OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.5, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019.5Pages: 335, PDF Size: 9.43 MB
Page 161 of 335

Klimaatregeling159Versie met
voorruitverwarming ,
Als de auto is uitgerust met voorruit‐
verwarming, wordt toets ON/OFF
vervangen door toets ,.
Het klimaatregelsysteem wordt dan uitgeschakeld met toets â. Inscha‐
kelen door op ( te drukken.
Basisinstellingen
De volgende instellingen zijn te wijzi‐
gen in het menu Persoonlijke instel‐
lingen op het Info-Display:
● regeling luchtdebiet in de auto‐ matische modus
● instellingen van automatische achterruitverwarming
● instellingen van automatische ontwaseming voorruit
● instellingen van automatische stoelverwarming
Persoonlijke instellingen 3 128.
Verwarmbare achterruit en buiten‐ spiegels b 3 42.
Voorruitverwarming , 3 42.
Verwarmde stoelen q 3 54.
Geventileerde stoelen r 3 54.Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller
opwarmt.
Page 162 of 335

160KlimaatregelingLuchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is,
moet er minimaal een luchtrooster
open staan.
Afbeelding toont middelste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont buitenste luchtroos‐
ters in instrumentenpaneel.
Afbeelding toont luchtroosters voor
passagier achterin.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Zwenk om het rooster te sluiten de
lamel opzij.9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Page 163 of 335

Klimaatregeling161Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit
moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Cabineluchtfilter
Vervang het filter regelmatig voor een optimale werking.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐ keld.
Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
● controle cabineluchtfilter
Page 164 of 335

162Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 163
Controle over de auto ..............163
Sturen ...................................... 163
Starten en bediening .................163
Nieuwe auto inrijden ................163
Aan/Uit-knop ............................ 164
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 165
Motor starten ........................... 165
Uitrol-brandstofafsluiter ...........167
Stop/Start-systeem ..................167
Parkeren .................................. 170
Uitlaatgassen ............................. 171
Uitlaatfilter ............................... 171
Katalysator .............................. 172
AdBlue ..................................... 172
Automatische versnellingsbak ...175
Versnellingsbakdisplay ............175
Schakelen ................................ 176
Handmatige modus .................177
Elektronische rijprogramma's ..178
Storing ..................................... 179
Stroomonderbreking ................179
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 180Rijsystemen............................... 181
All-wheel drive ......................... 181
Remmen .................................... 181
Antiblokkeersysteem ...............181
Parkeerrem .............................. 182
Remassistentie ........................184
Hellingrem ............................... 184
Rijregelsystemen .......................185
Traction Control .......................185
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 186
Interactief rijsysteem ...............187
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 189
Cruisecontrol ........................... 189
Snelheidsbegrenzer ................191
Adaptieve cruisecontrol ...........192
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 203
Indicatie afstand tot voorligger 206
Actieve noodrem .....................207
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 210
Parkeerhulp ............................. 213
Dodehoeksysteem ...................219
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 221
Panoramazichtsysteem ...........223
Achteruitkijkcamera .................225Waarschuwing kruisend verkeer
achter ..................................... 227
Verkeersbordherkenning .........229
Lane keep assist .....................233
Brandstof ................................... 236
Brandstof voor benzinemotoren .....................236
Brandstof voor dieselmotoren . 237
Tanken .................................... 238
Trekhaak .................................... 240
Algemene informatie ...............240
Rijgedrag en aanhangertips ....241
Aanhanger trekken ..................241
Aanhangerstabilisatie ..............244
Page 165 of 335

Rijden en bediening163Rijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar
voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 167.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐ pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 171.
Page 166 of 335

164Rijden en bedieningAan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het gele led-lampje in
de toets brandt. Het stuurslot wordt
losgezet en sommige elektrische
functies werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop zes secon‐
den ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. Het
groene led-lampje in de toets brandt,de dieselmotor gloeit voor. De contro‐ lelampjes branden en de meeste
elektrische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐
lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaal
met de schakelhendel in stand
P of N.
Motor starten 3 165.Contact uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐ stand aan.
Sommige functies blijven actief tot het
bestuurdersportier wordt geopend,
mits het contact van tevoren aan was.Motor noodgedwongen uitschakelen
tijdens het rijden
Druk meer dan 2 seconden lang op
Engine Start/Stop of druk binnen
5 seconden twee keer kort op deze
knop 3 165.
Stuurslot Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier open‐ staat.
Het het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Page 167 of 335

Rijden en bediening165Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Open de afdekking van de midden‐
console voor de schakelhendel. Leg
de elektronische sleutel overdwars
met de toetsen omhoog in het zender‐
vak naast de elektrische aansluiting,
zie de afbeelding.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld andere sleutels, transponder, tags,
munten enz., moet u uit het vak halen.
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak) en het
rempedaal en druk op
Engine Start/Stop . Laat de knop los
wanneer de motor start.
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit het zender‐
vak.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐ rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 21.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐
delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 24.Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen werken tot het bestuurders‐ portier is geopend of gedurende
10 minuten nadat het contact werd
uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Motor starten Auto's met Aan/Uit-knop
Page 168 of 335

166Rijden en bedieningHandgeschakelde versnellingsbak:koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de schakel‐
hendel op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk kort op Engine Start/Stop : een
automatische regeling bedient de
startmotor na een korte vertraging tot de motor draait, zie Automatische
startmotorregeling.
Druk kort op Engine Start/Stop om de
motor uit te schakelen, wanneer de
auto stilstaat. Automatische versnel‐
lingsbak: schakel de parkeerrem in
en schakel P in.
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 167.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 167.Motor noodgedwongen
uitschakelen tijdens het rijden
Als de motor onderweg in een nood‐
situatie moet worden uitgeschakeld,
drukt u langer dan 2 seconden op
Engine Start/Stop of drukt u binnen
5 seconden tweemaal kort op deze
knop.9 Gevaar
Het uitschakelen van de motor
tijdens het rijden kan het verlies
van vermogen voor de rem- of
stuurbekrachtiging veroorzaken.
Hulp- en airbagsystemen zijn
uitgeschakeld. De verlichting en
remlichten gaan uit. Schakel de
motor en het contact tijdens het
rijden alleen uit indien dat in een
noodgeval noodzakelijk is.
De auto starten bij lage
temperaturen
Het is mogelijk om de motor zonder
bijkomende verwarming te starten tot
-25 °C voor dieselmotoren en -30 °C
voor benzinemotoren. Motorolie met
de juiste viscositeit, de juiste brand‐
stof, uitgevoerd onderhoud en een
voldoende opgeladen accu zijn
vereist. Bij temperaturen onder
-30 °C moet de automatische versnel‐ lingsbak gedurende ca. 5 minuten
worden verwarmd. De schakelhendel moet in stand P staan.
Automatische startmotorregeling
Deze functie regelt de startprocedure van de motor. De bestuurder hoeft
Engine Start/Stop niet ingedrukt te
houden. Het eenmaal actieve
systeem zal de motor automatisch
blijven ronddraaien tot deze start.
Vanwege de controleprocedure
begint de motor na een korte vertra‐
ging te lopen.
Page 169 of 335

Rijden en bediening167Mogelijke redenen voor het niet star‐
ten van de motor:
● Koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐
bak).
● Rempedaal niet ingetrapt of schakelhendel niet in P of N
(automatische versnellingsbak).
● Time-out opgetreden.
Opwarmen van de turbomotor Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral
wanneer de motortemperatuur koud
is. Deze beperking is er om het
smeersysteem de motor volledig te
laten beschermen.
Uitrol-brandstofafsluiter De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gaspedaal loslaat.
Afhankelijk van de omstandigheden wordt de uitrol-brandstofafsluiter
mogelijk uitgeschakeld.Stop/Start-systeem
Het Stop/Start-systeem helpt brand‐stof besparen en uitlaatemissies
beperken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de
motor uit vanaf het moment dat de
auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv. bij
een verkeerslicht of in een file. Het
contact blijft ingeschakeld.
Inschakelen
Het Stop/Start-systeem werkt vanaf
het moment dat de motor is gestart,
de auto is vertrokken en aan de
onderstaande voorwaarden is
voldaan.Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐ eel uit door op Ò te drukken. De
uitschakeling is te herkennen aan het
oplichten van het ledje in de knop.
Autostop
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Een Autostop kan worden geacti‐ veerd wanneer de auto stilstaat of
met lage snelheid (tot 14 km/u) rijdt.
Page 170 of 335

168Rijden en bedieningU activeert een conventionele Auto‐
stop als volgt:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in de neutrale stand.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Melding
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Na een herstart wordt het stationaire
toerental aangegeven.
Tijdens een Autostop blijven de
verwarming en remmen normaal
werken.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na
ritten met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is hoger dan -5 °C.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.● Vanaf de laatste herstart moeten
ongeveer 10 seconden verstre‐
ken zijn voor een nieuwe Auto‐
stop.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk. Het Stop/Start-systeem wordt
gedeactiveerd op hellingen van 12%
of meer.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop
verhinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor meer details 3 150.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 163.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar herstarten van
de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.