display OPEL ANTARA 2015 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 157, PDF Size: 2.88 MB
Page 31 of 157

Cd-speler31
Tijdens het afspelen van eenaudio-cd
Na het activeren van de herhaalmo‐
dus wordt de huidige track steeds
weer afgespeeld totdat de herhaal‐
modus weer wordt gedeactiveerd.
Selecteer de knop Herhaal op het
scherm om de herhaalmodus te acti‐ veren of te deactiveren.
Na het activeren van de herhaalmo‐
dus verschijnt Herhaal track op het
display.
Tijdens het afspelen van een mp3-cd
Na het plaatsen van een mp3-cd
klinkt/-en de huidige track of alle
tracks in de momenteel geselec‐
teerde map steeds weer totdat de
herhaalmodus weer wordt gedeacti‐
veerd.
Selecteer de knop Herhaal op het
scherm één of meerdere keren om de modus Herhaal track of Herhaal lijst
te activeren of om de herhaalmodus
te deactiveren.
Afhankelijk van de geactiveerde mo‐
dus verschijnt Herhaal track of
Herhaal lijst op het display.Verkeersberichten (TA)
activeren of deactiveren
Selecteer de knop TA op het scherm
om de ontvangst van verkeersberich‐ ten te activeren of te deactiveren.
Nadere details over de TA-functie
3 25.
Een cd verwijderen Druk op de R-toets.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt verwijderd, wordt hij na enkele secon‐den automatisch weer naar binnen
getrokken.
Page 39 of 157

Navigatie39
Na de invoer van het bestemmings‐
adres of een nuttige plaats (dichtstbij‐ zijnde tankstation, hotel, enz.) wordt
de route berekend vanaf de huidige
locatie tot de geselecteerde bestem‐
ming.
De routebegeleiding wordt voorzien
door gesproken opdrachten en een richtingspijl en met behulp van een
meerkleurige kaartdisplay.
TMC-
verkeersinformatiesysteem en
dynamische routebegeleiding
Het TMC-verkeersinformatiesysteem
ontvangt van de TMC-radiozenders alle actuele verkeersinformatie. Bij
een actieve dynamische routebege‐
leiding wordt deze informatie gebruikt om de hele route te berekenen. Daar‐bij wordt de route zo gepland dat ver‐
keersknelpunten volgens de vooraf
ingestelde criteria worden omzeild.
Is er een actueel knelpunt aanwezig
tijdens een actieve routebegeleiding,
dan vraagt het systeem - afhankelijk
van de vooraf gemaakte instellingen - of de route veranderd moet worden.De TMC-verkeersinformatie wordt op
het kaartscherm met symbolen weer‐
gegeven of verschijnt in het menu
VERKEERSINFO als een gedetail‐
leerde tekst.
Een voorwaarde voor het gebruik van TMC-verkeersinformatie is de ont‐
vangst van TMC-zenders in de rele‐
vante regio.
De dynamische routebegeleiding
werkt alleen bij ontvangst van ver‐
keersinformatie, afkomstig van het
TMC-verkeersinformatiesysteem.
U kunt de dynamische routebegelei‐
ding deactiveren, zie hoofdstuk "Be‐
geleiding" 3 67.
Kaartgegevens
Alle vereiste kaartgegevens zijn op‐ geslagen op een SD Card bij het in‐
fotainmentsysteem.
Nadere beschrijving van het omgaan
met en vervangen van de kaart op de
SD Card, zie hoofdstuk "Kaarten"
3 74.Gebruik
Bedieningselementen en menu's
De belangrijkste bedieningselemen‐
ten en menu's voor het navigatiesys‐
teem zijn de volgende:
MAP-toets en kaartscherm
Druk op de MAP-toets om de kaart
van de huidige locatie en de te volgen
route weer te geven (als routebege‐
leiding actief is).
Page 41 of 157

Navigatie41
Informatie op de kaartweergaveKaart van de huidige locatie weerge‐ven: druk op de MAP-toets.
Routebegeleiding niet actief
Als routebegeleiding niet actief is,
verschijnt de volgende informatie:
■ Op de bovenste regel: informatie over de momenteel actieve audio‐
bron en de huidige tijd.
■ Kaartdisplay van het gebied rond de huidige positie.
De kaart kan op verschillende ma‐ nieren worden getoond: tik op de knop Menu op het scherm en se‐
lecteer de menuoptie Kaartinstellin‐
gen om het menu KAARTINSTEL‐
LINGEN op te vragen, zie "Instel‐
lingen van het kaartscherm" onder‐ staand.
■ Huidige positie aangegeven met een rode driehoek.
■ Straatnaam van huidige positie.
■ Speciale bestemmingen (POI), bijv. tankstations, parkeerterreinen
of restaurants, aangegeven met bij‐
behorende symbolen.
U kunt de weergave van POI's in-/
uitschakelen, zie "Instellingen van
het kaartscherm" onderstaand.
■ Een kompas dat het noorden aan‐ duidt.
■ De schaal van de momenteel ge‐ selecteerde kaart (schaal wijzigen:
draai aan de multifunctionele
knop).Routebegeleiding actief
Als routebegeleiding actief is, ver‐
schijnt de volgende informatie:
■ Op de bovenste regel: informatie over de momenteel actieve audio‐
bron en de huidige tijd.
■ Knop Info op het scherm: tik op
deze knop om de laatste gesproken opdracht te herhalen.
Raak de knop Info op het scherm
gedurende enkele seconden aan
om gesproken begeleiding te acti‐
veren of te deactiveren.
Page 42 of 157

42Navigatie
Na het activeren van gesproken be‐
geleiding verschijnt het knoplabel in
wit, anders in zwart.
Let op
Het activeren/deactiveren van ge‐
sproken begeleiding wordt aange‐
duid met een pieptoon, als de sys‐
teemgeluiden geactiveerd zijn 3 12.
■ Kaartdisplay van het gebied rond de huidige positie.
De kaart kan op verschillende ma‐ nieren worden getoond: tik op de
knop Menu op het scherm en se‐
lecteer de menuoptie Kaartinstellin‐
gen om het menu KAARTINSTEL‐
LINGEN op te vragen, zie "Instel‐
lingen van het kaartscherm" onder‐
staand.
■ Huidige positie aangegeven met een rode driehoek.
■ Route aangegeven met een blauwe
lijn.
■ Eindbestemming aangegeven met een zwarte geblokte vlag.
■ Viapunt (tussenbestemming) aan‐ gegeven met een rode geblokte
vlag.■ Speciale bestemmingen (POI), bijv. tankstations, parkeerterreinen
of restaurants, aangegeven met bij‐
behorende symbolen, zie hoofd‐
stuk "Symbolenoverzicht" 3 76.
U kunt de weergave van POI's in-/
uitschakelen, zie "Instellingen van het kaartscherm" onderstaand.
■ Verkeersincidenten, bijv. files, aan‐
gegeven met bijbehorende symbo‐
len, zie hoofdstuk "Symbolenover‐
zicht" 3 76.
Verkeersincidenten verschijnen al‐
leen op het kaartscherm als dyna‐
mische routebegeleiding geacti‐
veerd is, zie hoofdstuk "Begelei‐
ding" 3 67.
■ Onderaan de kaart: straatnaam van
de huidige positie.
■ Bovenaan de kaart: naam van de straat die na de volgende kruising
moet worden gevolgd.
■ Richtingspijl en afstand tot de vol‐ gende manoeuvre.
Afstandsmaat wijzigen, zie "Instel‐
lingen van het navigatiesysteem"
onderstaand.■ Geschatte aankomsttijd of reste‐ rende reistijd.
Schakelen tussen de aankomsttijd
en de resterende reistijd: tik op de
getoonde tijd.
■ Afstand tot de eindbestemming. Afstandsmaat wijzigen, zie "Instel‐lingen van het navigatiesysteem"
onderstaand.
■ Een kompassymbool dat het noor‐ den aanduidt.
Als het tweedimensionale kaart‐ scherm actief is (zie "Instellingen
van het kaartscherm" onder‐
staand): tik op het kompassymbool
om de weergave van het kaart‐
scherm tussen "noorden boven" en "rijrichting boven" te schakelen.
■ De schaal van de momenteel ge‐ selecteerde kaart (schaal wijzigen:
draai aan de multifunctionele
knop).
Als de automatische zoommodus
actief is (zie "Instellingen van het
kaartscherm" onderstaand): de
schaal van de kaart wordt door het
navigatiesysteem automatisch
Page 48 of 157

48Navigatie
De weergave van TMC-berichten in‐
schakelen
Dynamische navig. op Controle zet‐
ten. Bij een file of andere verkeersin‐
cidenten wordt er een TMC-bericht op het display weergeven.De weergave van TMC-berichten uit‐
schakelen
Zet Dynamische navig. op Uit of
Automatisch . Er worden geen TMC-
berichten op het display weergege‐
ven.
Let op
Functies van de instellingen voor
Dynamische navig. als de routebe‐
geleiding actief is, zie "Instellingen voor kalibratie en begeleiding van de route" in het hoofdstuk "Begeleiding"
3 67.
Gebruikerspecifieke speciale
bestemmingen
Naast de vooraf gedefinieerde speci‐
ale bestemmingen (POI) op de SD
Card van de kaart kunt u naar eigen
keuze gebruikerspecifieke POI's aan‐
maken. U kunt deze gebruikerspeci‐
fieke POI's na het aanmaken down‐
loaden op het infotainmentsysteem.
U kunt twee verschillende typen ge‐
bruikerspecifieke POI's aanmaken:
(1) Bestemmings-POI's : POI's die u
als bestemmingen voor routebegelei‐ ding kunt gebruiken.
U moet voor elke POI de GPS-coör‐
dinaten (de lengte- en breedtegraad)
van de locatie van de POI's en een
beschrijvende naam definiëren.
Na het downloaden van de POI-ge‐
gevens op het infotainmentsysteem
vindt u de naam van de POI (bijv.
"Huis van Michael") in het menu voor
gebruikerspecifieke POI's 3 50. U
kunt de betreffende menuoptie als
bestemming voor routebegeleiding
selecteren.
(2) POI-waarschuwingen : POI's
waarvoor u waarschuwingen wenst
(bijv. zeer scherpe bochten in de
weg), voordat u de betreffende locatie bereikt.U moet voor elke POI de GPS-coör‐
dinaten (de lengte- en breedtegraad)
van de locatie van de POI's en een
beschrijvende waarschuwingsmel‐
ding definiëren.
Na het downloaden van de POI-ge‐
gevens op het infotainmentsysteem,
en als routebegeleiding actief is:
Als de auto de POI-locatie zoals ge‐
definieerd door de GPS-coördinaten
nadert, verschijnt de bijbehorende
waarschuwingsmelding (bijv. "Zeer
scherpe bocht").
Via de menuoptie Afstandswaarsch.
speciale best. in het menu
NAVIGATIE-INSTELLINGEN , zie bo‐
venstaand, kunt u bepalen op welk
punt voorafgaand aan het bereiken
van een gebruikerspecifieke POI de
bijbehorende waarschuwingsmelding
moet verschijnen.
Gebruikerspecifieke POI's aanmaken Voor elk type POI moet u een apart
tekstbestand aanmaken, bijv. via
eenvoudige teksteditorsoftware.
Page 69 of 157

Navigatie69
■Route : opent het menu
ROUTELIJST met alle straten op
de huidige route, zie "Routelijst to‐ nen" onderstaand.
■ Stop routegeleiding : annuleert de
momenteel actieve routebegelei‐
ding.
Als er een extra viapunt (tussenbe‐
stemming) voor de routebegelei‐ ding ingesteld is, vraagt een mel‐ding u te beslissen:
of de routebegeleiding naar zowel
het viapunt als de eindbestemming
moet worden geannuleerd, of,
of de routebegeleiding alleen naar
het viapunt moet worden geannu‐
leerd.
Als de routebegeleiding alleen naar
een viapunt annuleert: het naviga‐
tiesysteem berekent de route auto‐
matisch opnieuw om u naar de eindbestemming te begeleiden.Instellingen voor routeberekening en
-begeleiding
Voorafgaand aan de routebegelei‐
ding, maar ook bij een reeds actieve
routebegeleiding, kunt u diverse cri‐
teria voor het (her)berekenen van de
route en routebegeleiding instellen.
Druk op de NAV-toets en selecteer de
menuoptie Opties om het menu
ROUTEOPTIES op te roepen.
U hebt de volgende menuopties:
■ Dynamische navig. : selecteren als
het navigatiesysteem bij het
(her)berekenen van de route reke‐ ning moet houden met TMC-(ver‐
keers-)berichten, zie hoofdstuk
"Dynamische begeleiding" 3 73.
Beschikbare instellingen:
Uit : bij het berekenen van de route
houdt het systeem geen rekening
met TMC-berichten.
Automatisch : bij het (her)bereke‐
nen van de route houdt het systeem
automatisch rekening met alle
TMC-berichten.
Controle : bij een file of een ander
verkeersincident waarvoor het na‐ vigatiesysteem een TMC-bericht
ontvangt, verschijnt er een bericht:
of het systeem een alternatieve
route naar de bestemming moet berekenen
of
of de eerder berekende route on‐
gewijzigd moet blijven.
De berichten worden op het display
weergegeven, ook als er een audi‐
omodus (bijvoorbeeld AM/FM of
cd) of de telefoonmodus actief is.
Page 79 of 157

Telefoon79
Via een melding wordt u gevraagd
om de pincode "1234" op het
Bluetooth-apparaat in te voeren.
3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie en activeer
vervolgens de detectiemodus (zie
gebruiksaanwijzing van Blue‐
tooth-apparaat).
Op het Bluetooth-apparaat: als de detectiemodus de Bluetooth-mo‐
dule van het infotainmentsysteem
vindt, verschijnt CAR HF UNIT.
4. Op het Bluetooth-apparaat: selec‐
teer CAR HF UNIT en volg de in‐
structies voor het invoeren van de
pincode "1234" op.
5. Op het Bluetooth-apparaat: be‐ vestig de ingevoerde pincode.
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die aangeeft of het koppelen wel of
niet gelukt is.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangeslotenop het infotainmentsysteem wordt dat apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Als de Bluetooth-verbinding niet tot stand komt: herhaal de bovenstaande procedure of raadpleeg de gebruiks‐
aanwijzing van het Bluetooth-appa‐
raat.
Verbinden met een ander
gekoppeld apparaat
1. In het menu BLUETOOTH-
INSTELLINGEN : selecteer menu‐
optie Gekoppeld apparaat kiezen .
Er verschijnt een lijst met alle
Bluetooth-apparaten die momen‐
teel aan het infotainmentsysteem
gekoppeld zijn.
De lijstvermelding van het Blue‐
tooth-apparaat die momenteel
met het infotainmentsysteem ver‐
bonden is, wordt aangeduid met
9 .
2. Kies het gewenste apparaat. 3. Op het Bluetooth-apparaat: indien
niet reeds geactiveerd, activeer
de Bluetooth-functie (zie ge‐
bruiksaanwijzing van Bluetooth-
apparaat).
Op het display van het infotain‐
mentsysteem: na enkele secon‐
den verschijnt er een melding die
aangeeft of de Bluetooth-verbin‐
ding wel of niet tot stand is geko‐
men.
Na het tot stand komen van de Blue‐
tooth-verbinding: als er een ander
Bluetooth-apparaat was aangesloten
op het infotainmentsysteem wordt dat
apparaat nu losgekoppeld van het
systeem.
Page 82 of 157

82Telefoon
■De mobiele telefoon moet op "zicht‐
baar" staan (zie gebruiksaanwij‐
zing van het apparaat).
■ De mobiele telefoon moet aan het infotainmentsysteem gekoppeld
zijn 3 78.
Handsfreemodus activeren
Druk op de I-toets.
Op het display verschijnt het menu
TELEFOON .
Als er zich een mobiele telefoon bin‐
nen bereik van het infotainmentsys‐
teem bevindt met een geactiveerde
Bluetooth-functie en aan het infotain‐
mentsysteem gekoppeld is 3 78, ver‐
schijnt na een paar seconden het on‐
derstaande menuscherm.
Let op
Als het menuscherm Geen telefoon
aangesloten niet verdwijnt, contro‐
leert u of de Bluetooth-functie van
uw mobiele telefoon geactiveerd is
en of deze aan het Infotainmentsys‐
teem gekoppeld is 3 78. Menu
BLUETOOTH-INSTELLINGEN op‐
vragen: selecteer de knop Verbind.
op het scherm.De mobiele telefoon is nu via Blue‐
tooth verbonden met het infotain‐
mentsysteem en de handsfreemodus is geactiveerd.
Veel functies van de mobiele telefoon
werken nu via het menu TELEFOON
(en bijbehorende submenu's) en via
de telefoonspecifieke knoppen op het
stuurwiel, zie "Bedieningselementen
voor de telefoon" bovenstaand en
3 9.
Het kan enige tijd duren totdat de
knoppen Tel.boek en Bellijstn. op het
scherm selecteerbaar zijn, omdat te‐
lefoonboek- en bellijstgegevens van
de mobiele telefoon worden overge‐
dragen naar het infotainmentsys‐
teem.
Nadere informatie hierover, zie "Te‐
lefoonboek instellen" onderstaand.
Telefoongesprek initiërenHet telefoonboek gebruiken
In het telefoonboek worden contacten met naam het telefoonnummer opge‐
slagen.
Page 94 of 157

94InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............94
Antidiefstalfunctie ......................... 95
Overzicht ...................................... 96
Bediening ..................................... 99
Geluidsinstellingen ....................106
Volume-instellingen ...................107Algemene aanwijzingen
Het infotainmentsysteem biedt u eer‐
steklas infotainment voor in uw auto.
De radio heeft negen geheugenposi‐
ties voor het automatisch opslaan van zenders voor elk frequentiebereik:
FM, AM en DAB (indien beschikbaar).
De geïntegreerde audiospeler onder‐ houdt u met audio- en MP3-cd’s.
U kunt ook externe gegevensopslag‐
apparaten, zoals een iPod, MP3-spe‐
ler of USB-stick of een draagbare cd-
speler als externe audiobron op het
Infotainmentsysteem aansluiten.
U heeft toegang tot de boordcompu‐
ter via het Infotainmentsysteem.
Raadpleeg het Instructieboekje bij uw auto voor nadere details.
De digitale soundprocessor biedt u di‐ verse standaard equalizerinstellingen
waarmee u het geluid kunt optimali‐
seren.
Eventueel kunt u het Infotainmentsys‐
teem met de knoppen op het stuur‐
wiel bedienen.Het Infotainmentsysteem kan ook
worden uitgerust met een mobiele te‐ lefoonportaal.
Door het goeddoordachte design van de bedieningselementen en de hel‐
dere displays kunt u het systeem ge‐
makkelijk en intuïtief bedienen.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies. Be‐
paalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties, gel‐
den vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het infotainment-systeem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel uw auto aan
Page 99 of 157

Inleiding99BedieningBedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
multifunctieknoppen en op het display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
■ de centrale bedieningseenheid op het instrumentenpaneel 3 96
■ knoppen op het stuur 3 96.
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk de e-knop kort in.
De laatst ingestelde audiobron wordt afgespeeld.
In- en uitschakelen met de
contacttoets (inschakelautomaat)
Bij een geactiveerde inschakelauto‐
maat kan het Infotainmentsysteem ook met het contact uit- en opnieuw
ingeschakeld worden.Deze verbinding tussen de radio en
het contact is vooringesteld in de fa‐
briek, maar kan worden uitgescha‐
keld.
■ Als de automatische schakelaar uit‐
geschakeld is, kan het Infotain‐
mentsysteem alleen ingeschakeld
worden met de e-schakelaar en
met de j-knop voor uitwerpen van
cd en uitgeschakeld met de e-
knop.
■ Als het Infotainmentsysteem wordt uitgeschakeld wanneer het contact
wordt uitgezet, ongeacht de huidige
instelling van de automatische in‐
schakeling, kan het alleen inge‐
schakeld worden met de e-knop
en met de j-knop voor uitwerpen
van cd.
■ De automatische start wordt altijd geactiveerd nadat het infotainment‐systeem van de bedrijfsspanning
werd losgekoppeld en weer aange‐
sloten.
Inschakelautomaat in-/uitschakelen
Druk op de SETTINGS-knop in het
hoofdmenu.Het systeem- Instellingen -menu ver‐
schijnt.
Aantikvak inschakelautomaat aan/
uitzetten.
Aangezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht "Radio
aan-/uitzetten via inschakelauto‐
maat".
Uitgezet: aan de rechterkant van het
display verschijnt het bericht: "Radio
alleen aanzetten via AAN/UIT-knop".
Automatisch uitschakelen
Het Infotainmentsysteem zet zichzelf
na één uur automatisch uit als u het
aanzet terwijl het contact uitstaat.
Volume instellen
Draai aan de e-knop.
■ Het Infotainmentsysteem speelt met het laatst ingestelde volume,
op voorwaarde dat het volume la‐
ger was dan het maximale inscha‐
kelvolume 3 107.