OPEL COMBO 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2016Pages: 191, PDF Size: 4.5 MB
Page 11 of 191
Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Hendel in de gewenste richting kan‐
telen.
Elektrische verstellen
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Bolle buitenspiegels 3 27, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 28.
Stuurwiel instellen
Hendel ontgrendelen, stuurwiel ver‐
stellen, hendel vastklikken en ver‐
grendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 46, contactslot‐
standen 3 110.
Page 12 of 191
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 191
Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ...108
2 Zijdelingse luchtroosters .....107
3 Lichtschakelaar ....................96
Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht .............................. 98
4 Instrumenten ........................ 72
Driver Information Centre ...... 87
5 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voorruit,
wis-/wasinstallatie
achterruit .............................. 68
Dagteller terugzetten ............73
6 Middelste luchtroosters ......107
7 Documenthouder, zak
voor persoonlijk
navigatietoestel ....................58
8 Koplampverstelling ............... 97
Bedieningsorganen Driver
Information Center ...............87
Tripcomputer ......................... 94
Instrumentenverlichting .........99
Alarmknipperlichten ..............97Mistlampen ........................... 98
Mistachterlicht ......................98
Verwarmbare achterruit ........31
Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 28
9 Passagiersairbag .................50
10 Handschoenenkastje ...........59
11 Verwarming en ventilatie ....103
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........105
12 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................116
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................117
13 Contactslot met stuurslot ...110
14 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 67
15 Claxon .................................. 67
Bestuurdersairbag ...............50
16 Stuurwiel instellen ................67
17 Cruisecontrol ......................125
18 Zekeringenkast ...................15019Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 136
Page 14 of 191
12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
§:uit / dagrijlicht9:zijmarkeringslichten / koplam‐
pen
Verlichting 3 96, Dagrijlicht 3 97.
Mistlampen
Druk op de lichtschakelaar:
>:mistlampenr:mistachterlichtLichtsignaal, grootlicht en dimlichtlichtsignaal:hendel naar u toe
trekkengrootlicht:hendel van u af
duwendimlicht:hendel naar u toe
trekken
Grootlicht 3 96, lichtsignaal 3 96.
Page 15 of 191
Kort en bondig13Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 98.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 97.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 191
14Kort en bondigWis-/wasinstallatie
Voorruitwissers
Hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 68, wisserblad
vervangen 3 141.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 68, sproeiervloeistof 3 139.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Aan band draaien om de achterrui‐
tenwisser te activeren.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Hendel van u af duwen: Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 68.
Page 17 of 191
Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 31.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Airconditioning
Draaiknop voor temperatuur in de
hoogste stand zetten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
Koeling n aan.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
Ê indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: n of AUTO indruk‐
ken.
Klimaatregelsysteem 3 103, Elektro‐
nisch klimaatregelsysteem 3 105.
Page 18 of 191
16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het intrappen van het
koppelingspedaal de ring op de scha‐
kelpook omhoogtrekken en de ver‐
snelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 116.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale stando:rijstand+:hogere versnelling-:lagere versnellingA/M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR:achteruitversnelling (met ver‐
grendeling keuzehendel)
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 117.
Voordat u wegrijdt
Vóór het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 153, 3 181.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 137.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 34, 3 44.
● Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 191
Kort en bondig17Motor starten
● Sleutel naar stand 1 draaien.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Geautomatiseerde versnellings‐ bak: rem intrappen, de versnel‐
lingsbak schakelt automatisch
naar N (neutraal).
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 1 voor het voorgloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Sleutel kort naar stand 2 draaien en loslaten.
Motor starten 3 111.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
wanneer ^ op het Driver Information
Center (DIC) verschijnt 3 87.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 112.
Page 20 of 191
18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een af‐
lopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelij‐ kertijd het rempedaal in om
minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af. Draai de con‐ tactsleutel naar de stand0 en
trek deze eruit. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u het
contact uitschakelt. Op een op‐
lopende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel als de auto op een af‐
lopende helling staat de achter‐ uitversnelling in voordat u het
contact uitschakelt. Bovendien
de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 136.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 135.