OPEL CASCADA 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: CASCADA, Model: OPEL CASCADA 2019Pages: 265, PDF Size: 7.86 MB
Page 161 of 265

Rijden en bediening159Ingestelde snelheidslimiet
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel op RES/+
draaien of herhaaldelijk kort naar
RES/+ draaien tot de gewenste snel‐
heidslimiet op het Driver Information
Centre wordt getoond.
Of accelereer tot de gewenste snel‐
heid en draai het stelwiel kort naar
SET/- : de huidige snelheid wordt als
snelheidslimiet opgeslagen. De snel‐
heidslimiet verschijnt op het Driver
Information Centre.
Snelheidslimiet wijzigen
Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, het stelwiel naar RES/+
draaien om te verhogen of naar
SET/- om de gewenste snelheidsli‐
miet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door de weer‐
stand heen in te trappen.
De snelheidslimiet knippert in het
Driver Information Centre en, afhan‐
kelijk van de auto, klinkt er ook een
geluidssignaal.
Gaspedaal loslaten en de functie snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Functie deactiveren
Druk op y: snelheidsbegrenzer is
gedeactiveerd en de snelheid van de auto is niet meer begrensd.
De snelheidslimiet wordt opgeslagen
en een bijbehorend bericht verschijnt
in het driver information center.
Snelheidslimiet hervatten Draai het stelwiel naar RES/+. De
opgeslagen snelheidslimiet wordt
bereikt.
Systeem uitschakelen
Druk op L, de snelheidslimiet in het
Driver Information Center dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Door via m de cruise control te acti‐
veren of door het contact uit te scha‐
kelen wordt de snelheidsbegrenzer
ook gedeactiveerd en de opgeslagen snelheid gewist.
Page 162 of 265

160Rijden en bedieningFrontaanrijdingswaarschu‐wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing
gebruikt het camerasysteem in de
voorruit om voertuigen te vinden die
zich op een afstand van ong. 60 m
direct voor u bevinden.
Een voorligger wordt aangegeven
door controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
Een voorwaarde is dat de frontaanrij‐
dingswaarschuwing niet met V geac‐
tiveerd is.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing werkt automatisch bij snelheden
boven 40 km/u, als deze niet is
gedeactiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het systeem kan
op kort, gemiddeld of ver worden
ingesteld.
Druk op V, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center. Druk opnieuw op V om de
gevoeligheid van het systeem te wijzi‐
gen.
Page 163 of 265

Rijden en bediening161
De bestuurder alarmeren
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instru‐
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.Wanneer de afstand tot een voorlig‐
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er
een botsing dreigt, verschijnt het
botsingswaarschuwingssymbool op
het Driver Information Center.
Tegelijkertijd klinkt er een geluidssig‐
naal. Laat het rempedaal los als de situatie dit vereist.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeacti‐
veerd. Druk meerdere malen op V
totdat het volgende bericht op het Driver Information Center verschijnt.Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
Page 164 of 265

162Rijden en bedieningvan een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt volle‐
dige verantwoordelijkheid voor het bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere objecten
reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● Op bochtige wegen.
● Wanneer het zicht door weers‐ omstandigheden beperkt is,
zoals bijv. bij mist, regen of
sneeuw.
● Wanneer de sensor vervuild is door sneeuw, ijs, slijk, modder,
vuil of als de voorruit beschadigd is.
Indicatie afstand tot voorligger
De indicatie afstand tot voorligger
toont de afstand tot een bewegende
voorligger. De frontcamera in de voor‐ ruit wordt gebruikt voor het detecte‐ren van de afstand van een voertuig
dat direct voorop in de baan van de
auto rijdt. Hij is actief bij snelheden
boven 40 km/u.
Als er een voorligger wordt gedetec‐
teerd, wordt de afstand in seconden
weergegeven op een pagina in het
Driver Information Centre 3 95. Druk
op MENU op de richtingaanwijzer‐
hendel om Informatie- menu voertuigX te selecteren en draai aan het
stelwiel om de volgende afstandsin‐
dicatiepagina te kiezen.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -,- s.
Page 165 of 265

Rijden en bediening163ParkeerhulpParkeerhulp achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruitrijden en het gebruik van de parkeerhulp
achter de zone rondom de auto.
De parkeerhulp achter vereenvoudigt
het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐
kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt de bestuurder met
geluidssignalen.
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt, is het systeem automa‐
tisch klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto. De geluidssigna‐ len volgen elkaar sneller op naarmate
de afstand tot dat obstakel afneemt.
Is de afstand kleiner dan ongeveer
30 cm, dan klinkt er een continu
geluid.
Ook kan de afstand tot obstakels op
het Driver Information Center kunnen worden weergegeven.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Om het systeem weer in te schakelen schakelt u de achteruitversnelling in.
Page 166 of 265

164Rijden en bedieningHandmatig deactiveren is ook moge‐
lijk door het indrukken van de
parkeerhulptoets r.
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets uit.
Bovendien verschijnt een melding in
het Driver Information Center bij
handmatige deactivering van het
systeem.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, bijv.
door sneeuw op de sensoren,
verschijnt er een melding op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 102.Parkeerhulp voor-achter9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Het signaal voor voorgelegen obsta‐
kels klinkt via de voorluidsprekers;
voor obstakels achter de auto klinkt
het via de achterluidsprekers.
Parkeerhulpknop en
bedieningslogica
De parkeerhulp voor is uitgevoerd
met r. Als de auto is uitgevoerd
met de geavanceerde parkeerhulp
Page 167 of 265

Rijden en bediening165(zie de volgende afzonderlijke
beschrijving), is het systeem uitgerust
met D. Beide systemen werken via
indrukken van D.
Kort indrukken van r of D deac‐
tiveert of activeert de parkeerhulp
voor.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp.
De toetslogica voor het bedienen van
de systemen is als volgt:
● De parkeerhulp voor-achter is actief: u deactiveert de parkeer‐
hulp voor-achter door kort indruk‐ ken van de toets.
● De parkeerhulp voor-achter is actief; lang indrukken activeert
geavanceerde parkeerhulp als
een vooruitversnelling geacti‐
veerd is.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken
van de toets.● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang
indrukken van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp en parkeerhulp voor-achter zijn
actief; kort indrukken deactiveert
beide systemen.
Inschakelen
Wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
De parkeerhulp voor wordt ook auto‐
matisch geactiveerd bij een snelheid
van maximaal 11 km/u.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets r of D geeft aan dat het
systeem klaar voor gebruik is.
Als de auto sneller rijdt dan 11 km/u,
wordt de parkeerhulp voor gedeacti‐
veerd. De parkeerhulp voor wordt
altijd opnieuw geactiveerd wanneer
de snelheid van de auto onder
11 km/u daalt.Melding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter en vóór de auto. Afhanke‐ lijk van de kant waar de auto dichter
bij een obstakel is, hoort u aan de
betreffende zijde van de auto akoes‐
tische waarschuwingssignalen. De
geluidssignalen volgen elkaar sneller
op naarmate de afstand tot dat obsta‐
kel afneemt. Is de afstand kleiner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een
continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels op
het DIC 3 95 weergegeven.
Page 168 of 265

166Rijden en bedieningDe afstand tot een obstakel voor en
achter wordt aangegeven door veran‐
derende afstandslijnen rondom de
auto.
Obstakels achter de auto worden
tegelijkertijd akoestisch en visueel
aangeduid.
Obstakels voor de auto worden eerst
visueel aangeduid. Bij afstanden van
minder dan 80 cm gaat ook een
akoestisch signaal af.
De afstandsaanduiding op het Driver Information Center kan worden
belemmerd door boordinformatie met een hogere prioriteit. Na het bevesti‐
gen van het bericht via SET/CLR op
de richtingaanwijzer verschijnt de
afstandsaanduiding weer.
Uitschakelen
De parkeerhulp achter schakelt auto‐
matisch uit wanneer de achteruitver‐
snelling wordt uitgeschakeld.
De parkeerhulp voor wordt ook auto‐ matisch gedeactiveerd bij een snel‐heid boven 11 km/u.
Handmatig deactiveren is mogelijk
door kort indrukken van de parkeer‐
hulptoets r of D .
Wanneer het systeem wordt gedeac‐
tiveerd, gaat de LED in de toets uit.
Bovendien verschijnt een melding in het Driver Information Center bij
handmatige deactivering van het
systeem.
Na een handmatige deactivering
wordt de parkeerhulp voor weer
geactiveerd als de parkeerhulptoets
r of D wordt ingedrukt of als de
achteruitversnelling wordt ingescha‐
keld.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, bijv.
door sneeuw op de sensoren,
verschijnt er een melding op het DIC.
Boordinformatie 3 102.
Geavanceerde parkeerhulp9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
Page 169 of 265

Rijden en bediening167
De geavanceerde parkeerhulp laat debestuurder inparkeren door instruc‐
ties te geven op het Driver Informa‐ tion Center en via geluidssignalen.
De bestuurder moet zelf accelereren, remmen, sturen en schakelen.
Het systeem gebruikt de sensoren van de parkeerhulp voor-achter incombinatie met twee extra sensoren
aan weerskanten van de voor- en
achterbumper.
Parkeerhulpknop D en
bedieningslogica
Geavanceerde parkeerhulp en
parkeerhulp voor-achter (zie de
vorige beschrijving) werken beide via
D .
Kort indrukken van D deactiveert of
activeert de parkeerhulp voor.
Lang indrukken van D (ongeveer
één seconde ) activeert of deactiveert
de geavanceerde parkeerhulp.
De toetslogica voor het bedienen van
de systemen is als volgt:
● De parkeerhulp voor-achter is actief: u deactiveert de parkeer‐
hulp voor-achter door kort indruk‐
ken van de toets.
● De parkeerhulp voor-achter is actief; lang indrukken activeert
geavanceerde parkeerhulp als
een vooruitversnelling geacti‐
veerd is.
● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u activeert de parkeerhulp
voor-achter door kort indrukken
van de toets.● De geavanceerde parkeerhulp is actief: u deactiveert de geavan‐
ceerde parkeerhulp door lang
indrukken van de toets.
● De geavanceerde parkeerhulp en parkeerhulp voor-achter zijn
actief; kort indrukken deactiveert
beide systemen.
Inschakelen
Wanneer u een parkeerplek zoekt, is
het systeem bedrijfsklaar door onge‐ veer gedurende één seconde op D
te drukken.
Page 170 of 265

168Rijden en bedieningHet systeem kan alleen worden geac‐
tiveerd en kan alleen naar een
parkeerplek zoeken bij snelheden tot
30 km/u.
De maximale parallelle afstand
tussen uw auto en de rij geparkeerde
auto's bedraagt 1,8 meter.
Werking
Wanneer u langs een rij auto's rijdt en het systeem geactiveerd is, zal de
geavanceerde parkeerhulp naar een
geschikte parkeerplek zoeken. Als er
een geschikte plek is gevonden,
wordt deze op het Driver Information Center getoond en klinkt er een
geluidssignaal.
Stopt u niet binnen 10 meter nadat het
systeem een parkeerplek voorstelt,
dan zoekt het systeem naar een
andere geschikte plek.
U aanvaardt de voorgestelde plek,
door binnen 10 meter na de stopin‐
structie te stoppen. Het systeem
berekent het optimale traject om in te
parkeren. Daarna kunt u inparkeren
door de nauwkeurige instructies van
het systeem te volgen.
De instructies op het display tonen:
● Een waarschuwing wanneer u sneller rijdt dan 30 km/u.
● Het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden.
● De richting waarin u rijdt om in te
parkeren.
● De stand van het stuurwiel tijdens het inparkeren.
● Bij sommige instructies ziet u een
voortgangsbalk.