OPEL CASCADA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: CASCADA, Model: OPEL CASCADA 2014Pages: 255, PDF Size: 7.39 MB
Page 161 of 255

Rijden en bediening159
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli‐
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de weer‐
stand heen in te trappen.
De snelheidslimiet knippert in het Dri‐ ver Information Centre en, afhankelijkvan de auto, klinkt er ook een geluids‐
signaal.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het be‐ reiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Uitschakelen
Druk op de knop y: snelheidsbe‐
grenzer is gedeactiveerd en de snel‐
heid van de auto is niet meer be‐
grensd.
De snelheidslimiet wordt opgeslagen
en een bijbehorend bericht verschijnt
in het driver information center.
Snelheidslimiet hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+. De op‐
geslagen snelheidslimiet wordt be‐
reikt.
Uitschakelen
Druk op de knop L, de snelheidsli‐
miet in het Driver Information Centre dooft. De opslagen snelheid wordt
gewist.Door via de knop m de cruise control
te activeren of door het contact uit te
schakelen wordt de snelheidsbegren‐
zer ook gedeactiveerd en de opge‐
slagen snelheid gewist.
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken. Als
een voorligger te snel nadert, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er
een waarschuwing in het Driver Infor‐
mation Centre.
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐
bruikt het camerasysteem in de voor‐ ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 m direct
voor u bevinden.
Page 162 of 255

160Rijden en bediening
Het groene symbool voorligger gede‐tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft geconstateerd. De voorwaarde
is dat de frontaanrijdingswaarschu‐
wing niet met toets V geactiveerd is.
Inschakelen De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via de knop V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het
systeem instellen
De gevoeligheid van het systeem kan op kort, gemiddeld of ver worden in‐gesteld.
Druk op de knop V, de huidige instel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Centre. Druk opnieuw op V om
de gevoeligheid van het systeem te
wijzigen.
De bestuurder alarmeren
Page 163 of 255

Rijden en bediening161
Bij het te snel naderen van een ander
voertuig, verschijnt de aanrijdings‐
waarschuwingpagina in het Driver In‐ formation Centre. Tegelijkertijd klinkt
er een geluidssignaal. Trap het rem‐
pedaal in als de situatie dit vereist.
Uitschakelen Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk op de knop V tot de vol‐
gende melding in het Driver Informa‐ tion Centre verschijnt.Algemene informatie9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt volle‐
dige verantwoordelijkheid voor het bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het rij‐
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere objecten rea‐
geren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de
prestaties van de sensor beperkt zijn:
■ op bochtige wegen,
■ als het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bij mist, re‐
gen of sneeuw,
■ als de sensor vervuild is door sneeuw, ijs, slijk, modder, vuil of als
de voorruit beschadigd is.
Indicatie afstand tot
voorligger De indicatie afstand tot voorligger
toont de afstand tot een bewegende
voorligger. De frontcamera in de voor‐ ruit wordt gebruikt voor het detecte‐
ren van de afstand van een voertuig
dat direct voorop in de baan van de
auto rijdt. Het systeem is geactiveerd
bij snelheden hoger dan 40 km/u.
Page 164 of 255

162Rijden en bediening
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre 3 98. Druk
op de knop MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatie- menu
voertuig X te selecteren en draai
aan het stelwiel om de volgende af‐
standsindicatiepagina te kiezen.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er
twee streepjes getoond: -,- s.
Parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is echter geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achter- en voor‐ uit rijden met gebruik van de par‐
keerhulp altijd de omgeving.
Parkeerhulp achter
De parkeerhulp achter vereenvoudigt het inparkeren door de afstand tus‐
sen de auto en eventuele obstakels
achter te meten. Deze informeert en
waarschuwt de bestuurder met ge‐
luidssignalen.Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren in de achterbumper.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐ schakelt, is het systeem automatisch
klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto. De geluidssigna‐
len volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt.
Page 165 of 255

Rijden en bediening163
Is de afstand kleiner dan ongeveer
30 cm, dan klinkt er een continu ge‐
luid.
Ook kan de afstand tot obstakels op
het Driver Information Center worden weergegeven.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de par‐
keerhulptoets r.
In beide gevallen dooft de LED in de
toets en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden, zoals sneeuw op de sen‐
soren, niet operationeel is, dan ver‐
schijnt er een melding op het Driver
Information Center.
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone par‐
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Page 166 of 255

164Rijden en bediening
Parkeerhulpknop en
bedieningslogica
De parkeerhulp voor is uitgevoerd
met toets r. Als de auto is uitge‐
voerd met de geavanceerde parkeer‐
hulp, zie de afzonderlijke volgende
beschrijving, is het systeem uitge‐
voerd met toets D. In dat geval wer‐
ken beide systemen via knop D.
Kort indrukken van toets r of D
activeert of deactiveert de parkeer‐ hulp.
Lang indrukken van toets D (onge‐
veer één seconde) activeert of deac‐ tiveert de geavanceerde parkeerhulp.
Via de knoplogica bedient u de sys‐temen als volgt:
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u deactiveert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van
de toets.
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u activeert de geavanceerde
parkeerhulp door lang indrukken
van de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐
drukken van de toets.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling in‐
schakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐ hulptoets r of D geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Bij langzaam vooruit rijden kan de
parkeerhulp voor ook worden geacti‐
veerd door de parkeerhulptoets r
of D kort in te drukken.
Na het indrukken van de toets binnen een contactcyclus, wordt de parkeer‐
hulp vooraan altijd opnieuw ingescha‐ keld wanneer de snelheid van de autoonder een bepaalde waarde daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter en vóór de auto. Afhanke‐
lijk van de kant waar de auto dichter
bij een obstakel is, hoort u aldaar
Page 167 of 255

Rijden en bediening165
akoestische waarschuwingssignalen
in de auto. De geluidssignalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de af‐
stand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels op het Driver Information Center weer‐
gegeven.
De afstandsaanduiding op het Driver
Information Center kan worden be‐ lemmerd door boordinformatie met
een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via de toets SET/
CLR op de richtingaanwijzer ver‐
schijnt de afstandsaanduiding weer.
Uitschakelen
Bij het overschrijden van een be‐
paalde snelheid bij het vooruit rijden
wordt het systeem automatisch uitge‐
schakeld.
Handmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door kort indrukken van de par‐
keerhulptoets r of D .
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, dooft de LED in de toets en
verschijnt Parkeerhulp uit op het Dri‐
ver Information Center.
Storing
Bij een storing in het systeem of als het systeem door tijdelijke omstan‐digheden, zoals sneeuw op de sen‐
soren, niet operationeel is, dan ver‐
schijnt er een melding op het Driver
Information Center.Geavanceerde parkeerhulp
De geavanceerde parkeerhulp laat de bestuurder inparkeren door instruc‐
ties te geven op het Driver Informa‐ tion Centre en door geluidssignalen.
De bestuurder moet zelf accelereren, remmen, sturen en schakelen.
Het systeem gebruikt de sensoren van de parkeerhulp voor-achter incombinatie met twee extra sensoren
aan weerskanten van de voor- en
achterbumper.
Page 168 of 255

166Rijden en bediening
Toets D en bedieningslogica
Geavanceerde parkeerhulp en par‐
keerhulp voor-achter, zie de boven‐
staande beschrijving, beide werken
via toets D.
Kort indrukken van toets D activeert
of deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van toets D (onge‐
veer één seconde) activeert of deac‐ tiveert de geavanceerde parkeerhulp.
Via de knoplogica bedient u de sys‐temen als volgt:
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u deactiveert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van
de toets.
■ de parkeerhulp voor-achter is ac‐ tief: u activeert de geavanceerde
parkeerhulp door lang indrukken
van de toets.■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken van de toets.
■ de geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang in‐
drukken van de toets.
Inschakelen
Bij het zoeken naar een parkeerplek
is het systeem bedrijfsklaar door de
toets D ongeveer één seconde in te
drukken.
Het systeem kan alleen worden ge‐
activeerd bij snelheden tot 30 km/u en het systeem zoekt naar parkeerplek‐
ken bij een snelheid tot 30 km/u.
De maximale parallelle afstand tus‐
sen uw auto en de rij geparkeerde au‐
to's bedraagt 1,8 meter.
Werking
Wanneer u langs een rij auto's rijdt en het systeem geactiveerd is, zal de ge‐
avanceerde parkeerhulp naar een ge‐ schikte parkeerplek zoeken. Als er
een geschikte plek is gevonden,
Page 169 of 255

Rijden en bediening167
wordt dit op het Driver Information
Centre getoond en wordt er een ge‐
luidssignaal gegeven.
Stopt u niet binnen 10 meter nadat het
systeem een parkeerplek voorstelt,
dan zoekt het systeem naar een an‐
dere geschikte plek.
U aanvaardt de voorgestelde plek,
door binnen 10 meter na de stopin‐
structie te stoppen. Het systeem be‐ rekent het optimale traject om in te
parkeren. Daarna kunt u inparkeren
door de nauwkeurige instructies van
het systeem te volgen.
De instructies op het display tonen:
■ een waarschuwing wanneer u snel‐
ler rijdt dan 30 km/u,
■ het verzoek om te stoppen wan‐ neer een parkeerplek is gevonden,
■ de richting waarin u rijdt om in te parkeren,
■ de stand van het stuurwiel tijdens het inparkeren,
■ bij sommige instructies ziet u een voortgangsbalk.Wanneer het inparkeren is gelukt,
verschijnt het symbool eindpositie.
Let altijd goed op het geluid van de
parkeerhulp voor-achter. Een onon‐
derbroken geluid betekent dat de af‐
stand tot een obstakel minder dan on‐
geveer 30 cm is.
Aan de overkant parkeren
Het systeem is geconfigureerd om
standaard naar parkeerplekken aan
de passagierskant te zoeken. Het
systeem zoekt naar parkeerplekken
aan de bestuurderskant door tijdens
het zoeken de richtingaanwijzer aan
de bestuurderskant in te schakelen.
Page 170 of 255

168Rijden en bediening
Zodra de richtingaanwijzer wordt uit‐geschakeld, zoekt het systeem weer
naar parkeerplekken aan de passa‐
gierskant.
Weergaveprioriteit
Nadat u de geavanceerde parkeer‐
hulp hebt geactiveerd, verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center. De informatie van de geavan‐ ceerde parkeerhulp op het Driver In‐
formation Center kan worden belem‐
merd door boordinformatie met een hogere prioriteit. Na het bevestigen
van het bericht via de toets SET/
CLR op de richtingaanwijzer verschij‐
nen de instructies van de geavan‐ ceerde parkeerhulp weer en kunt u
het inparkeren voortzetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd:
■ knop D ongeveer een seconde
indrukken
■ nadat het inparkeren is gelukt■ wanneer u sneller rijdt dan 30 km/u
■ wanneer u de ontsteking uitscha‐ kelt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het zichzelf deactiveert tij‐
dens het inparkeren, dan verschijnt
Parkeren gedeactiveerd op het Driver
Information Centre.
Storing
Er verschijnt een tekst op het Driver
Information Centre wanneer:■ er een storing in het systeem zit,
■ u de parkeermanoeuvre niet goed afmaakt,
■ het systeem buiten werking is.
Als er tijdens het inparkeren een voor‐
werp wordt herkend, dan verschijnt
Stop op het Driver Information Cen‐
tre. Door het verwijderen van het ob‐
ject wordt het inparkeren hervat.
Wordt het niet verwijderd, dan wordt
het systeem gedeactiveerd. Druk on‐
geveer een seconde op de knop D
om het systeem naar een nieuwe par‐ keerplek te laten zoeken.