaldelijk remmen. Het zal
doven wanneer de temperatuur onder
de 350 °C daalt.
Het gele controlelampje u licht op
wanneer er een storing in het sys‐
teem is opgetreden door de extreem
hoge temperatuur (meer dan 400 °C) van het frictiemateriaal te wijten aan
hard of herhaaldelijk remmen. Het zal
doven wanneer de temperatuur onder de 350 °C daalt. Afhankelijk van de
staat van de auto of de omgevings‐
condities kunnen deze temperaturen
variëren.
Het knipperen of oplichten van het
gele controlelampje u herinnert de
bestuurder eraan dat het frictiemate‐
riaal moet afkoelen. Bij het rijden zo
weinig mogelijk remmen. De storings‐
oorzaak onmiddellijk door een auto‐
werkplaats laten verhelpen als het
verklikkerlicht niet dooft.Controlelampjes DSC u 3 91.
Automatische
niveauregeling
Het niveau van de achterkant van de
auto wordt tijdens het rijden afhanke‐
lijk van de belading automatisch aan‐ gepast. De veerweg en de bodemvrij‐
heid worden verhoogd waardoor het rijgedrag wordt verbeterd.
De automatische niveauregeling
vindt plaats nadat de auto een be‐
paalde afstand heeft afgelegd en is
afhankelijk van de belasting van de auto en de staat van het wegdek.
Bij een storing de auto niet maximaal
beladen. Oorzaak van de storing on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Koplampverstelling 3 111.Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
meer dan 40 km/u opslaan en hand‐
haven. Bij het op- en afrijden van hel‐
lingen zijn afwijkingen van de opge‐
slagen snelheid mogelijk.
Page 149 of 231
Rijden en bediening147
Om veiligheidsredenen kan de cruisecontrol pas worden ingeschakeld na‐
dat het rempedaal eenmaal werd
bediend.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij een automatische versnellingsbak activeert u de cruise control alleen in
de automatische modus.
Controlelamp m 3 95.
Activering
Knop e indrukken; controle‐
lampje m op de instrumentengroep
gaat geel branden. Naar de gewenste
snelheid optrekken, knop - SET in‐
drukken en loslaten. De huidige snel‐ heid wordt opgeslagen en gehand‐
haafd. De controlelamp m brandt
groen. U kunt het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het gas‐
pedaal wordt opnieuw de opgeslagen snelheid aangehouden.
Snelheid verhogen
Bij actieve cruise control, knop
+ RES ingedrukt houden of steeds
knop + RES aantippen: de snelheid
neemt voortdurend of in stappen toe.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door op knop - SET te drukken.
Snelheid verlagen
Bij actieve cruise control, knop - SET
ingedrukt houden of steeds knop
- SET aantippen: de snelheid neemt
voortdurend of in stappen af.Deactivering
Op knop e drukken; contro‐
lelmapje m dooft en de snelheid
neemt langzaam af.
Automatisch uitschakelen: ■ de rijsnelheid is lager dan ca. 45 km/u,
■ als het rempedaal wordt bediend,
■ als het koppelingspedaal wordt be‐
diend,
■ keuzehendel in stand N,
■ de elektronische stabiliteitsregeling
werkt.
Opgeslagen snelheid hervatten
Knop + RES bij een snelheid van
meer dan 45 km/u indrukken. De op‐ geslagen snelheid wordt nu overge‐
nomen.
Opgeslagen snelheid wissen De opgeslagen snelheid wordt gewist
wanneer u knop e indrukt of
de ontsteking uitschakelt.
Page 225 of 231
223
BBagageruimte ........................ 24, 72
Bagageruimte-afdekking .............72
Bagageruimteverlichting ............116
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 189
Bandenreparatieset ...................190
Bandenspanning ...............104, 184
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .......................... 92, 104, 185
Bandenspanningswaarden ........217
Banden verwisselen ...................193
Bedieningsorganen ......................77
Bekerhouders ............................... 60
Bekleding, reinigen .....................203
Beladingsinformatie .....................75
Beslagen lampglazen ................114
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 146
Beveiliging van de auto ................26
Binnenspiegels ............................. 31
Binnenverlichting ...............115, 172
Board-Info-Display .......................96
Bolle vorm .................................... 29
Boordcomputer op Board-Info-Display ..................105
Boordcomputer op Graphic- Info-Display of Colour-Info-
Display ................................... 106Boordgereedschap.....................181
Brandblusser ................................ 74
Brandstof .................................... 149
Brandstoffilter aftappen ...............94
Brandstofmeter ............................ 85
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 152
Brandstof voor benzinemotoren 149
Brandstof voor dieselmotoren ...150
Buitenspiegels .............................. 29
Buitentemperatuur .......................80
Buitenverlichting .........................110
C Car Pass ...................................... 20
Cd-bak .......................................... 59
Centrale vergrendeling ................22
Check-Control............................. 104
Claxon ................................... 14, 78
Conformiteitsverklaring ...............218
Consolenet ................................... 59
Contactslotstanden ....................128
Controlelampen ......................84, 86
Controlelampje aanhanger ..........95
Controle levensduur motorolie .....93
Controle over de auto ................127
Controles .................................... 158
Cruise control ...................... 95, 146D
Dagrijlicht ................................... 112
Dagteller ...................................... 84
Dak ............................................... 34
Dakbelasting ................................. 75
Dakdrager .................................... 75
Dakdragersysteem .......................75
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ....................114, 171
Detectiesystemen .......................148
Diefstalalarmsysteem ............26, 95
Dieselbrandstoffilter ...................165
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 166
Dieselpartikelfilter .........................89
Dimlicht of grootlicht ...........110, 111
Draagsysteem achterzijde ............61
Driepuntsgordel ........................... 44
E
Elektrisch bediende ruiten ...........32
Elektrische aansluitingen .............83
Elektrische handrem ............89, 142
Elektrische handrem defect .........90
Elektrische stoelverstelling ...........40
Elektrische verstelling ..................29
Elektrisch systeem...................... 173
Elektronische rijprogramma's ....136