OPEL ASTRA J 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2017Pages: 303, PDF Size: 8.18 MB
Page 91 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen89KnippertEen richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 216, zeke‐
ringen 3 230.
Richtingaanwijzers 3 126.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood wanneer de
stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Airbag en gordelspanners v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact brandt de controlelamp ca. vier
seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na vier seconden of licht
deze tijdens het rijden op, dan is er
een storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De
airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 49, 3 52.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact ongeveer 60 seconden.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 54.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Page 92 of 303

90Instrumenten en bedieningsorganenBrandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie g brandt geel.
Er wordt bovendien een waarschu‐
wingstekst of een waarschuwings‐
code weergegeven.
De auto heeft een onderhoudsbeurt
nodig.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Boordinformatie 3 102.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is te laag 3 213.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 156.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te
zetten 3 156.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop/Start-systeem 3 145.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 18,
3 144.
Page 93 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen91Bij sommige versies verschijnt het
bericht Pedaal intrappen op het
Driver Information Center 3 102.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt Elektrische handrem is aangetrokken
3 156.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem defect j brandt of knippert geel.Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐ maal 3 156.
Knippert
Elektrische handrem staat in de servi‐ cemodus. Stop de auto, trek de elek‐
trische handrem aan en zet deze los
om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 155.
Opschakelen [ brandt groen als een controlelamp
of verschijnt als een symbool R met
het nummer van een naasthogere versnelling op het Driver Information
Center wanneer opschakelen omwille
van het brandstofverbruik wordt
aanbevolen.
Bij sommige versies verschijnt de ingeschakelde versnelling als pop-up
op het Driver Information Center.
Rijhulp EcoFlex 3 105.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het
systeem. De controlelamp gaat uit
wanneer het systeem is afgekoeld.
Stop-startsysteem 3 145.
Page 94 of 303

92Instrumenten en bedieningsorganenGaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
Lane Departure Warning ) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
ofStoringen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 180.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 159, Traction Control-
systeem (TC) 3 158.
Traction Control-systeem
UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Page 95 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen93Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder 2000 omw/min dalen.
Brandt Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 149, Stop-startsysteem
3 145.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na
60–90 seconden brandt de controle‐
lamp continu. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 210.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Page 96 of 303

94Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Katalysator 3 150.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 215.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd # brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Rijverlichting 8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 119.Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is of tijdens een lichtsignaal 3 121 of
wanneer het grootlicht aan is met
grootlichtassistentie of intelligent
verlichtingssysteem 3 123.
Grootlichtassistentie
l brandt groen.
De grootlichtassistentie of het intelli‐
gent verlichtingssysteem is geacti‐
veerd 3 121, 3 123.
Adaptive Forward Lighting f brandt of knippert geel.
Brandt Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐
trisch dimlicht.Controlelamp f knippert na het
inschakelen van de ontsteking onge‐
veer vier seconden om u eraan te
herinneren dat het systeem is geacti‐ veerd 3 122.
Automatische verlichting 3 120.
Mistlamp > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 127.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 127.
Niveau sproeiervloeistof te laag
G brandt geel.
Het niveau van de sproeiervloeistof is
te laag.
Sproeiervloeistof 3 212.
Page 97 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen95Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 163.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Adaptieve cruise control is actief.
Adaptieve cruise control 3 167.
Voorligger gedetecteerd A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook gedetecteerd.Adaptieve cruise control 3 167, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 174.
Portier open h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.Informatiedisplays
Driver Information Center Het bestuurdersinformatiecentrum zit
op de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller.
Het wordt geleverd als Midlevel-
display of Uplevel-Combi-display.
Midlevel-Display bevat:
● dagteller algemeen
● dagteller
● een aantal controlelampen
● boordinformatie
Page 98 of 303

96Instrumenten en bedieningsorganen● informatiemenu dagteller/brand‐stof
● boordinformatie, in de vorm van cijfercodes 3 102.
In het Uplevel-combi-display kunnen
via MENU menupagina's worden
geselecteerd. Menusymbolen
verschijnen op de bovenste regel van
het display:
● X Informatie- menu voertuig
● W Informatiemenu dagteller/
brandst.
● s Informatiemenu ECO
● C Menu prestaties
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐ stand. Sommige functies zijn alleenonderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Opgeslagen instellingen 3 23.
Menu’s en functies selecteren
U selecteert de menu’s en functies
met de knoppen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Page 99 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen97Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op MENU om de Informatie-
menu voertuig te selecteren of selec‐
teer X op het Uplevel-Combi-
display.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te kiezen. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
Volg de instructies in de submenu’s.
Afhankelijk van de versie kunnen
mogelijke submenu's zijn:
● Eenheid : U kunt de eenheden op
de displays veranderen.
● Bandenspanning : Controleert de
bandenspanning van alle banden
onder het rijden 3 239.
● Bandenbelasting : Selecteer de
bandenspanningscategorie
volgens de huidige werkelijke
bandenspanning 3 239.
● Resterende levensduur olie :
Geeft aan wanneer de motorolie
ververst en het filter vervangen
moet worden 3 85.
● Snelheidswaarschuwing : Bij
overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet klinkt een
geluidssignaal.
● Verkeersbordherkenning : Geeft
waargenomen verkeersborden tijdens het huidige traject weer.
3 189
● Volgafstand : Toont de afstand tot
een voorligger 3 177.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐ ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Page 100 of 303

98Instrumenten en bedieningsorganenInformatiemenu dagteller/
brandst.
Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te kiezen. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
● dagteller 1
● dagteller 2
● digitale snelheid
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn alleen beschikbaar op auto's met
Uplevel-Combi-display.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door met het contact aan
op de resetknop tussen de snelheids‐
meter en het Driver Information
Center te drukken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 105.
Informatiemenu ECO Druk op MENU om s op de boven‐
ste regel van het Uplevel-Combi-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te kiezen. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.Submenu's zijn:
●Schakelindicatie : De huidige
versnelling wordt aangegeven
binnen een pijl. Het cijfer erboven
geeft aan dat de bestuurder
omwille van het brandstofver‐
bruik moet opschakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aange‐
geven op een segmentdisplay.
Voor zuinig rijden past u uw rijei‐
genschappen aan om de volle
segmenten binnen het ECO-
gebied te houden. Hoe meer segmenten er gevuld zijn, hoe
hoger het brandstofverbruik.