OPEL ANTARA 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2017.5Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 101 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen99●Contrast
● Dag / Nacht
● Ontstekingslogica
Tijd en datum instellen
Bij het navigatiesysteem worden
datum en tijd bij ontvangst van een
GPS-satellietsignaal automatisch
ingesteld. Als de weergegeven tijd en
de plaatselijke tijd niet overeenko‐
men, kan de eerste via een RDS-tijds‐ ignaal handmatig of automatisch
worden aangepast.
Sommige RDS-zenders zenden geen correct tijdsignaal uit. In dergelijke
gevallen de automatische tijdsyn‐
chronisatie uitschakelen en de tijd
handmatig instellen.
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie Tijd, Datum van het
menu Instellingen selecteren. Nu
verschijnt het menu. De vereiste
menu-items selecteren en de gewen‐
ste instelling kiezen.
Voor het gelijkstellen van de tijd met
RDS: menu-item Autom. tijdsynchro‐
nisatie in het menu Tijd, Datum selec‐
teren. Het vakje vóór Autom. tijdsyn‐
chronisatie wordt aangevinkt.Taal instellen
Voor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de
displaymeldingen worden getoond.
Selecteer de menuoptie Taal in het
menu Instellingen . De beschikbare
talen worden weergegeven.
Page 102 of 231

100Instrumenten en bedieningsorganen
De gewenste taal kiezen. De keuze
wordt aangeduid door een 6 voor de
menuoptie.
Bij systemen met gesproken aanwij‐
zingen verschijnt na de wijziging van
de taalinstelling op het display de vraag of de meldingstaal ook moet
worden gewijzigd, zie handleiding
Infotainment.
Maateenheden instellen
Selecteer de menuoptie Units in het
menu Instellingen . De lijst met moge‐
lijke eenheden wordt getoond. De
gewenste eenheid selecteren.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Contrast (Graphic-Info-Display)
aanpassen
Selecteer de menuoptie Contrast in
het menu Instellingen . Nu verschijnt
het menu. De gewenste instelling bevestigen.
Displaymodus instellen
Het display kan aan het omgevings‐
licht worden aangepast:
Selecteer de menuoptie Dag / Nacht
in het menu Instellingen. De moge‐
lijkheden worden getoond.
Automatisch ; Aanpassing afhankelijk
van de verlichting van de auto.
Page 103 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen101Altijd dag design; zwarte of gekleurde
tekst op een lichte achtergrond.
Altijd nacht design ; witte of gekleurde
tekst op een donkere achtergrond.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Ontstekingslogica
Zie handleiding bij het infotainment.Boordinformatie
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐ riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Bij bedienen van de richtingaan‐ wijzers.
● Als de auto rijdt en de elektrische
handrem wordt aangetrokken
3 145.
● Bij het loszetten van de elektri‐ sche handrem zonder op het
rempedaal te trappen 3 92.
● Bij een storing in het remsysteem
3 86.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent 3 151.● Tijdens het automatisch zelf
reinigen van het roetfilter 3 131.
● In auto's met een snelheidswaar‐
schuwing, bij een snelheid van
meer dan 120 km/u 3 92.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Page 104 of 231

102Instrumenten en bedieningsorganenBandenspanning
Check-Control
Bij het registreren van een te lage
spanning bij auto's met een banden‐
spanningscontrolesysteem verschijnt
de betreffende informatie op het
Info-Display.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren.
Bandenspanningswaarden controle‐
ren 3 186, 3 217.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band precies moet worden
gecontroleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers in gevaar te brengen.Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 195,
3 198.
Bandenspanningscontrolesysteem 3 187.
Tripcomputer
Boordcomputer op Board-Info-Display
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden. Toegang krijgen tot de autogegevens in de boordcompu‐
ter: de BC-toets op het "Infotain‐
ment"-systeem of het linker kartelwiel
op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in
verkorte vorm op het beeldscherm.
Zodra er een functie is geselecteerd,
worden de volgende rijen van de
boordcomputerfunctie weergegeven.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
● Momentaan verbruik
● Gemiddeld verbruik
● Absoluut verbruik
● Gemiddelde snelheid
● Afgelegde weg
● Actieradius
● Chronometer
Page 105 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen103Board-Info-Display 3 93.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
De weergave wisselt snelheidsafhan‐ kelijk:
Weergave in
l/h:minder dan
13 km/uWeergave in
l/100 km:meer dan 13 km/u
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Absoluut verbruik
Weergave van verbruikte brandstof.
De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐ heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgeschakeld contact worden niet meegerekend.
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het huidige verbruik berekend. Op het displayverschijnen gemiddelde waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.Als met de brandstof in de tank
minder dan 50 km kan worden gere‐ den, verschijnt de waarschuwing
Actieradius op het display.
Als met de brandstof in de tank
minder dan 30 km kan worden gere‐
den, verschijnt de waarschuwing
Tanken svp. op het display.
Bevestig de menuoptie 3 93.
Boordcomputergegevens
terugstellen
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren en terugzetten met het
linker kartelwiel op het stuurwiel of de
knop OK op het "Infotainment"-
systeem.
Page 106 of 231

104Instrumenten en bedieningsorganenChronometer
Met behulp van de pijltjestoetsen:
Starten: met pijltje naar links menu‐
optie Start selecteren en op de knop
OK drukken voor starten/stoppen.
Terugzetten: met pijltje naar links
menuoptie Reset selecteren en op de
knop OK drukken.
Met het linker kartelwiel op het stuur‐
wiel:
Starten: menuoptie Start selecteren
en indrukken voor starten/stoppen.
Terugzetten: menuoptie Reset selec‐
teren en indrukken om opdracht te
bevestigen.
Onderbreking van de voeding
Als de voeding werd onderbroken ofde accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Boordcomputer op Graphic-
Info-Display of Colour-Info- Display
De boordcomputer verstrekt rijgege‐
vens die voortdurend worden verza‐
meld en elektronisch verwerkt. De
hoofdpagina van de boordcomputer
geeft informatie over rijbereik, gemid‐ deld verbruik en momentaan
verbruik.
Andere boordcomputergegevens
weergeven: De BC-toets op het "Info‐
tainment"-systeem indrukken en het menu Boordcomputer op het beeld‐scherm selecteren.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 96.
Actieradius
Page 107 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen105De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het huidige
verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als met de brandstof in de tank
minder dan 50 km kan worden gere‐
den, verschijnt de waarschuwing
Actieradius op het display.
Als met de brandstof in de tank
minder dan 30 km kan worden gere‐
den, verschijnt de waarschuwing
Tanken svp. op het display.
Bevestig de menuoptie 3 96.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
De weergave wisselt snelheidsafhan‐ kelijk:Weergave in
l/h:minder dan
13 km/uWeergave in
l/100 km:meer dan 13 km/u
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgeschakeld
contact worden niet meegerekend.
Absoluut verbruik Weergave van verbruikte brandstof.
De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Boordcomputergegevens
terugstellen
In het menu Boordcomputer BC 1 of
BC 2 selecteren.
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren en terugzetten met het
linker kartelwiel op het stuurwiel of de
knop OK op het "Infotainment"-
systeem.
Page 108 of 231

106Instrumenten en bedieningsorganen
Voor het resetten van alle informatie
van een boordcomputer, de menu‐
optie Alle waarde selecteren. Na het
terugzetten verschijnt "- - -" voor de geselecteerde boordcomputerinfor‐
matie. Na korte tijd verschijnen de
opnieuw berekende waarden.
Chronometer
Selecteer de menuoptie Timer in het
menu Boordcomputer . Het menu
Timer wordt weergegeven.
Om te starten, de menuoptie Start
selecteren. Voor het terugzetten de
menukeuzemogelijkheid Reset
kiezen.
In het menu Opties kan de gewenste
weergave voor de chronometer
worden geselecteerd:
Rijtijd zonder stops : de tijd dat de auto
in beweging is, wordt gemeten. Met
stilstandtijden wordt geen rekening
gehouden.
Rijtijd met stops : de tijd dat de auto in
beweging is, wordt gemeten. Dit is
inclusief de tijd dat de auto met de
sleutel in het contactslot stilstaat.
Reisduur : tijd meten tussen het hand‐
matig inschakelen met behulp van
Start en het handmatig uitschakelen
met behulp van Reset.
Onderbreking van de voeding Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Page 109 of 231

Verlichting107VerlichtingRijverlichting.............................. 107
Lichtschakelaar .......................107
Automatische verlichting .........108
Grootlicht ................................. 108
Lichtsignaal ............................. 108
Koplampverstelling ..................108
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 109
Dagrijlicht ................................. 109
Alarmknipperlichten .................109
Richtingaanwijzers ..................110
Mistlampen voor ......................110
Mistachterlichten .....................111
Parkeerlichten ......................... 111
Achteruitrijlichten .....................111
Beslagen lampglazen ..............112
Binnenverlichting .......................112
Regelbare instrumentenverlichting .........112
Bagageruimteverlichting ..........113
Leeslampen ............................. 114
Verlichting zonneklep ..............114
Verlichtingsfuncties ....................114
Instapverlichting ......................114Uitstapverlichting .....................114
Ontlaadbeveiliging accu ..........115Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting:
De koplampen worden auto‐ matisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het
omgevingslicht7:uit (of deactivering van de
automatische verlichting)8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of grootlicht
Controlelamp C 3 92.
Page 110 of 231

108VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht/grootlicht en de zijmarke‐ ringslichten.
Automatische verlichting
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting als de motor draait,
gaat het dimlicht afhankelijk van het
omgevingslicht branden.
Om veiligheidsredenen moet de licht‐
schakelaar altijd in stand AUTO blij‐
ven.
Voor een goede werking van de auto‐ matische verlichting, de lichtsensor
boven op het instrumentenbord niet
bedekken.
Rijden in het buitenland 3 109.
Door de ruitenwisser
geactiveerde verlichting
Wanneer de lichtschakelaar in de
AUTO -stand staat en de ruitenwis‐
sers 8 slagen of meer maken, licht de
rijverlichting automatisch op.
Grootlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om te
schakelen, duwt u tegen de hendel.
Weer aan de hendel trekken om het
dimlicht in te schakelen.
Controlelamp C 3 92.
Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendel naar u toe te trekken.
Koplampverstelling Handmatig instellen
koplampreikwijdte ?