koplamp OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: CORSA F, Model: OPEL CORSA F 2020Pages: 237, PDF Size: 20.49 MB
Page 9 of 237

Kort en bondig71Elektrische ruitbediening .......23
2 Buitenspiegels ......................20
3 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................... 99
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dim-/grootlicht .... 86
Parkeerlichten ....................... 87
Knoppen voor Driver
Information Center ................73
5 Cruisecontrol ...................... 124
Adaptieve cruisecontrol ......129
Snelheidsbegrenzer ............126
Verwarmd stuurwiel ..............55
6 Instrumenten ......................... 63
Driver Information Centre ...... 73
7 Bedieningselementen van
infotainment
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 56
9 Aan/Uit-knop ....................... 103
10 Centrale vergrendeling ........11
11 Middelste luchtroosters ........9912Bedieningselementen
voor display .......................... 75
13 Status-led alarmsysteem .....18
14 Info-Display .......................... 75
15 Alarmknipperlichten .............86
16 Handschoenenkastje ...........47
17 Verwarming en ventilatie .....92
18 USB-laadpoort .....................59
19 Elektrische aansluiting ..........59
20 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 143
Lane Keep Assist ................158
Stop/Start-systeem .............106
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 122
21 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................118
Automatische
versnellingsbak ..................114
22 Handbediende handrem ....119
Elektrische handrem ..........119
23 Contactslot .......................... 10224Stuurwiel verstellen ..............55
25 Claxon .................................. 56
26 Zekeringhouder ..................182
27 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 169
28 Lichtschakelaar ....................81
Koplampverstelling ............... 83
Mistlampen /
mistachterlichten ..................87
Instrumentenverlichting ........88
Page 56 of 237

54Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................55
Stuurwielverstelling ...................55
Stuurbedieningsknoppen ...........55
Verwarmd stuurwiel ...................55
Claxon ....................................... 56
Wis- en wasinstallatie voorruit ...56
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 58
Buitentemperatuur .....................58
Klok ........................................... 59
Elektrische aansluitingen ...........59
Inductief opladen .......................60
Aansteker .................................. 61
Asbakken ................................... 61
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................62
Instrumentengroep ....................62
Snelheidsmeter ......................... 63
Kilometerteller ........................... 63
Dagteller .................................... 63
Toerenteller ............................... 64
Brandstofmeter .......................... 64
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 64Peilsensor motorolie..................65
Service-display .......................... 65
Controlelampen ......................... 66
Richtingaanwijzers ....................66
Gordelverklikker ........................66
Airbag en gordelspanners .........67
Airbag-deactivering ...................67
Laadsysteem ............................. 67
Storingsindicatielamp ................68
Service-indicatie ........................68
Schakel motor uit .......................68
Systeemcontrole ........................68
Rem- en koppelingssysteem .....68
Handrem .................................... 68
Elektrische handrem ..................69
Elektrische handrem defect .......69
Automatische bediening van elektrische handrem uit ............69
Antiblokkeersysteem (ABS) .......69
Schakelen .................................. 69
Lane keep assist .......................69
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....70
Koelvloeistoftemperatuur ...........70
Voorverwarming ........................70
Uitlaatfilter ................................. 70
AdBlue ....................................... 71
Drukverliesdetectiesysteem ......71
Motoroliedruk ............................. 71
Te laag brandstofpeil .................71Autostop.................................... 71
Rijverlichting .............................. 72
Dimlicht ...................................... 72
Groot licht .................................. 72
Grootlichtassistentie ..................72
LED-koplampen .........................72
Mistlampen voor ........................72
Mistachterlicht ........................... 72
Regensensor ............................. 72
Actief noodstopsysteem ............72
Portier open ............................... 73
Displays ....................................... 73
Driver Information Center ..........73
Info-Display ............................... 75
Boordinformatie ........................... 76
Geluidssignalen .........................77
Persoonlijke instellingen ..............78
Telematicaservices ......................79
Opel Connect ............................ 79
Page 74 of 237

72Instrumenten en bedieningsorganenBrandt groenDe motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐
tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 106.
Rijverlichting
F brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 81.
Dimlicht
D brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Groot licht
A brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld groot licht of
bij lichtsignaal 3 82.Grootlichtassistentie
B brandt groen.
De grootlichtassistentie is geacti‐
veerd 3 84.
LED-koplampen
C licht op en er verschijnt een
waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Mistlampen voor
G brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 87.
Mistachterlicht
H brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 87.
Regensensor y brandt groen.Brandt bij inschakeling van de regen‐
sensorstand van de ruitenwisserhen‐
del.
Voorruitenwissers en -sproeiers
3 56.
Actief noodstopsysteem m brandt of knippert geel.
Brandt Het systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Controleer de reden van deactivering 3 136 en roep bij een systeemfout de
hulp van een werkplaats in.
Let op
m brandt ook als de veiligheidsgor‐
del van de inzittenden voorin niet zijn
omgedaan. In dat geval werkt de
actieve noodrem niet.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Page 83 of 237

Verlichting81VerlichtingRijverlichting................................ 81
Lichtschakelaar ......................... 81
Automatische verlichting ...........82
Grootlicht ................................... 82
Grootlichtassistentie ..................82
Lichtsignaal ............................... 83
Koplampverstelling ....................83
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 84
Dagrijlicht ................................... 84
LED-koplampen .........................84
Alarmknipperlichten ...................86
Richtingaanwijzers ....................86
Mistlampen voor ........................87
Mistachterlicht ........................... 87
Parkeerlichten ........................... 87
Achteruitrijlichten .......................88
Beslagen lampglazen ................88
Binnenverlichting .........................88
Regelbare instrumentenverlichting ...........88
Leeslampen ............................... 89
Verlichting zonneklep ................89
Verlichtingsfuncties ......................89
Instapverlichting ........................89Uitstapverlichting .......................89
Autozoekverlichting ...................89
Wegverlichting ........................... 90
Ontlaadbeveiliging accu ............90Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 72.
Page 84 of 237

82VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht / groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 84.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel wordende koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtErtegen duwen om van dimlicht op
grootlicht over te schakelen.
Nogmaals duwen om het grootlicht uit
te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 84.
Grootlichtassistentie Deze functie schakelt het grootlicht in
bij het rijden in een donkere omgeving en een rijsnelheid van meer dan45 km/u.
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. Elk led-lampje
aan de rechter- of linkerkant kan
afhankelijk van de verkeerssituatie
worden in- of uitgeschakeld. Het
systeem schakelt over van dimlicht op grootlicht en vice versa om verblin‐
ding te voorkomen. De grootlichtas‐
sistentie blijft geactiveerd en schakelt het groot licht aan en uit afhankelijk
van de situatie. De laatste instelling
van de grootlichtassistentie blijft
gehandhaafd wanneer het contact weer wordt ingeschakeld.
Page 85 of 237

Verlichting83Inschakelen
U kunt het systeem inschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid hoger
dan 45 km/h. Het groot licht wordt
uitgeschakeld bij een snelheid lager
dan 35 km/h, maar de grootlichtassis‐
tentie blijft geactiveerd.
Het groene controlelampje B
brandt ononderbroken wanneer de
grootlichtassistentie actief is; het
blauwe A brandt bij ingeschakeld
groot licht.
Controlelampje B 3 72, A 3 72.
Als u een keer tegen de linkerrich‐ tingaanwijzerhendel duwt, wordt het
grootlicht handmatig en zonder groot‐
lichtassistentie ingeschakeld.
De grootlichtassistentie schakelt
automatisch op dimlicht over
wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Camera detecteert dichte mist.● Het mistachterlicht is ingescha‐ keld.
● Tegemoetkomende voertuigen worden waargenomen door de
camera.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Uitschakelen
U kunt het systeem uitschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
LichtsignaalEraan trekken om het knippersignaal
te activeren.
Koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in X de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Page 86 of 237

84VerlichtingKoplampinstelling in hetbuitenland
Bij ritten in landen waar het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt
hoeven de koplampen niet te worden
afgesteld.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
Automatische verlichting 3 82.
LED-koplampen
Het matrix-led-koplampensysteem
omvat twee koplampen met verschil‐
lende led's, waarmee de functies van het adaptieve rijlicht kunnen worden
aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek ende rijsituatie. De auto past de koplam‐ pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
De functies van het adaptieve rijlicht en de matrix-led-koplampen kunnen vanuit het menu Persoonlijke instel‐
lingen worden gedeactiveerd en
geactiveerd.
Persoonlijke instellingen 3 78.
Info-Display 3 75.
De verblindingsvrije grootlichtfunctie
van de matrix-led-koplampen is
alleen beschikbaar met de lichtscha‐
kelaar in de stand AUTO.
Verlichting landelijke gebieden
Deze wordt automatisch geactiveerd
bij een snelheid boven 50 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt aangepast.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot ca. 50 km/u. De licht‐
verspreiding is breed en symme‐
trisch.
Bochtlicht
Geactiveerd bij snelheden tot 40 km/
h tijdens het afslaan. De verlichting bestaat uit speciale led-lampen die in de rijrichting schijnen. De led-lampen
Page 87 of 237

Verlichting85worden geactiveerd afhankelijk van
de stuurhoek of de activering van de
richtingaanwijzers.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoek en de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd bij snelheden van 40 km/h tot
70 km/h.
Verblindingsvrij grootlicht
9 Waarschuwing
Het verblindingsvrije grootlicht
verblindt mogelijk andere wegge‐ bruikers bij het rijden in landen
waar het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, bijv.
wanneer de auto is ontworpen
voor linksrijdend verkeer en deze
in een land met rechtsrijdend
verkeer rijdt.
Schakel het verblindingsvrije
grootlicht in bovengenoemde situ‐ aties uit!
Het systeem zorgt voor verblindings‐
vrij grootlicht bij het rijden in een
donkere omgeving.
Elke led-lamp aan de rechter- of
linkerkant kan afhankelijk van de verkeerssituatie worden in- of uitge‐
schakeld. Dit geeft de beste lichtver‐
deling zonder dat andere weggebrui‐
kers worden verblind.
Verblindingsvrij grootlicht wordt auto‐ matisch ingeschakeld bij een snel‐
heid boven 50 km/u. Het wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
35 km/u, maar het systeem blijft
actief.
Snelwegmodus
Gaat automatisch werken bij een
snelheid hoger dan 105 km/h. De
verlichting wordt aangepast aan de
hogere snelheid op snelwegen. Als er geen tegenliggers zijn, wordt het zicht
aan de kant van de eigen auto
vergroot. Wanneer u achter andere
auto's aanrijdt of ze inhaalt, hebben
de bestuurders ervan minder last van verblinding.
Storing in led-koplampsysteem Wanneer het systeem een storing in
het led-koplichtsysteem opmerkt,
selecteert het een voorkeuze-instel‐
ling om te voorkomen dat tegenlig‐
gers worden verblind. Er komt een
waarschuwing in het Driver Informa‐
tion Center.
Page 89 of 237

Verlichting87Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen H indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van het mistachter‐
licht worden de koplampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker is aangesloten op het contact, bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. De hendel volledig omhoog (parkeerlichten rechts) of omlaag
zetten (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Page 90 of 237

88VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel F en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐ pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
;:automatisch in- en
uitschakelendruk op §:aandruk op 2:uit