OPEL COMBO 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2016Pages: 191, PDF Size: 4.5 MB
Page 31 of 191
Sleutels, portieren en ruiten29Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Ruiten
Voorruit Stickers op de voorruit
Breng rondom de binnenspiegel geen
stickers, zoals bijv. tolvignetten of
soortgelijke stickers aan.
Handbediende ruiten De portierruiten zijn met de handslin‐
gers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening in‐
schakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen
dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐ trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de desbetref‐ fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Kort induwen of uittrekken: ruit bij
vasthouden van de schakelaar gaat
in stappen omhoog of omlaag.
Page 32 of 191
30Sleutels, portieren en ruitenToets indrukken of uittrekken en los‐
laten: ruit gaat geheel omhoog of om‐
laag met geactiveerde beveiligings‐
functie. U stopt de ruit door de scha‐
kelaar nogmaals in dezelfde richting
te bedienen.
Bij losgetrokken contactsleutel of in
de stand 0 kunnen de ruiten na het
openen van een portier ongeveer
2 minuten worden bediend en worden gedeactiveerd.
BeveiligingsfunctieStuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten op weerstand, dan stopt het
sluiten onmiddellijk en beweegt de ruit weer omlaag.
Bij het vijf keer binnen een minuut ac‐ tiveren van de beveiligingsfunctie
wordt deze gedeactiveerd. De ruiten
sluiten alleen in stappen en niet auto‐
matisch.
Activeer de ruitelektronica door de ruiten te openen. De beveiligings‐
functie werkt weer en de ruiten wer‐
ken normaal.Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Kunt u de ruiten niet automatisch slui‐ ten (bijv. na het loskoppelen van de
accu), dan moet u de ruitelektronica
als volgt activeren:
1. Portieren sluiten.
2. Ontsteking inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog eens
5 seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op , om elektrisch bediende
ruiten achter te deactiveren.
Druk voor het activeren nogmaals
op ,.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de auto kunnen de ruiten van bui‐
ten de auto op afstand worden be‐
diend.
Centrale vergrendeling 3 21.
Page 33 of 191
Sleutels, portieren en ruiten31
Houd Ä ingedrukt om de ruiten te
openen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Achterste zijruiten
Achterste zijruiten openen
Zet de hendel naar buiten totdat de
ruit geheel open is.
Trek de hendel naar u toe en druk
erop totdat de ruit geheel gesloten is.
Achterruitverwarming
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐
nekleppen aanwezige make-upspie‐
gels tijdens het rijden gesloten hou‐
den.
Page 34 of 191
32Sleutels, portieren en ruitenAan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Page 35 of 191
Stoelen, veiligheidssystemen33Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 33
Voorstoelen .................................. 34
Stoelpositie ................................ 34
Stoelverstelling .......................... 35
Rugleuning neerklappen ...........36
Armsteun ................................... 38
Verwarming ............................... 38
Achterbank ................................... 39
Zitplaatsen tweede zitrij .............39
Zitplaatsen derde zitrij ...............40
Veiligheidsgordels .......................43
Driepuntsgordel ......................... 44
Airbagsysteem ............................. 46
Frontaal airbagsysteem .............50
Zijdelings airbagsysteem ...........51
Airbag deactiveren ....................51
Kinderveiligheidssystemen ..........53
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 54
ISOFIX- kinderveiligheidssystemen ......57
Top-Tether-bevestigingsogen ..57Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen voor,
hoogteverstelling
Ontgrendeling indrukken, hoogte ver‐
stellen en vastklikken.
Page 36 of 191
34Stoelen, veiligheidssystemenHoofdsteunen achter,
hoogteverstelling
Hoofdsteun omhoog trekken of ont‐
grendelpallen indrukken en hoofd‐
steun omlaag schuiven.
Verwijderen
Hoofdsteunen achter, verwijderen
Druk beide ontgrendelpallen in, trek de hoofdsteun omhoog en verwijder
deze.
Berg de verwijderde in de bagage‐
ruimte op.
Let op
Goedgekeurde accessoires mogen
alleen bevestigd worden als de stoel niet wordt gebruikt.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegen
de rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver mo‐
gelijk naar achteren schuiven.
Page 37 of 191
Stoelen, veiligheidssystemen35● Met schouders zo ver mogelijktegen de rugleuning zitten. De
hoek van de rugleuning dusdanig instellen dat u het stuurwiel met
licht gebogen armen kunt vast‐
pakken. Bij het verdraaien van
het stuurwiel, contact blijven hou‐ den tussen schouders en rugleu‐
ning. De rugleuning niet te ver la‐ ten achteroverhellen. De aanbe‐volen maximale hellingshoek be‐ draagt ca. 25°.
● Stuurwiel instellen 3 67.
● De zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐
zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. De dijen
moeten licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
● Hoofdsteun instellen 3 33.
● Hoogte veiligheidsgordel instel‐ len 3 44.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling
Rijd alleen met goed vastgeklikte
stoelen en rugleuningen.9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
9 Waarschuwing
Berg nooit voorwerpen onder de
stoelen op, behalve in het opberg‐
vak onder de passagiersstoel
3 59.
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te be‐ wegen om na te gaan of deze op zijnplaats zit.
Page 38 of 191
36Stoelen, veiligheidssystemenRugleuning voorstoelen
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel hogeromlaag:stoel lager
Hendel omhoog trekken en meer of
minder gewicht op stoel zetten om
deze hoger of lager te zetten.
Lendensteun
Lendensteun met draaiknop naar
wens afstellen.
Aan draaiknop draaien voor meer of
minder lendensteun.
Rugleuning neerklappen
Rugleuning passagiersstoel voor
neerklappen
Afhankelijk van de versie kan de rug‐
leuning van de passagiersstoel voor
in de tafelstand worden neergeklapt.
Page 39 of 191
Stoelen, veiligheidssystemen37Schuif de passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren, opdat deze
tijdens het neerklappen het instru‐
mentenbord niet raakt.
Let op
Wanneer de stoel in de hoogste
stand is, de hoofdsteunen omlaag
duwen alvorens de rugleuning neer
te klappen.
Zorg dat niets belet dat de rugleu‐
ning neerklapt, bijv. zonneklep, handschoenenkastje.Aan de ontgrendelingshefbomen (1)
trekken, de rugleuning helemaal naar voren klappen en de hefbomen losla‐
ten. Druk dan de rugleuning verder
helemaal vlak.
Trek aan de flap (2) onderaan de rug‐ leuning en druk daarbij de rugleuning
zo ver mogelijk omlaag.
Bij sommige versies zit er één ont‐
grendelingshefboom aan de binnen‐
kant van de passagiersstoel voor.
Trek aan de ontgrendelingshefboom,
klap de rugleuning geheel naar voren, laat de hefboom los en druk de rug‐
leuning helemaal vlak omlaag. Bij
sommige versies zit er geen flap on‐
deraan de rugleuning.
Let op
Zithoek bij naar voren geklapte rug‐ leuning niet met handwiel verstellen.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 51.
9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
Rugleuning passagiersstoel voor
opklappen
Trek om de stoel weer rechtop te zet‐ ten aan de flap onderaan de rugleu‐
ning en trek de rugleuning tegelijker‐
tijd zo ver mogelijk omhoog.
Page 40 of 191
38Stoelen, veiligheidssystemenAan de ontgrendelingshefbomen
trekken, de rugleuning helemaal om‐
hoog zetten en de hefboom loslaten.
Armsteun
Armsteun zo nodig omhoog of om‐
laag zetten.
Verwarming
Activeer de stoelverwarming door op
ß voor de betreffende voorstoel te
drukken. De activering wordt aange‐
duid door de LED in de toets.
Druk nogmaals op ß om de stoelver‐
warming uit te schakelen.
De stoelverwarming wordt met een
thermostaat geregeld en schakelt au‐
tomatisch uit wanneer de stoeltempe‐ ratuur hoog genoeg is.
Langdurig gebruik voor personen met een gevoelige huid wordt afgeraden.
De stoelverwarming werkt bij inge‐schakeld contact en tijdens een
Autostop. Stop/Start-systeem 3 112.