OPEL INSIGNIA 2015.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2015.5Pages: 149, PDF Size: 2.68 MB
Page 131 of 149

CD-speler131
■ Berg CD’s onmiddellijk na het uit‐nemen uit de audiospeler op in de
betreffende hoes om ze tegen be‐
schadiging en vuil te beschermen.
■ Vuil en vloeistof op de cd's kunnen de lens van de audiospeler binnen
in het apparaat vies maken en sto‐
ringen veroorzaken.
■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐
rect zonlicht.
■ De volgende beperkingen zijn van toepassing op gegevens die op een
mp3/wma-cd zijn opgeslagen:
Maximaal aantal bestanden/songs:
800
Nestbare folders: 8
Wma-bestanden met Digital Rights Management (DRM) van online-
muziekwinkels kunnen niet worden afgespeeld.
WMA-bestanden kunnen alleen
goed worden afgespeeld als deze
met Windows Media Player mini‐
maal versie 9 zijn aangemaakt.
Toepasbare afspeellijst-exten‐
sies: .m3u, .plsDe afspeellijstitems moeten als re‐
latieve paden zijn opgemaakt.
■ In dit hoofdstuk wordt alleen het af‐
spelen van mp3-bestanden behan‐
deld, omdat de werking voor mp3-
en wma-bestanden hetzelfde is.
Wanneer een cd met wma-bestan‐
den wordt geplaatst, worden mp3-
gerelateerde menu's weergege‐
ven.
Gebruik
Cd afspelen starten Duw een audio- of mp3-cd met de be‐ schreven kant naar boven zo ver in de
cd-sleuf dat deze naar binnen wordt
getrokken.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
cd-functie te activeren.
Een CD verwijderen
Druk op R. De cd wordt uit de cd-sleuf
geworpen.
Als de CD na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt deze na enkele se‐
conden weer naar binnen getrokken.
FunctietoetsenCd afspelen pauzeren
Selecteer de schermtoets / om het
afspelen te pauzeren.
Selecteer 6 om het afspelen te her‐
vatten.
Page 132 of 149

132CD-speler
Naar het vorige of volgende nummer
gaan
Druk op d of c om het vorige of vol‐
gende nummer af te spelen.
U kunt ook aan MENU draaien om
naar het vorige of volgende nummer
te gaan.
Snel vooruit of achteruit spoelen
Houd d of c ingedrukt om snel voor-
of achteruit te spoelen.
Afspeelvolgorde
Selecteer 9 om de nummers op een
cd in willekeurige volgorde af te spe‐
len.
Let op
Is de shuffle-functie geactiveerd,
dan is 9 rood gemarkeerd.
Selecteer 9 opnieuw om de shuffle-
functie te deactiveren.
Titellijst Druk op MENU om het cd-menu weer
te geven en selecteer vervolgens In
cd-media bladeren .
De titellijst verschijnt.Let op
Het nummer dat op dit moment
wordt afgespeeld wordt gemar‐
keerd.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste titel.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van zoeken in mp3 cd's 3 135.
Page 133 of 149

Externe apparaten133Externe apparatenAlgemene informatie..................133
Audio afspelen ........................... 135Algemene informatie
Onder het armsteun in de midden‐
console bevinden zich een AUX- en
USB-poort en een SD-kaartsleuf voor het aansluiten van externe appara‐
tuur. Een gedetailleerde beschrijving
over het openen van de armsteun
vindt u in de Gebruikershandleiding.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-ingang
U kunt bijvoorbeeld een iPod, smart‐ phone of een ander randapparaat op
de AUX-ingang aansluiten.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume en de geluidsinstellingen
kunnen via het Infotainmentsysteem
worden aangepast. Alle andere be‐
dieningsfuncties werken via het rand‐
apparaat.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen Gebruik de volgende kabel om het
randapparaat op de AUX-ingang van
het Infotainmentsysteem aan te slui‐
ten:
3-polig voor audiobron.
Ontkoppel het AUX-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het AUX-apparaat te verwijderen.
Audiofunctie AUX
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op externe apparatuur
afspelen, bv. op een iPod of Smart‐
phone.
Page 134 of 149

134Externe apparaten
USB-poort
Op de USB-poort kunt u een MP3- speler, USB-opslagstation, iPod of smartphone aansluiten.
Na het aansluiten op de USB-poort werken de bovenvermelde apparaten via de knoppen en menu's van het In‐ fotainmentsysteem.
Let op
Niet alle modellen mp3-spelers,
USB-drives, iPods of smartphones
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat of IPod aan
op de USB-poort. Gebruik voor de
iPod de juiste aansluitkabel. De mu‐
ziekfunctie start automatisch.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat of een iPod ver‐
schijnt er een bijbehorende foutmel‐ ding en schakelt het Infotainment‐
systeem automatisch terug naar de
vorige functie.Ontkoppel het USB-apparaat of de
IPod door een andere functie te se‐
lecteren en daarna het USB-opslag‐
medium te verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Audiofunctie USB
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op USB-opslagmedia
of iPod/iPhone-producten afspelen.
SD-kaart
U kunt een SD-kaart in de SD-kaart‐
sleuf plaatsen.
Na het plaatsen van de SD-kaart,
werken de diverse functies via de
knoppen en menu's van het Infotain‐
mentsysteem.
Let op
Het Infotainmentsysteem onder‐
steunt niet alle SD-kaarttypen.
Plaatsen/verwijderen van een
SD-kaartVoorzichtig
Probeer nooit een gescheurde,
vervormde of met plakband gere‐
pareerde SD Card te gebruiken.
Als u dat toch doet, kan de appa‐
ratuur beschadigd raken.
Plaats de SD-kaart in de sleuf zoals
onderstaand is weergegeven. De mu‐
ziekfunctie start automatisch.
Page 135 of 149

Externe apparaten135
Let op
Na het verbinden van een niet-lees‐
bare SD-kaart verschijnt er een fout‐
melding en schakelt het Infotain‐
mentsysteem automatisch terug
naar de vorige functie.
Activeer eerst een andere functie om
de SD-kaart te verwijderen. Duw de
SD-kaart vervolgens voorzichtig die‐
per in de sleuf. De SD-kaart wordt uit
de sleuf geduwd en kan worden ver‐
wijderd.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het af‐
spelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Audiofunctie SD
Het Infotainmentsysteem kan op de
SD-kaart opgeslagen muziekbestan‐ den afspelen.
Bluetooth
Bluetooth-compatibele audiobronnen(bijv. mobiele telefoons voor muziek,
mp3-spelers met Bluetooth enz.) die
de Bluetooth-muziekprofielen A2DP
en AVRCP ondersteunen, werken
draadloos op het Infotainmentsys‐
teem.
Een apparaat aansluiten
Vind een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 138.
Audiofunctie Bluetooth
Het Infotainmentsysteem kan mu‐
ziekbestanden op Bluetooth-appara‐
tuur zoals een iPod of Smartphone
afspelen.
Bestandsindelingen
Er wordt alleen apparatuur onder‐
steund die volgens FAT32, NTFS of
HFS+ zijn geformatteerd.
Let op
Sommige bestanden worden wel‐
licht niet goed afgespeeld. Dit kan
worden veroorzaakt door een ander
opnameformaat of de staat van het
bestand.Bestanden van online-winkels met digitaal rechtenbeheer (DRM) kun‐nen niet worden afgespeeld.
Het Infotainmentsysteem kan de vol‐ gende audiobestanden op externe
apparaten afspelen/weergeven.
Audiobestanden
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn .mp3, .wma, .aac en .aif.
Bij het afspelen van een bestand met ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Audio afspelen
Afspelen starten Aansluiten van het apparaat 3 133.
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
gewenste mediabron te selecteren.
Voorbeeld: hoofdmenu USB.
Page 136 of 149

136Externe apparaten
FunctietoetsenLet op
Tijdens het afspelen via AUX zijn de functietoetsen niet beschikbaar.
Afspelen pauzeren
Selecteer / om het afspelen te pau‐
zeren.
Selecteer 6 om het afspelen te her‐
vatten.
Naar het vorige of volgende bestand
gaan
Druk op d of c om het vorige of vol‐
gende nummer af te spelen.
U kunt ook aan MENU draaien om
naar het vorige of volgende nummer
te gaan.
Snel vooruit of achteruit spoelen Houd d of c ingedrukt om snel voor-
of achteruit te spoelen.
Afspeelvolgorde
Selecteer 9 om de nummers in wil‐
lekeurige volgorde af te spelen.
Let op
Bij het afspelen van USB, SD of
iPod, is de shuffle-functie afhankelijk van de gekozen filtermodus voor het
afspelen van muzieknummers, bv.
album, artiest, genre.
Selecteer 9 opnieuw om de shuffle-
functie te deactiveren.
Let op
Is de shuffle-functie geactiveerd,
dan is 9 rood gemarkeerd.
Zoekfunctie Let op
De zoekfunctie is niet beschikbaar voor AUX- en Bluetooth mediabron‐
nen.Mappen
(alleen beschikbaar als het apparaat
een folderstructuur heeft)
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Map overzicht . De folderstruc‐
tuur op het betreffende apparaat
wordt weergegeven.
Navigeer zo nodig door de folder‐
structuur en kies het gewenste num‐
mer.
Media-categorieën
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Zoek. Er verschijnt een lijst met
verschillende zoekcategorieën, bv.
Afspeellijsten , Artiesten of Albums .
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste titel.
Navigeer zo nodig door de subcate‐
gorieën en kies het gewenste num‐
mer.
Page 137 of 149

Telefoon137TelefoonAlgemene aanwijzingen.............137
Bluetooth-verbinding ..................138
Noodoproep ............................... 140
Bediening ................................... 141
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................144Algemene aanwijzingen
De telefoonportal biedt u de mogelijk‐ heid om via een microfoon en de luid‐
sprekers van de auto telefoonge‐
sprekken te voeren en met het info‐
tainmentsysteem van de auto de be‐
langrijkste functies van de mobiele te‐
lefoon te bedienen. Om het telefoon‐
portaal te kunnen gebruiken, moet de mobiele telefoon via Bluetooth met
het Infotainmentsysteem verbonden
zijn.
Niet alle functies van de telefoon wor‐ den door elke mobiele telefoon on‐
dersteund. Welke telefoonfuncties
bruikbaar zijn, hangt af van de des‐
betreffende mobiele telefoon en van
de netwerkprovider. Verdere informa‐
tie hierover vindt u in de gebruikers‐
handleiding van uw mobiele telefoon.
U kunt hierover ook informatie vragen bij uw netwerkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn er
veiligheidsvoorschriften en richtlij‐
nen opgesteld. Alvorens gebruik
te maken van de telefoonfunctie
dient u op de hoogte te zijn van de desbetreffende richtlijnen.
9 Waarschuwing
Het gebruik van de telefoon in
handsfree-modus tijdens het rij‐
den kan gevaarlijk zijn doordat uw concentratie afneemt tijdens het
telefoneren. Parkeer uw auto
Page 138 of 149

138Telefoonvoordat u de telefoon in hands‐free-modus gebruikt. Volg de be‐
palingen van het land waarin u
zich bevindt.
Volg de voorschriften die in som‐
mige gebieden gelden op en zet
uw mobiele telefoon uit als mobiel
telefoneren verboden is, als de
mobiele telefoon interferentie ver‐
oorzaakt of als er zich gevaarlijke
situaties kunnen voordoen.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerddoor de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op
http://www.bluetooth.com.
Bluetooth-verbinding Bluetooth is een radiografische norm
voor het draadloos verbinden van
bijv. mobiele telefoons, iPod/iPhone-
modellen of andere apparaten.
Voor het maken van een Bluetooth-
verbinding met het Infotainmentsys‐
teem moet de Bluetooth-functie van
het Bluetooth-apparaat geactiveerd
zijn. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van
het Bluetooth-apparaat.
Via het Bluetooth-instellingenmenu
worden koppelingen (uitwisselen van
pincodes tussen Bluetooth-apparaat
en Infotainmentsysteem) tot stand
gebracht en de Bluetooth-apparatuur
met het Infotainmentsysteem verbon‐
den.
Bluetooth-instellingenmenu Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het betref‐
fende submenu weer te geven.
Een apparaat koppelen
Opmerkingen ■ Aan het systeem kunnen maximaal
vijf apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐ paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐ paraten wordt gewist. Als het appa‐
raat eerder verbonden was, brengt
het Infotainmentsysteem de verbin‐
ding automatisch tot stand.
■ Bij werken via Bluetooth wordt de accu van het apparaat aanzienlijk
belast. Laat het apparaat daarom
via een stopcontact opladen.
Koppelen via de toepassing
instellingen
1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaat koppelen of
Apparaatbeheer om de appara‐
tuurlijst weer te geven en selec‐
teer vervolgens KOPP;.
3. Op het Infotainmentsysteem ver‐ schijnt er een melding met de
naam en de pincode van het Info‐
tainmentsysteem.
Page 139 of 149

Telefoon139
4. Activeer het zoekproces in het tekoppelen Bluetooth-apparaat.
5. Koppeling bevestigen: ◆Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Vergelijk de pincode (indien
vereist) en bevestig de meldin‐
gen op het Infotainmentsys‐
teem en het Bluetooth-appa‐
raat.
◆ Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Voer de pincode van het Info‐
tainmentsysteem op het Blue‐
tooth-apparaat in en bevestig
uw invoer.
6. Het Infotainmentsysteem en het apparaat zijn gekoppeld.
7. Indien aanwezig op het Bluetooth-
apparaat, worden het telefoon‐
boek en de bellijsten naar het In‐
fotainmentsysteem gedownload.
Bevestig indien nodig de melding
op uw smartphone.
Let op
Voor het lezen van de contacten
door het Infotainmentsysteem moe‐ten deze zijn opgeslagen in het tele‐
foongeheugen van de mobiele tele‐
foon.
Wordt deze functie niet door het
Bluetooth-apparaat ondersteund,
dan verschijnt er een bijbehorend
bericht op het Infotainmentsys‐
teem.
8. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijst opnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de Telefoon-toepassing 1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram TEL.. Het hoofd‐
menu van de telefoon verschijnt.
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te ge‐
ven.
3. Selecteer KOPP;.4. Ga verder met stap 3 van "Kop‐
pelen via de toepassing instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt het telefoon‐
menu weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Koppelen via de toepassing Audio Let op
Het Bluetooth audiohoofdmenu is al‐
leen beschikbaar als er al een Blue‐ tooth-muziekapparaat aan het Info‐
tainmentsysteem is gekoppeld.
1. Druk herhaaldelijk op MEDIA om
het Bluetooth-muziekhoofdmenu
weer te geven en druk vervolgens
op MENU .
2. Selecteer Bluetooth-apparaten
om de apparaatlijst weer te ge‐ ven.
3. Selecteer voor het koppelen van een nieuw apparaat KOPP;.
Page 140 of 149

140Telefoon
4. Ga verder met stap 3 van "Kop‐pelen via de toepassing instellin‐
gen" (zie bovenstaand).
5. Als het koppelen van het apparaat
voltooid is, wordt de apparatenlijstopnieuw weergegeven.
Let op
Bij problemen met de Bluetooth-ver‐ binding verschijnt er een storings‐
melding op het scherm van het Info‐
tainmentsysteem.
Een gekoppeld apparaat
verbinden
1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt verbinden en selecteer
vervolgens VERB.. Er verschijnt
een melding die u moet beant‐
woorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
is verbonden en wordt getoond in
het Verbonden -veld van de appa‐
raatlijst.
Een apparaat loskoppelen 1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt loskoppelen en selec‐
teer vervolgens Ophangen. Er
verschijnt een melding die u moet beantwoorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
is ontkoppeld en wordt getoond in het Niet verbonden -veld van de
apparaatlijst.Een apparaat wissen
1. Druk ; en selecteer vervolgens
het pictogram INSTELL..
Selecteer Bluetooth om het be‐
treffende submenu weer te ge‐
ven.
2. Selecteer Apparaatbeheer om de
apparaatlijst weer te geven.
3. Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt wissen en selecteer ver‐volgens WISSEN . Er verschijnt
een melding die u moet beant‐
woorden.
4. Bevestig het bericht. Het apparaat
wordt uit de lijst verwijderd.
Noodoproep9 Waarschuwing
Het tot stand brengen van de ver‐
binding kan niet onder alle om‐
standigheden worden gegaran‐
deerd. Daarom is het belangrijk