OPEL ASTRA J 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2017Pages: 303, PDF Size: 8.18 MB
Page 71 of 303

Opbergen69Vloerafdekking
bagageruimte
Vloerafdekplaat achter, 3-deurs
hatchback
De afdekking laadruimte kan worden
opgetild. De lus in de haak op de onderzijde van de afdekking van de
laadruimte haken.
Voorzichtig
Gebruik de haak alleen voor het ophangen van de vloerafdekplaat
en de in hoogte verstelbare afdek‐ king.
In de hoogte verstelbare
afdekking, 3-deurs hatchback
De in hoogte verstelbare afdekking
kan in drie posities worden geplaatst:
● direct boven de vloerafdekplaat (1 )
● in de middelste stand ( 2)
● in de bovenste stand ( 3)
Voorzichtig
Zorg ervoor dat voor- en achter‐
zijde van de in hoogte verstelbare
afdekking op hetzelfde niveau
worden bevestigd.
Hoger plaatsen
Om de afdekking in een hogere stand te zetten moet de lus naar achteren
getrokken worden en de achterrand van de afdekking op de overeenkom‐
stige steunen getild worden.
Page 72 of 303

70OpbergenLager plaatsen
Om de afdekking omlaag te brengen
moet het bandje naar achteren
worden getrokken en het gedeelte
middenvoor van de afdekking tegelij‐ kertijd omlaaggeduwd worden.
Voorzichtig
In auto's uitgerust met een
subwoofer mag de in hoogte
verstelbare afdekking niet in de
laagste stand (1) worden
geplaatst. Hierdoor zou de
subwoofer kunnen beschadigen.
Let op
● Bij plaatsing in stand 2 of 3, kan
de ruimte tussen de vloerafdek‐
plaat en de in hoogte verstelbare afdekking als bergruimte wordengebruikt.
● De in hoogte verstelbare afdek‐ king kan worden opgetild en met
een band worden vastgehaakt
als deze in stand 1 of 2 wordt
geplaatst.
● Bij plaatsing in stand 2 wordt een
vrijwel vlakke laadvloer
gecreëerd indien de rugleunin‐
gen van de achterbank voorover
zijn geklapt.
● Het openen van de zijdeksels (bijv. voor het vervangen van een
gloeilamp van de achterverlich‐
ting) is alleen mogelijk met de in
hoogte verstelbare afdekking in
stand 1 of 2.Voorzichtig
De in hoogte verstelbare afdek‐
king kan een gewicht dragen van
maximaal 100 kg.
Sjorogen
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
U kunt alleen bij de sjorogen als de
vloerafdekking van de bagageruimte
in de laagste stand staat 3 69.
Page 73 of 303

Opbergen71Gevarendriehoek
3-deurs hatchback
Berg de gevarendriehoek op in de
ruimte achter de spanband aan de
rechterkant van de bagageruimte.
4-deurs notchback
Leg de gevarendriehoek in de uitspa‐ ring links in de bagageruimte.
Verbanddoos
3-deurs hatchback
Berg de verbanddoos op in de
opbergruimte achter de gevarendrie‐
hoek.
De uitsparingen gebruiken om de afdekking neer te klappen.
Afhankelijk van de uitrusting kan de verbanddoos in de opbergruimte
achterin zijn opgeslagen 3 68.
Page 74 of 303

72Opbergen4-deurs notchback
Berg de verbanddoos op achter het
gaasnet aan de rechterkant van de
bagageruimte.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade adviseren wij het voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Neem
contact op met uw werkplaats voor
meer informatie.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dakdra‐ gersysteem verwijderen wanneer het
niet wordt gebruikt.
Dakdrager installerenGebruik een munt om de afdekking
los te maken van elk bevestigings‐
punt.
Page 75 of 303

Opbergen73Beladingsinformatie
●Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleren of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn
vergrendeld. Bij stapelbare voor‐
werpen de zwaarste voorwerpen
onderop leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 70.
Bevestig de in hoogte verstelbare afdekking in de laagste stand (1)
3 69.
● Gebruik de vier haken op de
zijwanden van de bagageruimte
voor het ophangen van draagtas‐
sen. Maximale belasting: 5 kg per haak.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om glijden
tegen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren
geklapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op de bagageruimte- afdekking of op het instrumenten‐
paneel en dek de sensor boven
op het instrumentenpaneel niet
af.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet
belemmeren. Geen losse voor‐
werpen in het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 267) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
Page 76 of 303

74Opbergendoor het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 75 kg.
De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 77 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen75Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................76
Stuurwielverstelling ...................76
Stuurbedieningsknoppen ...........76
Verwarmd stuurwiel ...................76
Claxon ....................................... 77
Wis-/wasinstallatie voorruit ........77
Wis-/wasinstallatie achterruit .....79
Buitentemperatuur .....................79
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Aansteker .................................. 82
Asbakken ................................... 82
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Instrumentengroep ....................83
Snelheidsmeter ......................... 83
Kilometerteller ........................... 83
Dagteller .................................... 83
Toerenteller ............................... 83
Brandstofmeter .......................... 84
Brandstofkeuzeschakelaar ........84
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 85
Service-display .......................... 85Controlelampen......................... 86
Richtingaanwijzer ......................88
Gordelverklikker ........................89
Airbag en gordelspanners .........89
Airbag-deactivering ...................89
Laadsysteem ............................. 89
Storingsindicatielamp ................90
Service-indicatie ........................90
Rem- en koppelingssysteem .....90
Pedaal intrappen .......................90
Elektrische handrem ..................91
Elektrische handrem defect .......91
Antiblokkeersysteem (ABS) .......91
Opschakelen ............................. 91
Stuurbekrachtiging ....................91
Lane Departure Warning ...........92
Ultrasoonparkeerhulp ................92
Elektronische stabiliteitsregeling UIT .............92
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....92
Traction Control-systeem UIT ...92
Voorverwarming ........................92
Roetfilter .................................... 92
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 93
Motoroliedruk ............................. 93
Te laag brandstofpeil .................93
Startbeveiliging .......................... 94
Motorvermogen verminderd ......94Rijverlichting .............................. 94
Grootlicht ................................... 94
Grootlichtassistentie ..................94
Adaptive Forward Lighting .........94
Mistlamp .................................... 94
Mistachterlicht ........................... 94
Niveau sproeiervloeistof te laag ........................................... 94
Cruise control ............................ 95
Adaptieve cruise control ............95
Voorligger gedetecteerd ............95
Portier open ............................... 95
Informatiedisplays ........................95
Driver Information Center ..........95
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 100
Regeleenheid smartphone ......102
Boordinformatie ......................... 102
Geluidssignalen .......................104
Batterijspanning .......................105
Tripcomputer .............................. 105
Persoonlijke instellingen ............108
Telematicaservice ......................112
OnStar ..................................... 112
ERA GLONASS .......................116
Page 78 of 303

76Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het infotainment-systeem, de
cruise control en een gekoppelde mobiele telefoon bedienen met de
knoppen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 163.
Verwarmd stuurwiel
Druk op * om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
doordat de LED in de toets brandt.
Page 79 of 303

Instrumenten en bedieningsorganen77De gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm
en worden warmer dan de overige
gedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 145.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag
Page 80 of 303

78Instrumenten en bedieningsorganenAutomatische wisfunctie met
regensensorINT:automatische wisfunctie met
regensensor
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwisser aan.
Als de wisfrequentie hoger is dan 20 seconden beweegt de ruitenwis‐serarm lichtjes naar beneden tot de
uitgangsstand.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Draai aan het stelwiel om de gevoe‐
ligheid in te stellen:
lage gevoelig‐
heid:draai het stelwiel
omlaaghoge gevoelig‐
heid:draai het stelwiel
omhoog
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruit- en koplampsproeiers