OPEL COMBO 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2016Pages: 191, PDF Size: 4.5 MB
Page 21 of 191
Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Car Pass .................................... 20
Handzender ............................... 20
Portiersloten .............................. 21
Centrale vergrendeling ..............21
Kindersloten .............................. 23
Portieren ...................................... 23
Schuifdeur ................................. 23
Achterdeuren ............................. 24
Bagageruimte ............................ 25
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Vergrendelingssysteem .............26
Startbeveiliging .......................... 27
Buitenspiegels ............................. 27
Bolle vorm ................................. 27
Handmatig verstellen .................27
Elektrische verstelling ................28
Inklapbare spiegels ...................28
Verwarmde spiegels ..................28
Binnenspiegel .............................. 29
Handmatige dimfunctie ..............29Ruiten.......................................... 29
Voorruit ...................................... 29
Handbediende ruiten .................29
Elektrisch bediende ruiten .........29
Achterste zijruiten ......................31
Achterruitverwarming ................31
Zonnekleppen ............................ 31Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 166.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Page 22 of 191
20Sleutels, portieren en ruitenOm uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
HandzenderWordt gebruikt voor: ● centrale vergrendeling 3 21
● vergrendelingssysteem 3 26
● elektrisch bediende ruiten 3 29
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van maximaal 5 meter. Dit kan
beperkt worden door invloeden van
buitenaf. Brandende alarmknipper‐
lichten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐ delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● bereik overschreden
● batterijspanning te laag
● herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen
Ontgrendelen 3 21.
Batterij van de afstandsbediening vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐ terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 23 of 191
Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Klap de sleutel uit en demonteer de
batterijhouder door de schroef met
een geschikte schroevendraaier los te schroeven. Haal de batterijhouder
uit de sleutel en vervang de batterij
(type CR 2032). Breng deze in de
juiste richting aan.
Breng de batterijhouder weer aan in
de schroef en draai de schroef vast.
Portiersloten
Diefstalvergrendeling
Open de deur en schakel de diefstal‐
vergrendeling in om te voorkomen dat
de voordeur van buiten af wordt ge‐ opend.
Draai de schakelaar van de vergren‐ deling op de deur met een geschikt
gereedschap in de vergrendelde
stand 1. De deur kan van buiten af
niet worden geopend.
De diefstalvergrendeling blijft zelfs na het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening ingeschakeld.
Schakel deze uit door de schakelaar
in de ontgrendelde stand te zetten 2.
Centrale vergrendeling Ontgrendelt en vergrendelt de voor‐
portieren, de zijschuifdeuren en de
bagageruimte.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld en ge‐
opend.
Om veiligheidsredenen kan de auto niet worden vergrendeld, wanneer de sleutel in het contactslot steekt.
Ontgrendelen Let op
Bij een aanrijding vanaf een be‐
paalde zwaarte wordt de auto auto‐
matisch ontgrendeld.
Brandstofblokkeersysteem 3 93.
Page 24 of 191
22Sleutels, portieren en ruitenBestelwagen
Druk op Ä om: Voordeuren worden
ontgrendeld.
Druk op Å om: Achterdeuren/achter‐
klep en zijschuifdeuren worden ont‐
grendeld.
Combi, Combo Tour
Druk op Ä om: Alle portieren, ach‐
terdeuren / achterklep en de zijschuif‐ deuren worden ontgrendeld.
Druk op Å om: Alleen achterdeuren/
achterklep worden ontgrendeld.
Let op
Indien ingeschakeld, blijft de dief‐
stalvergrendeling op de deur zelfs
na het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening ingeschakeld.
Diefstalvergrendeling 3 21.
Vergrendelen
Sluit alle deuren. Bij een niet goed
gesloten deur werkt de centrale ver‐
grendeling niet.
Let op
Als een portier of de achterklep open
is, brandt controlelamp ( op de in‐
strumentengroep 3 87.
Druk op e. Alle portieren, achterdeu‐
ren / achterklep en de zijschuifdeuren worden vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
De auto kan zodanig worden gecon‐
figureerd dat de portieren bij snelhe‐
den van meer dan 20 km/u automa‐ tisch worden vergrendeld.
Driver Information Centre (DIC)
3 87.
Page 25 of 191
Sleutels, portieren en ruiten23Bagageruimte van binnenuit
ontgrendelen
Druk op Å om: De bagageruimte
(achterdeuren / achterklep en zij‐
schuifdeuren) is ontgrendeld.
Als de bagageruimte vergrendeld is, brandt de LED in de toets.
Kindersloten
9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Gebruik een geschikt gereedschap
en draai het kinderslot op de zijschuif‐
deur in de horizontale stand. Het por‐ tier kan van binnenuit niet geopend
worden.
Om de functie te deactiveren, draait u de kinderslotschakelaar in de verti‐
cale stand.
Portieren
Schuifdeur
Aan binnenhandgreep trekken en
deur verschuiven.
Voorzichtig
Controleer vóór het wegrijden of
de zijdeur geheel gesloten is en
dicht zit.
Centrale vergrendeling 3 21.
Page 26 of 191
24Sleutels, portieren en ruitenVoorzichtig
Open de zijschuifdeur niet wan‐
neer de tankklep nog open is.
Tanken 3 129.
Achterdeuren
Om de linker achterdeur te openen
aan de buitenste handgreep trekken.
De deur wordt van de binnenkant ge‐
opend door de binnenste handgreep
omlaag te drukken.
De rechter achterdeur wordt ontgren‐ deld met de hendel.9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere ap‐
paratuur zoals aanbevolen door
het verkeersreglement in uw land.
Page 27 of 191
Sleutels, portieren en ruiten25De deuren worden met deurvangers
onder een hoek van 90° gehouden.
Open de deuren 180° door op de klink
te drukken en deze in de gewenste
stand te openen.9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Altijd eerst de rechter deur sluiten en
daarna de linker deur.
Centrale vergrendeling 3 21.
Bagageruimte
Achterklep
Openen
Toets onder de lijst indrukken.
9 Gevaar
Rijd niet met een geopende of op
een kier staande achterklep, bijv.
bij het vervoer van omvangrijke
bagage, omdat er dan giftige, on‐
zichtbare en reukloze uitlaatgas‐
sen de auto kunnen binnendrin‐
gen. Hierdoor kunt u bewusteloos
raken en zelfs sterven.Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u kijken of er boven de auto
niets in de weg zit, zoals een ga‐ ragedeur, om schade van de ach‐
terklep te voorkomen. Controleer
altijd het bewegingsgebied boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Page 28 of 191
26Sleutels, portieren en ruitenSluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Alvorens weg te rijden controleren of
de achterklep goed dichtzit.
Centrale vergrendeling 3 21.
Achterklep in noodsituaties van
binnenuit openen
Via ene toegangsgat (pijlen) kan het
achterklepslot met geschikt gereed‐
schap worden ontgrendeld. Druk op
de hendel rechts om de achterklep te ontgrendelen en te openen.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Het systeem wordt automatisch op
elk portier uitgeschakeld bij:
● het ontgrendelen van de portie‐ ren
● het in de stand 1 draaien van de contactsleutel
Page 29 of 191
Sleutels, portieren en ruiten27Inschakelen
Druk op de handzender twee keer op
e .
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐ tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Brandt controlelamp d bij het starten,
dan is er een storing in het systeem:
de auto kan niet worden gestart. Con‐
tact uitschakelen en opnieuw probe‐
ren te starten.
Als d blijft branden, kunt u proberen
om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. De auto na het verla‐
ten altijd vergrendelen 3 21.
Controlelamp d 3 86.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐wenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐ stellen.
Page 30 of 191
28Sleutels, portieren en ruitenElektrische verstelling
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren door de knop naar links _ of
rechts 6 te draaien. Beweeg daarna
de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand o is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de be‐
huizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.