OPEL ASTRA K 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ASTRA K, Model: OPEL ASTRA K 2016.5Pages: 307, PDF Size: 8.86 MB
Page 221 of 307

Rijden en bediening219Zo niet, dan moet de kogelstang vóór
plaatsing op spanning worden ge‐
bracht:
● Ontgrendel de kogelstang door de sleutel naar stand c te
draaien.
● Trek de draaiknop uit en draai deze zo ver mogelijk naar rechts.
Plaatsing van de kogelstang
Plaats de gespannen kogelstang in
de opening en druk de stang krachtig
omhoog totdat deze hoorbaar vast‐
klikt.
De draaiknop schiet terug naar zijn oorspronkelijke stand en rust recht‐
streeks op de kogelstang.
9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Ver‐
wijder de sleutel en sluit de bescher‐
mende klep.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Controleren of de kogelstang correct
gemonteerd is
● De groene markering op de draaiknop moet naar de groene
markering op de kogelstang wij‐
zen.
● Tussen de draaiknop en de ko‐ gelstang mag geen ruimte zitten.
Page 222 of 307

220Rijden en bediening● De kogelstang moet stevig in deopening vastzitten.
● De kogelstang moet vergrendeld zijn en de sleutel verwijderd.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is al‐
leen toegestaan bij een correct ge‐ monteerde kogelstang. Als u de
kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Demontage van de kogelstang
Open de beschermende klep en draai
de sleutel naar stand c om de kogel‐
stang te ontgrendelen.
Trek de draaiknop uit en draai deze
zo ver mogelijk naar rechts. Trek de
kogelstang er naar beneden toe uit.
Plaats de dop in de opening.
Klap de aansluitdoos weg.
Plaats bij de Sports Tourer de afdek‐
plaat in de achterbumper zoals op de
afbeelding is weergegeven.
Berg de trekstang op in de zak en zet
de zak met de band vast aan het ach‐ terste sjoroog rechts. Wikkel de band
twee keer om de zak en trek de band aan om de zak vast te zetten.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto/
aanhangercombinatie afgeremd tot‐
dat de slingerbeweging stopt. Wan‐
neer het systeem actief is, moet u het
stuurwiel zo stil mogelijk houden.
Page 223 of 307

Rijden en bediening221Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐ ling 3 185.
Page 224 of 307

222Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................223
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 223
Auto stallen .............................. 223
Verwerking van sloopauto .......224
Controle van de auto .................224
Werkzaamheden uitvoeren .....224
Motorkap ................................. 224
Motorolie .................................. 225
Koelvloeistof ............................ 226
Sproeiervloeistof ......................227
Remmen .................................. 227
Remvloeistof ............................ 227
Accu ........................................ 228
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 230
Wisserblad vervangen .............230
Gloeilamp vervangen .................231
Halogeenkoplampen ...............231
Mistlampen .............................. 233
Achterlichten ............................ 233
Zijrichtingaanwijzers ................239
Kentekenverlichting .................240Binnenverlichting .....................241
Instrumentenverlichting ...........241
Elektrisch systeem .....................241
Zekeringen .............................. 241
Zekeringenkast in motorruimte 242
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................244
Zekeringenkast in bagageruimte ......................... 246
Boordgereedschap ....................248
Gereedschap ........................... 248
Velgen en banden .....................249
Winterbanden .......................... 249
Aanduidingen op banden ........249
Bandenspanning .....................250
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 251
Profieldiepte ............................ 255
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 256
Wieldoppen ............................. 256
Sneeuwkettingen .....................256
Bandenreparatieset .................257
Wiel verwisselen ......................260
Reservewiel ............................. 262
Starthulp gebruiken ...................265
Trekken ...................................... 267
Auto slepen ............................. 267
Andere auto slepen .................268Verzorging van uiterlijk ..............269
Verzorging exterieur ................269
Verzorging interieur .................271
Page 225 of 307

Verzorging van de auto223Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor an‐
dere onderdelen kunnen wij – ook als deze door autoriteiten of anderszins
zijn goedgekeurd – niet beoordelen of deze betrouwbaar zijn en er evenmin
garant voor staan.
Geen aanpassingen in het elektrische systeem aanbrengen, zoals wijzigin‐
gen in de elektronische regeleenhe‐
den (chip-tuning).Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een ta‐ kelwagen kunnen de spatlappen
beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en con‐ serveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed ge‐ ventileerde ruimte parkeren. Eer‐ste versnelling of achteruitver‐
snelling inschakelen of keuze‐
hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Page 226 of 307

224Verzorging van de autoVerwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk uit‐
sluitend over aan een erkend autode‐ montagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 227 of 307

Verzorging van de auto225
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
Motorkapsteun vastzetten.
Als de motorkap wordt geopend tij‐
dens een Autostop, wordt de motor om veiligheidsredenen automatischherstart.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐ kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de mo‐
torkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Contro‐
leer of de gebruikte olie de juiste spe‐ cificatie heeft. Aanbevolen olie en
smeermiddelen 3 273.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens vijf
minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende oliepeilstokken ge‐
bruikt.
Page 228 of 307

226Verzorging van de autoWanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 287.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C. In koude streken
met zeer lage temperaturen biedt de
af-fabriek bijgevulde koelvloeistof
vorstbescherming tot ca. -37 °C.Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Page 229 of 307

Verzorging van de auto227
Bij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk ver‐
vangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof
9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 230 of 307

228Verzorging van de auto
De remvloeistof moet tussen merkte‐
kens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 273.
Accu
De accu bevindt zich in de bagage‐
ruimte, onder de vloerplaat van de ba‐
gageruimte achter de achterbank.
Vloerplaat van de bagageruimte
3 84.
In de motorruimten zijn aansluitpun‐
ten aangebracht voor het starten met
hulpstartkabels.
Starthulp gebruiken 3 265.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het ge‐
bruik van onnodige elektrische ver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier we‐ ken achtereen stilstaat, kan de accu
ontladen raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐ keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 149.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.