OPEL INSIGNIA BREAK 2017.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.75, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2017.75Pages: 333, PDF Size: 9.11 MB
Page 31 of 333
Sleutels, portieren en ruiten29Bediening met de elektronische
sleutel
Druk tweemaal op X om de achter‐
klep te openen of te sluiten. Om onbe‐
doeld openen van de achterklep te
voorkomen, moet X langer worden
ingedrukt dan bij het vergrendelen of
ontgrendelen.
Handsfree bediening met behulp van
de bewegingssensor onder de
achterbumper
Beweeg uw voet heen en weer onder
de achterklep, onder het gedeelte
waar het hologram op de grond wordt
geprojecteerd. Houd uw voet niet
langer onder de bumper en beweeg
niet te langzaam. De elektronische
sleutel moet zich buiten de auto
bevinden, binnen ongeveer
één meter van de achterklep.
Wanneer het systeem een voetbewe‐ ging detecteert, activeert het systeemna korte tijd de achterklep.
9 Gevaar
Raak tijdens de handsfree bedie‐
ning geen voertuigonderdelen
onder de auto aan. Er bestaat dan gevaar voor verwonding vanwege
hete motoronderdelen.
Bediening met de tiptoets onder de
sierlijst van de achterklep
Om de achterklep te openen, drukt u
op de tiptoets onder de achterkleplijst
totdat de achterklep begint te bewe‐
gen. Als de auto is afgesloten, moet
Page 32 of 333
30Sleutels, portieren en ruitende elektronische sleutel zich buiten
de auto bevinden, binnen ongeveer
één meter van de achterklep.
Om de klep te sluiten, drukt u op
C in de geopende achterklep totdat
de achterklep begint te bewegen.
Bediening met de schakelaar aan de
binnenzijde van het
bestuurdersportier
Druk op C aan de binnenzijde van
het bestuurdersportier totdat de
achterklep begint te openen of te slui‐ ten.
Stoppen of van richting veranderen
Beweging van de achterklep onmid‐
dellijk stoppen:
● druk eenmaal op X van de elek‐
tronische sleutel, of
● druk op de tiptoets onder de sier‐
lijst van de achterklep, of:
● druk op C op de geopende
achterklep, of
● druk op C aan de binnenzijde
van het bestuurdersportier.
De bewegingsrichting wordt omge‐
draaid als u nogmaals op een van de
schakelaars drukt.
Gebruiksmodi
De elektrische achterklep heeft drie
gebruiksmodi die u met de schake‐
laar C in het bestuurdersportier
bedient. Draai aan de schakelaar om
de modus te veranderen:
Page 33 of 333
Sleutels, portieren en ruiten31
● Normale modus MAX: Elektri‐
sche achterklep opent tot maxi‐
male hoogte.
● Tussenmodus 3/4: Elektrische
achterklep opent tot een vermin‐
derde hoogte, die u kunt instel‐ len.
● Modus Off: Achterklep kan alleen
handmatig worden bediend.
Verminderde openingshoogte in
tussenmodus instellen
1. Draai de modusschakelaar naar 3/4 .
2. Open de elektrische achterklep met één van de schakelaars.
3. Stop de klep op de gewenstehoogte door één van de schake‐
laars in te drukken. Zet de stil‐
staande achterklep zo nodig met
de hand in de gewenste stand.
4. Houd de toets C aan de
binnenkant van de geopende
achterklep drie seconden inge‐
drukt.
Let op
De openingshoogte moet met de auto op de grond worden gepro‐ grammeerd.
U hoort een geluidssignaal en de rich‐ tingaanwijzers knipperen wanneer de
nieuwe instelling is opgeslagen. De
verlaagde hoogte kan alleen worden
ingesteld bij een openingshoek van
meer dan 30°.
Wanneer u het stelwiel in het bestuur‐ dersportier naar de tussenmodus
3/4 draait, zal de elektrische achter‐
klep opengaan tot aan de nieuw inge‐ stelde positie.
De achterklep kan alleen geopend
blijven als er een minimale hoogte is
overschreden (minimale openings‐
hoek van 30°). U kunt geen openings‐
hoogte programmeren die een lagere
hoogte oplevert.
Beveiligingsfunctie
Wanneer de elektrische achterklep
tijdens het openen of sluiten een
obstakel raakt, keert de klep automa‐ tisch een stukje om. Bij meerdere
obstakels tijdens één beweging wordt
de functie gedeactiveerd. In dat geval moet u de achterklep met de hand
openen of sluiten.
De elektrische achterklep heeft
beknellingssensoren langs de zijran‐
den. Herkennen deze sensoren een
obstakel tussen de achterklep en de
Page 34 of 333
32Sleutels, portieren en ruitencarrosserie, dan opent de achterklep
tot u deze weer activeert of handma‐
tig sluit.
De beveiligingsfunctie wordt kenbaar
gemaakt door een geluidssignaal.
Verwijder alle obstakels voordat u verdergaat met de elektrische bedie‐ning.
Als de auto in de fabriek is uitgerust
met een trekhaak en er een aanhan‐
ger elektrisch wordt aangesloten, kan
de elektrische achterklep uitsluitend
worden geopend met de tiptoetsscha‐ kelaar of gesloten met G in de
geopende achterklep. Zorg ervoor dat er geen obstakels in het bewegings‐
gebied staan.
Overbelasting
Als de elektrische achterklep
herhaald met korte tussenpozen
wordt bediend, wordt de functie enige
tijd uitgeschakeld. Beweeg de achter‐
klep handbediend naar de eindstand
om het systeem te resetten.Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Let op
De elektrische achterklep wordt
gedeactiveerd wanneer de accu
bijna ontladen is. In dit geval is het
mogelijk dat de achterklep zelfs niet
met de hand kan worden bediend.
Let op
Wanneer de elektrische achterklep
niet werkt en alle portieren ontgren‐ deld zijn, kunt u de achterklep alleen
met de hand bedienen. In dit geval
kost het aanzienlijk meer moeite om de achterklep met de hand te sluiten.
Let op
Bij lage buitentemperaturen gaat de
achterklep wellicht niet vanzelf
geheel open. Til de achterklep in dat
geval met de hand tot in de normale
eindstand.
Page 35 of 333
Sleutels, portieren en ruiten33Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐ liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Druk binnen vijf seconden twee keer
op e op de elektronische sleutel.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
● ontsteking
Inschakelen
Alle portieren moeten gesloten zijn en de elektronische sleutel of het elek‐
tronische sleutelsysteem mag niet in
de auto blijven. Anders kan het
systeem niet worden geactiveerd.
● werkt automatisch 30 seconden na het vergrendelen van de auto
door op de knop op een buiten‐
kruk te drukken.
● rechtstreeks door binnen vijf seconden twee keer kort op
e te drukken.
● met ingeschakelde passieve vergrendeling: werkt kort na
passieve vergrendeling.
Page 36 of 333
34Sleutels, portieren en ruitenLet op
Wijzigingen in het interieur, zoals het
aanbrengen van stoelhoezen en het
openen van de ruiten of het zonne‐
dak, zijn mogelijk van invloed op de
interieurbewaking.
Inschakelen zonder interieur- en
hellingshoekbewaking
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u dieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasone
tonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, de motorkap, de ruiten en het zonnedak.
2. Druk op o. De led in de knop
o brandt maximaal
tien minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt in het
Driver Information Center.
Status-LED
De status-LED is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:LED aan:test, inschakel‐
vertragingLED knippert snel:portieren,
achterklep of
motorkap niet
goed dicht,
eventuele
systeemstoring
Status nadat systeem is geactiveerd:
LED knippert lang‐
zaam:systeem is
geactiveerd
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Page 37 of 333
Sleutels, portieren en ruiten35Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto met
de knop op één van de buitenkrukken
wordt het diefstalalarmsysteem
gedeactiveerd.
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer één
meter van het desbetreffende portier
buiten de auto bevinden.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd door het bestuurdersportier te
ontgrendelen met de sleutel of met de
centrale vergrendelingsknop in het
interieur.
Alarm
Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het diefstalalarmsysteem kan
worden gedeactiveerd door c in te
drukken, op de schakelaar op de portierhandgreep te drukken (met
elektronisch sleutelsysteem) of door
het contact in te schakelen.
Een geactiveerd alarm dat niet door
de bestuurder werd onderbroken,
wordt weergegeven door de alarm‐
knipperlichten. Ze lichten bij het
ontgrendelen van de auto met de
elektronische sleutel driemaal kort achtereen op. Bovendien verschijnt
er na inschakeling van het contact
een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center.
Boordinformatie 3 127.
Als de accu van de auto moet worden losgekoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet u de alarmsi‐rene als volgt deactiveren: schakel
het contact in en uit en koppel de accu
van de auto binnen 15 seconden los.
Startbeveiliging
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Probeer het opnieuw met de zender
in de zenderhouder. Bediening op
auto's met elektronisch sleutelsys‐ teem bij storing 3 166.
Als de controlelamp d blijft knippe‐
ren, probeer de motor dan met de
reservesleutel te starten.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Page 38 of 333
36Sleutels, portieren en ruitenLet op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 33.
Controlelamp d 3 112.Buitenspiegels
Bolle vorm De bolle buitenspiegel aan de
bestuurderskant bevat een asferisch
deel en heeft een kleinere dode hoek.
Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoekdetectiesysteem 3 220.
Elektrische verstellingSelecteer de betreffende buitenspie‐
gel door op í voor de spiegel links of
ì voor de spiegel rechts te drukken.
De LED in de toets geeft de selectie
aan.
Beweeg daarna de knop om de spie‐
gel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Page 39 of 333
Sleutels, portieren en ruiten37Elektrisch inklappen
Druk op n. Beide buitenspiegels
klappen nu in.
Druk nogmaals op n om de buiten‐
spiegels weer in hun oorspronkelijke
stand te zetten.
Als u een elektrisch ingeklapte spie‐
gel met de hand uitklapt, wordt door
het indrukken van n alleen de andere
spiegel elektrisch uitgeklapt.
Inklapbare spiegels met
elektronische sleutel
Druk na het vergrendelen nogmaals
op e gedurende één seconde om de
spiegels in te klappen.
Druk na het ontgrendelen nogmaals
op c gedurende één seconde om de
spiegels uit te klappen.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 129.
De instellingen worden automatisch
opgeslagen voor de sleutel die wordt
gebruikt 3 21.
Verwarmde spiegels
Werkt door op b te drukken samen
met de achterruitverwarming. De LED in de toets licht op.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Page 40 of 333
38Sleutels, portieren en ruitenAutomatische dimfunctieVerblinding door achterliggers 's nachts wordt automatisch verminderd door de buitenspiegel aan bestuur‐
derskant te dimmen.Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.