OPEL CORSA E 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: CORSA E, Model: OPEL CORSA E 2019Pages: 241, PDF Size: 6.75 MB
Page 191 of 241

Verzorging van de auto189claxon piept ter bevestiging dat desensoridentificatiecode aan de
positie van dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het voorwiel rechts
en herhaal de procedure zoals
beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het achterwiel rechts en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met het linker achter‐ wiel en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9. De
claxon piept twee keer ter aandui‐
ding dat de sensoridentificatie‐
code aan het linker achterwiel is
gekoppeld en dat de procedure
voor het koppelen van de banden‐ spanningssensoren afgerond is.
13. Schakel het contact uit.
14. Breng alle vier banden op de aanbevolen bandenspanning
zoals aangegeven op het etiket
bandenspanningsinformatie.
15. Zorg dat de bandenlaadstatus volgens de geselecteerde span‐
ning is ingesteld 3 83.Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het
verschil in profieldiepte van banden
op één as niet meer dan 2 mm zijn.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de
slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van
de band.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de zes jaar te
vervangen.
Van banden- en velgmaat veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moet mogelijk de nomi‐
nale bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er wellicht
andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 184.
Page 192 of 241

190Verzorging van de autoVoorzichtig
Bij het overgaan op wielen met
een diameter van 14 inch wordt de rijhoogte lager. Houd hiermee
rekening bij het rijden over obsta‐
kels.
9 Waarschuwing
Rijden met ongeschikte banden of
wielen kan ongevallen veroorza‐
ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Stalen velgen: Bij gebruik van wiel‐
borgmoeren mogen de wieldoppen
niet worden bevestigd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend op
de voorwielen toegestaan.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.9Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn toegestaan op
de bandenmaten 175/70 R14,
185/70 R14, 185/65 R15,
205/45 R17.
Sneeuwkettingen zijn toegestaan op
bandenmaten 195/55 R16 met velgen
van 16 x 6 en 16 x 6,5, de laatste
alleen in combinatie met beperkte
stuurhoek. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Sneeuwkettingen zijn niet toegestaan op de bandenmaten 215/45 R17 en
215/40 R18.
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Page 193 of 241

Verzorging van de auto191Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dicht bij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Stuur- en rijgedrag worden moge‐ lijk beïnvloed.
Bij bandenpech:
Schakel de parkeerrem in en schakel
de eerste versnelling, achteruitver‐
snelling of stand P in.
De bandenreparatieset is opgeslagen
in de bagageruimte.
Afhankelijk van de uitrusting bevindt
de bandenreparatieset zich in een vak in de zijwand rechts of in een vak onder de vloerafdekking.
Auto's met bandenreparatieset
onder de vloerafdekking
1. Haal de bandenreparatieset uit het opbergvak.
2. Verwijder de compressor.
3. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakkenaan de onderkant van de
compressor.
Page 194 of 241

192Verzorging van de auto4.Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles
afdichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dicht bij de
band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
6. Ventieldop van defecte band losschroeven.
7. Schroef de vulslang op het ventiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.
10. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
11. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna daalt de druk weer.
12. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 min worden
bereikt.
Bandenspanning 3 221.
Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Als de voorgeschreven banden‐
spanning niet binnen 10 min wordt bereikt, verwijder dan de banden‐
reparatieset. Verrijd de auto één
wielomwenteling. Sluit de
bandenreparatieset weer aan en
vervolg de vulprocedure 10 min.
Als de voorgeschreven banden‐
spanning nog steeds niet wordt
gehaald, dan is de band te ernstig beschadigd. Roep de hulp in van
een werkplaats.
Page 195 of 241

Verzorging van de auto193
Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
boven op de manometer.
Afhankelijk van de versie zit de
knop mogelijk op de luchtslang.
Laat de compressor niet langer
dan 10 min werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Druk het borglipje op de houder in
om de fles met afdichtmiddel uit
de houder te verwijderen. Schroef de bandenvulslang op de vrije
aansluiting van de fles met
afdichtmiddel. Hierdoor wordt
voorkomen dat er afdichtmiddel
uit de fles stroomt. Berg de bandenreparatieset in de bagage‐
ruimte op.
15. Verwijder vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek.
16. Breng het op de fles met afdicht‐ middel aanwezige etiket met de
maximaal toelaatbare snelheid
aan in het gezichtsveld van de
bestuurder.
17. Zet de rit onmiddellijk voort, zodat
het afdichtmiddel zich gelijkmatig
in de band kan verspreiden. Stop
na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) en controleer de
bandenspanning. Schroef hier‐
voor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op het
bandventiel en de compressor.
Breng bij een bandenspanning
hoger dan 1,3 bar, de banden‐
spanning op de voorgeschreven
waarde. Herhaal de procedure
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Maak bij een bandenspanning lager dan 1,3 bar geen gebruik
meer van de auto. Roep de hulp
in van een werkplaats.
18. Berg de bandenreparatieset in de
bagageruimte op.
Page 196 of 241

194Verzorging van de autoAuto's met bandenreparatieset in
de zijwand
Om het vak te openen, de afdekking
losmaken en openen.
1. Fles met afdichtmiddel en houder met luchtslang uit bakje nemen.
2.Luchtslang van houder afwikkelen
en op aansluiting van fles met
afdichtmiddel schroeven.
3. Fles met afdichtmiddel op houder steken. Ervoor zorgen dat de fles
niet omvalt.
4. Ventieldop van defecte band losschroeven.
5. Bandenvulslang op bandventiel schroeven.
6. Luchtslang op aansluiting van compressor vastschroeven.
7. Schakel de ontsteking in. Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.
Page 197 of 241

Verzorging van de auto195
8. Aan-/uitschakelaar op decompressor indrukken. De band
wordt met afdichtmiddel gevuld.
9. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna daalt de druk weer.
10. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
11. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt.
Bandenspanning 3 221.
Schakel de compressor bij het
bereiken van de juiste spanning
uit door nogmaals op de aan-/
uitschakelaar te drukken.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning niet binnen
10 minuten bereikt, verwijder dan
de bandenreparatieset. Verrijd de
auto één wielomwenteling. Sluit
de bandenreparatieset weer aan
en vervolg het vulproces
10 minuten lang. Wordt de voor‐
geschreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te ernstig beschadigd. Roep de hulp
in van een werkplaats.
Laat overmatige bandenspanning af met ].
Laat de compressor niet langer
dan 10 minuten achtereen
werken.
12. Druk het borglipje op de houder in
om de fles met afdichtmiddel uit
de houder te verwijderen. Schroef de bandenvulslang op de vrije
aansluiting van de fles met
afdichtmiddel. Hierdoor wordt
voorkomen dat er afdichtmiddeluit de fles stroomt. Berg de bandenreparatieset in de bagage‐
ruimte op.
13. Verwijder vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek.
14. Breng het op de fles met afdicht‐ middel aanwezige etiket met de
maximaal toelaatbare snelheid
aan in het gezichtsveld van de
bestuurder.
15. Zet de rit onmiddellijk voort, zodat
het afdichtmiddel zich gelijkmatig
in de band kan verspreiden. Stop
na ca. 10 km rijden (uiterlijk na
10 minuten) en controleer de
bandenspanning. Schroef hier‐
voor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op het
bandventiel en de compressor.
Breng bij een bandenspanning
hoger dan 1,3 bar, de banden‐
spanning op de voorgeschreven
waarde. Herhaal de procedure
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Maak bij een bandenspanning lager dan 1,3 bar geen gebruik
Page 198 of 241

196Verzorging van de automeer van de auto. Roep de hulp
in van een werkplaats.
16. Berg de bandenreparatieset in de
bagageruimte op.
Algemene informatie Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, moet
u deze minimaal 30 min. lang uitschakelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies
op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.De bijgeleverde adapters zijn te
gebruiken om andere voorwerpen,
bijv. voetballen, luchtbedden,
opblaasbare bootjes enz., op te
pompen. Ze zitten aan de onderkant van de compressor. Om deze te
verwijderen, schroeft u de compres‐
sorluchtslang erop en trekt u de
adapter eruit.
Wiel verwisselen Tref de onderstaande voorbereidin‐
gen en volg de instructies op:
● Parkeer de auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Schakel de parkeerrem in en schakel de eerste versnelling,
achteruitversnelling of stand P in.
● Leg bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik.
● Verwijder vóór het opkrikken van
de auto altijd eventuele zware
voorwerpen uit de auto.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.● Kruip nooit onder een opgekrikte auto.
● Start de opgekrikte auto niet.
● Veeg de wielbouten voor het aandraaien schoon en vet de
buitenkant van alle wielbouten
licht in met in de handel verkrijg‐
baar smeervet.9 Waarschuwing
Breng geen smeervet aan op de
schroefdraad van de wielbout.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden
bij het gebruik van opnamearmen en
kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
Page 199 of 241

Verzorging van de auto197
De positie van de achterste krikarm
recht onder de uitsparing in de dorpel.
De positie van de voorste krikarm aan de onderzijde van de carrosserie.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van
de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
dit geval geldt er een toegestane
maximumsnelheid, ook al wordt dit niet op een label op het reservewiel
aangegeven.
Slechts één compact reservewiel monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
3-deurs / 5-deurs hatchback
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat. Het
zit vast met een vleugelmoer.
Monteer de dubbele laadvloer in dit
geval in de hoogste positie 3 57.
Om te verwijderen, vleugelmoer
losdraaien, reservewiel optillen, verti‐ caal zetten en naar boven eruit halen.
Altijd vastzetten met de vleugelmoer
bij het opbergen van het vervangen
wiel of het terugplaatsen van het tijde‐
lijke reservewiel in de reservewiel‐
kuip.
Page 200 of 241

198Verzorging van de autoReservewiel monterenTref de onderstaande voorbereidin‐
gen en volg de instructies op:
● Parkeer de auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Schakel de parkeerrem in en schakel de eerste versnelling,
achteruitversnelling of stand P in.
● Reservewiel verwijderen.
● Vervang nooit meerdere wielen tegelijkertijd.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen bij bandenpech
en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Leg bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)onder de krik.
● Verwijder vóór het opkrikken van
de auto altijd eventuele zware
voorwerpen uit de auto.● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Kruip nooit onder een opgekrikte auto.
● Start de opgekrikte auto niet. ● Veeg de wielbouten voor het aandraaien schoon en vet de
buitenkant van alle wielbouten
licht in met in de handel verkrijg‐
baar smeervet.9 Waarschuwing
Breng geen smeervet aan op de
schroefdraad van de wielbout.
1. Stalen velgen:
Verwijder de wieldop.
Lichtmetalen velgen met
boutdoppen
Klik de wielboutdoppen met een
schroevendraaier los en verwijder
ze. Breng ter bescherming een
zachte doek aan tussen de
schroevendraaier en de lichtme‐
talen velg.
2. Plaats de wielsleutel stevig op de wielbouten en draai elke bout eenhalve slag los.
De wielen zijn mogelijk beveiligd met wielborgbouten. Zet voor het
losdraaien van deze specifieke
bouten eerst de adapter voor de
wielborgbouten op de boutkop
voordat u de wielsleutel erop zet.
De adapter ligt in het handschoe‐
nenkastje.